ECLI:NL:OGEAC:2023:96

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
28 maart 2023
Publicatiedatum
26 april 2023
Zaaknummer
CUR202300733
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van conservatoir beslag op woning in kort geding

In deze zaak vorderden eisers, [eiser 1] en [eiser 2], de opheffing van een door gedaagde, [gedaagde], gelegd conservatoir beslag op hun woning. Het beslag was gelegd naar aanleiding van een geschil over de nakoming van afspraken uit een leveringsakte van een woning die eisers aan gedaagde hadden verkocht. De mondelinge behandeling vond plaats op 24 maart 2023, waarbij beide partijen in persoon verschenen, bijgestaan door hun gemachtigden. Eisers stelden dat het beslag onterecht was gelegd, omdat zij gedaagde vervangende woonruimte hadden aangeboden en bereid waren zekerheid te stellen voor eventuele schade. Gedaagde betwistte dit en stelde dat eisers hun verplichtingen niet nakwamen, wat hem schade had berokkend.

De rechter oordeelde dat het belang van eisers bij opheffing van het beslag zwaarder woog dan het belang van gedaagde bij handhaving ervan. De rechter concludeerde dat het beslag op ondeugdelijke gronden was gelegd, aangezien eisers voldoende aannemelijk hadden gemaakt dat zij gedaagde vervangende woonruimte zouden bieden en dat het beslag onnodig was. De primaire vordering tot opheffing van het beslag werd toegewezen, en gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis werd uitgesproken op 28 maart 2023.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR202300733
Vonnis in kort geding d.d. 28 maart 2023
inzake

1.[Eiser 1],

2. [Eiser 2],
beide wonende in [woonplaats],
eisers,
gemachtigde: mr. B.M. Nagelmakers,
tegen
[Gedaagde],
wonende in [woonplaats],
gedaagde,
gemachtigde: mr. E.A. Knoppel.
Eisers worden hierna gezamenlijk [eisers] c.s. en ieder afzonderlijk [eiser 1] en [eiser 2] genoemd. Gedaagde wordt hierna [gedaagde] genoemd.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
- het inleidend verzoekschrift met producties, ingediend op 13 maart 2023.
1.2.
Uit het proces-verbaal van betekening van 15 maart 2023 van de deurwaarder volgt dat mr. E.A. Knoppel, gemachtigde van [gedaagde] in de beslagprocedure met zaaknummer CUR202300347, heeft geweigerd een afschrift van de betekening van het verzoekschrift in de onderhavige procedure in ontvangst te nemen. Als voor het beslag woonplaats is gekozen ten kantore van de advocaat, dan blijft dat gehandhaafd gedurende de gehele executie (artikel 710 lid 5 jo. 439 lid 3 Rv). Dat mr. Knoppel een afschrift van de betekening van het verzoekschrift geweigerd heeft, staat daarom niet aan de mondelinge behandeling in de weg.
1.3.
Per e-mail van 22 maart 2023 van de zijde van [eisers] c.s. zijn aanvullende producties overgelegd.
1.4.
Op 23 maart 2023 is van de zijde van [gedaagde] een e-mail met producties ingekomen.
1.5.
De mondelinge behandeling heeft op 24 maart 2023 plaatsgevonden, waarbij partijen in persoon zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigden. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling hebben partijen hun wederzijdse standpunten (nader) uiteengezet, mede aan de hand van pleitaantekeningen.
1.6.
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
Op 15 april 2022 hebben [eisers] c.s. van [gedaagde] de woning aan [adres 1] te [locatie] gekocht tegen een koopprijs van NAf 335.000 (de woning).
2.2.
De levering van de woning heeft op 18 oktober 2022 plaatsgevonden. In de leveringsakte staat, voor zover hier relevant, het volgende vermeld:
“(…)
Extra verklaringen van verkoper en koper
Artikel 7
Voorts verklaren de comparanten het volgende te zijn overeengekomen: verkoper krijg het recht maximaal twee (2) maanden per jaar kosteloos hetzij één (1) of twee (2) maanden in het voorjaar (de maanden januari, februari of maart) of één (1) of twee (2) maanden in het najaar (de maanden oktober, november of december) het verkochte als vakantiewoning te gebruiken dit in overleg met de eigenaar voor een periode gedurende drie (3) jaar na heden. Dit recht is niet deelbaar met derden. De kosten van Aqualectra (water en elektra) van de desbetreffende periodes zal rechtstreeks door verkoper aan de koper worden vergoed.
(…)”
2.3.
Per e-mail van 17 november 2022 [eiser 2] heeft namens [eisers] c.s. aan [gedaagde] bericht dat de woning te koop is gezet, maar dat ze de afspraken in de leveringsakte zullen nakomen, dat de woning in maart 2023 beschikbaar is voor [gedaagde] en dat [eisers] c.s. voor de perioden na april 2023 vergelijkbare woonruimte voor [gedaagde] zullen zoeken.
2.4.
In de periode van 18 november 2022 tot en met 22 maart 2023 hebben partijen gecorrespondeerd over het verblijf van [gedaagde] in de woning (in het voorjaar van 2023).
2.5. [
Gedaagde] heeft per e-mail van 17 januari 2023 aan [eisers] c.s. te kennen gegeven dat zij de verplichtingen uit de leveringsakte niet nakomen. [gedaagde] heeft aanspraak gemaakt op een schadevergoeding van in totaal USD 53.700.
2.6.
Per e-mail van 19 februari 2023 heeft [eiser 2] namens [eisers] c.s. aan [gedaagde] bericht dat zij voor de periode 1 maart – 31 maart 2023 voor [gedaagde] een vervangende woning [adres 2] hebben gehuurd en dat zij voor de resterende periode die vervangende woning, of de (eigen) woning [adres 1] van de nieuwe kopers voor [gedaagde] zullen huren, maar dat [gedaagde] dit ruim van te voren aan [eisers] c.s. moet doorgeven.
2.7.
Na verkregen verlof heeft [gedaagde] op 1 februari 2023 conservatoir beslag laten leggen op de woning van [eisers] c.s.
2.8.
Bij verzoekschrift, ingediend op 6 februari 2023, (met zaaknummer CUR202300347) heeft [gedaagde] [eisers] c.s. gedagvaard en gevorderd [eisers] c.s. hoofdelijk te veroordelen tot betaling van NAf 107.305, met hoofdelijke veroordeling in de proceskosten en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
2.9.
Per e-mail van 24 februari 2023 heeft de gemachtigde van [eisers] c.s. aan de gemachtigde van [gedaagde] onder meer aangeboden om vervangende woonruimte aan [gedaagde] ter beschikking te stellen, dan wel zekerheid te stellen ter opheffing van het beslag.
2.10.
De levering van de woning door [eisers] c.s. aan derden staat gepland op 30 maart 2023.

3.Het geschil

3.1. [
Eisers] c.s. vorderen bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
I. primair het beslag op te heffen;
II. subsidiair [gedaagde] te bevelen om het beslag binnen twee dagen na dit vonnis op te heffen, op straffe van een dwangsom van NAf 25.000 per dag of dagdeel dat het vonnis niet wordt uitgevoerd;
III. meer subsidiair het beslag te beperken tot NAf 16.640, en te bepalen dat het beslag dient te worden opgeheven tegen het stellen van zekerheid in de vorm van een bankgarantie van een lokale bank;
IV. gedaagde te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf vijf dagen na dit vonnis.
3.2. [
Eisers] c.s. leggen aan hun vorderingen het volgende ten grondslag. Primair dient het beslag opgeheven te worden. Het beslag is op ondeugdelijke gronden gelegd nu [eisers] c.s. [gedaagde] hebben aangeboden vervangende woonruimte te regelen en de kosten voor de huur van die woonruimte te betalen. Daarnaast is aangeboden zekerheid te stellen voor (uiteindelijk) een bedrag van NAf 20.000. Subsidiair dient [gedaagde] bevolen te worden het beslag zelf op te heffen, op straffe van een dwangsom. Meer subsidiair dient het beslag beperkt te worden tot NAf 16.640 ((4 x € 1.600) x 1,3), nu het beslag voor een veel te hoog bedrag is gelegd.
3.3. [
Gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van [eisers] c.s. in de proceskosten.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het spoedeisend belang volgt uit de stelling van [eisers] c.s. dat zij hun contractuele verplichting jegens de kopers van de woning om deze op de overeengekomen datum op te leveren niet kunnen nakomen omdat er door [gedaagde] conservatoir beslag op de woning is gelegd.
4.2.
Volgens artikel 705 lid 2 Rv dient het beslag te worden opgeheven indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht blijkt of van het onnodige van het beslag, of, zo het beslag is gelegd voor een geldvordering, indien voor die vordering voldoende zekerheid wordt gesteld. Dit brengt mee dat het in de eerste plaats op de weg ligt van degene die de opheffing vordert om met inachtneming van de beperkingen van de voorzieningenprocedure aannemelijk te maken dat de door de beslaglegger gepretendeerde vordering ondeugdelijk of onnodig is (HR 14 juni 1996, NJ 1997/481). Er zal evenwel beslist moeten worden aan de hand van wat door beide partijen naar voren is gebracht en summierlijk met bewijsmateriaal is onderbouwd. Die beoordeling kan niet geschieden los van de in een zodanig geval vereiste afweging van de wederzijdse belangen, waarbij dient te worden beoordeeld of het belang van de beslaglegger bij handhaving van het beslag op grond van de door deze naar voren gebrachte omstandigheden zwaarder dient te wegen dan het belang van de beslagene bij opheffing van het beslag. De Hoge Raad heeft hier aan toegevoegd dat een conservatoir beslag naar zijn aard ertoe strekt om te waarborgen dat, zo een vooralsnog niet vaststaande vordering in de bodemprocedure wordt toegewezen, verhaal mogelijk zal zijn, terwijl de beslaglegger bij afwijzing van de vordering zal kunnen worden aangesproken voor de door het beslag ontstane schade.
4.3.
In reactie op de stelling van [eisers] c.s. dat het beslag op ondeugdelijke gronden is gelegd en onnodig is, heeft [gedaagde] – samengevat – het volgende aangevoerd. [Eisers] c.s. komen de leveringsakte niet na nu [gedaagde] niet, zoals is overeengekomen, de komende drie jaar (gedurende twee maanden per jaar) in zijn eigen huis kan verblijven, met gebruik van zijn meubels en persoonlijke goederen. Door het handelen van [eisers] c.s. is het gemak en de vertrouwdheid van het gebruik van de woning voor [gedaagde] verdwenen. Volgens [gedaagde] hebben [eisers] c.s. hem willens en wetens bedrogen en vanaf aanvang de intentie gehad hem te benadelen. Zij hebben de woning (vanwege de afspraak dat [gedaagde] van de woning gebruik wilde blijven maken) voor een lager bedrag kunnen kopen, maar hebben nooit de bedoeling gehad om die afspraak na te komen, omdat ze de woning meteen voor een hogere prijs hebben doorverkocht. De schade die [gedaagde] door de handelwijze van [eisers] c.s. lijdt, is begroot op een totaalbedrag van NAf 235.407,86.
4.4.
In artikel 7 van de leveringsakte is bepaald dat [gedaagde] als verkoper het recht verkrijgt om maximaal twee maanden per jaar kosteloos in de woning te verblijven voor een periode van drie jaar (zie 2.2.). Niet gemotiveerd gesteld en gebleken is dat de overeenkomst ter zake van het gebruik van de woning verder reikt dan in de akte van levering is overeengekomen. Anders dan [gedaagde] aanvoert, volgt uit de leveringsakte niet dat het [eisers] c.s. niet is toegestaan de inboedel van de woning te veranderen en/of de woning door te verkopen aan derden. Voor zover [eisers] c.s. door de verkoop de woning niet zelf, zoals is overeengekomen, aan [gedaagde] ter beschikking kunnen stellen, hebben zij [gedaagde] aangeboden om de woning voor de resterende overeengekomen periode van de nieuwe kopers te huren in de voor hem gewenste periode, dan wel om vervangende (soortgelijke) woonruimte op hetzelfde resort voor [gedaagde] te huren. Ook hebben [eisers] c.s. aangeboden zekerheid te stellen voor de eventuele bijkomende schade (zie 2.9. en 2.10.). Gebleken is dat [gedaagde] op geen enkele wijze inhoudelijk heeft gereageerd op het herhaaldelijk aanbod van [eisers] c.s. ter zake ter beschikking stelling van (vervangende) woonruimte en zekerheidstelling. Nu het aanbod van [eisers] c.s. strekt tot nakoming van hetgeen bij akte van levering is overeengekomen en tot zekerheid van betaling voor eventueel bijkomende schade, is het beslag naar het oordeel van het gerecht volstrekt onnodig.
4.5.
Een afweging van betrokken belangen leidt niet tot een ander oordeel. [eisers] c.s. hebben de woning verkocht en moeten deze, ter voorkoming van het betalen van contractuele boetes, uiterlijk 30 maart 2023 leveren. Het belang van [gedaagde] bij handhaving van het beslag is om vooruitlopend op het vonnis in de bodemprocedure te waarborgen dat executie van dat vonnis mogelijk zal zijn. Mede gelet op hetgeen bij akte van levering is overeengekomen en op het aanbod van [eisers] c.s. ter zake ter beschikking stelling van (vervangende) woonruimte en zekerheidstelling, heeft [gedaagde] niet, dan wel onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zijn schade NAf 107.305 of zelfs NAf 235.407,86 bedraagt. Dat de overeenkomst ter zake gebruik van de woning verder zou reiken dan in de akte van levering is overeengekomen, [gedaagde] zich gelet op deze gestelde afspraken bedrogen voelt door [eisers] c.s. en volgens zijn stelling daarom allerlei kosten heeft moeten maken, is naar het oordeel van het gerecht onvoldoende gemotiveerd toegelicht. Het belang van [eisers] c.s. bij opheffing van het beslag weegt naar het oordeel van het gerecht onder deze omstandigheden dan ook zwaarder dan het belang van [gedaagde] bij behoud van het beslag.
4.6.
Op grond van het voorgaande hebben [eisers] c.s. voldoende aannemelijk gemaakt dat het door [gedaagde] gelegde beslag onnodig is. De primaire vordering tot opheffing van het beslag wordt daarom toegewezen.
4.7.
Omdat de primaire vordering wordt toegewezen, behoeven de subsidiaire en meer subsidiaire vorderingen geen bespreking.
4.8. [
gedaagde] zal als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van [eisers] c.s. tot op heden begroot op:
explootkosten NAf 409,96
griffierecht NAf 450,00
salaris gemachtigde
NAf 1.500,00 +
totaal: NAf 2.359,96.
4.9.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

Het gerecht:
rechtdoende in kort geding:
5.1.
heft op het op 1 februari 2023 door [gedaagde] gelegde conservatoir verhaalsbeslag op de woning van [eisers] c.s. aan [adres 1] te Curaçao;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eisers] c.s. tot op heden begroot op NAf 2.359,96, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de uitspraak van dit vonnis tot de dag van algehele voldoening;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M. Christiaan, rechter, bijgestaan door mr. M.M. Schalk, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 28 maart 2023.