In deze zaak, die voor het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao is behandeld, hebben eisers, de kinderen van de overleden erflaatster, een vordering ingesteld tegen gedaagde, de kleindochter van de erflaatster. De eisers vorderen onder andere de ongeldigverklaring van een notariële akte van 30 oktober 2015, waarbij afstand is gedaan van rechten op een perceel huurgrond ten gunste van gedaagde. De eisers stellen dat deze afstand onder dwaling en bedrog tot stand is gekomen, omdat zij dachten dat de erflaatster de woning aan gedaagde zou verkopen. Gedaagde betwist dit en stelt dat zij de woning als schenking heeft ontvangen.
Het Gerecht heeft vastgesteld dat de eisers onvoldoende bewijs hebben geleverd voor hun stellingen van dwaling en bedrog. De volmachtverlening aan gedaagde is niet vernietigbaar op deze gronden, en de akte van 30 oktober 2015 blijft geldig. De eisers hebben ook een vordering ingesteld voor huurbetalingen, maar het Gerecht heeft geoordeeld dat er geen huurovereenkomst bestaat, en heeft deze vordering afgewezen. In reconventie heeft gedaagde vorderingen ingesteld, waaronder een verzoek om de zaak te verwijzen naar de Kamer van Toezicht op het notariaat, maar ook deze vorderingen zijn afgewezen. Het Gerecht heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.