ECLI:NL:OGEAC:2024:12

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
22 januari 2024
Publicatiedatum
31 januari 2024
Zaaknummer
CUR202300807
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot rekening en verantwoording van een spaarbankboekje tussen dochter en vader

In deze zaak heeft een dochter haar vader aangeklaagd met betrekking tot het saldo van een oud spaarbankboekje. De dochter, eiseres, vertegenwoordigd door mr. J.E. Lovert, vorderde rekening en verantwoording van het door haar vader, gedaagde, gevoerde beheer van de gezamenlijke spaarrekening. De vader, vertegenwoordigd door mr. O.E. Kostrzewski, verweerde zich met het beroep op verjaring. Het procesverloop omvatte een tussenvonnis van 2 oktober 2023, waarin de bank MCB werd verzocht om een mutatieoverzicht van de bankrekening over de periode van september 1985 tot maart 1988. MCB heeft echter aangegeven dat zij deze informatie niet meer heeft vanwege de wettelijke bewaarperiode en een verandering van het banksysteem in 1993.

De rechter oordeelde dat de dochter zich in juni 2015 redelijkerwijs moest realiseren dat de door haar beoogde pensioenvoorziening niet op de rekening stond, toen zij een cheque van NAf 14.000 van haar vader ontving. Vanaf dat moment had zij haar vader kunnen aanspreken en begon de verjaringstermijn van vijf jaar te lopen, zoals bepaald in de artikelen 3:307 en 3:310 BW. Aangezien de vorderingen niet tijdig zijn gestuit, zijn deze verjaard en moeten worden afgewezen. De rechter besloot dat, gezien de familierelatie, de proceskosten tussen partijen worden verrekend, zodat elke partij de eigen kosten draagt.

Het vonnis werd uitgesproken op 22 januari 2024 door mr. P.E. de Kort, rechter, en het gerecht wees de vordering af.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
Zaaknummers: CUR202300807
Vonnis van 22 januari 2024
in de zaak van
[EISERES],
wonende in Curaçao,
eiseres,
gemachtigde: mr. J.E. Lovert,
tegen
[GEDAAGDE],
wonende in Curaçao,
gedaagde,
gemachtigde: mr. O.E. Kostrzewski.
Partijen worden hierna [dochter] en [vader] genoemd.
1. Het procesverloop
1.1. Het procesverloop blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 2 oktober 2023 en de daarin genoemde processtukken en proceshandelingen;
  • de e-mail van MCB van 1 november 2023,
  • de mondelinge behandeling van 12 december 2023 en de bij die gelegenheid in het geding gebrachte productie van [dochter].
1.2. Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De beoordeling

2.1.
In het tussenvonnis van 2 oktober 2023 is MCB verzocht om een mutatieoverzicht van bankrekening […] over de periode september 1985 – maart 1988.
2.2.
Bij e-mail van 1 november 2023 heeft MCB bericht dat zij, gelet op de wettelijke bewaarperiode en de verandering van banksysteem in 1993, de gevraagde informatie niet meer heeft.
2.3.
Dat illustreert het probleem waarvoor een partij die na zo lange tijd in een procedure wordt betrokken, zich gesteld kan zien. Het beroep van [vader] in deze op verjaring is dan ook niet onredelijk.
2.4.
In juni 2015 kreeg [dochter] naar zij stelt onverwachts een cheque van NAf 14.000 van haar vader, die zei dat hij dat geld van de gezamenlijke spaarrekening had gehaald voor de aankoop van een truck en dat hij het haar bij deze teruggaf. Toen zij om het spaarbankboekje vroeg, kreeg zij naar zij stelt alleen de eerste pagina en de laatste, met daarop het eindsaldo NAf 101,42. Op de door [dochter] overgelegde kopieën zijn de mutaties zichtbaar van 1992 tot en met 2000. Dat was een moment – dus in juni 2015 - waarop [dochter] zich redelijkerwijs moest realiseren dat de door haar beoogde pensioenvoorziening bij lange na niet op de rekening stond. In elk geval vanaf dat moment had zij haar vader daarop kunnen aanspreken, door, zo nodig in rechte, rekening en verantwoording van het door hem gevoerde beheer, dan wel nakoming van de afspraken, dan wel schadevergoeding te vorderen. En in elk geval vanaf dat moment begon ook de verjaringstermijn voor deze vorderingen te lopen. Volgens de artikelen 3:307 en 3:310 BW is die termijn vijf jaar. Dit betekent dat de vorderingen, bij gebreke van stuiting binnen die termijn, zijn verjaard en daarom moeten worden afgewezen.
2.5.
Vanwege de familierelatie zullen de proceskosten tussen partijen worden verrekend, zo dat elke partij de eigen kosten draagt.

3.De beslissing

Het gerecht:
3.1.
wijst af het gevorderde;
3.2.
verrekent de proceskosten aldus dat elke partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.E. de Kort, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 22 januari 2024.