ECLI:NL:OGEAC:2023:70

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
12 april 2023
Publicatiedatum
14 april 2023
Zaaknummer
CUR202200195
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Waarde onroerende zaak en onroerendezaakbelasting in geschil

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, is de waarde van een onroerende zaak in geschil. De belanghebbenden, die een woonhuis op erfpachtgrond bezitten, hebben bezwaar gemaakt tegen een aanslag onroerendezaakbelasting (OZB) die hen was opgelegd. De aanslag was oorspronkelijk vastgesteld op een waarde van NAf 210.000, maar na bezwaar door de Inspecteur verlaagd naar NAf 105.000. Tijdens de zitting hebben de belanghebbenden ingestemd met deze lagere waarde, omdat zij erkenden dat de waarde van de grond niet was meegenomen in de taxatie door hun taxateur, die de waarde op NAf 80.000 had vastgesteld. Het Gerecht heeft geoordeeld dat de waarde van de grond wel meegenomen moet worden bij de vaststelling van de OZB-waarde, conform de Landsverordening onroerendezaakbelasting 2014. De uitspraak van het Gerecht op 12 april 2023 verklaart het beroep ongegrond, omdat de belanghebbenden instemden met de door de Inspecteur vastgestelde waarde. Het Gerecht heeft geen aanleiding gezien om proceskosten of griffierecht te vergoeden.

Uitspraak

Uitspraak van 12 april 2023
BBZ nr. CUR202200195
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[Belanghebbende],domicilie kiezend te Curaçao,
belanghebbenden,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbenden is ter zake van de onroerende zaak [de onroerende zaak] (hierna: de onroerende zaak) op 5 oktober 2021 een aanslag onroerendezaakbelasting (hierna: OZB) voor het jaar 2019 opgelegd naar een belastbare waarde van NAf 210.000.
1.2
Belanghebbenden hebben op 12 november 2021 tegen de aanslag bezwaar gemaakt.
1.3
De Inspecteur heeft op 7 december 2021 bij uitspraak op bezwaar de aanslag verminderd naar een belastbare waarde van NAf 105.000.
1.4
Belanghebbenden hebben op 26 januari 2022 beroep ingesteld bij het Gerecht. Belanghebbenden hebben daarvoor een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 50.
1.5
Belanghebbenden hebben het beroep op 9 februari 2022 nader aangevuld.
1.6
De Inspecteur heeft op 21 maart 2023 een verweerschrift ingediend.
1.7
De zitting heeft plaatsgevonden op 30 maart 2023 te Willemstad. Namens belanghebbenden is verschenen [A]. Namens de Inspecteur zijn verschenen [B] en [C].

2.FEITEN

2.1
De onroerende zaak is een woonhuis staande op een perceel erfpachtgrond van 1.040 m2. Het betreft een leegstaand woonhuis, waarin vernielingen zijn aangericht en waarvan onder andere de ramen zijn gestolen.
2.2
Tot de gedingstukken behoort een door belanghebbenden ingebracht taxatierapport van taxateur [K]. De marktwaarde is in het taxatierapport vastgesteld op NAf 80.000. In het taxatierapport is de waarde van de grond niet meegenomen bij de waardebepaling.

3.GESCHIL

3.1
In geschil is of de Inspecteur de waarde per waardepeildatum 1 januari 2019 te hoog heeft vastgesteld. Belanghebbenden beantwoorden deze vraag bevestigend, de Inspecteur ontkennend.

4.OVERWEGINGEN

Waarde onroerende zaak

4.1
Ter zitting hebben belanghebbenden ingestemd met een waarde voor de onroerende zaak, zoals door de Inspecteur in de bezwaarfase vastgesteld, van NAf 105.000.
4.2
Reden daarvoor is dat vaststaat dat de waarde van de grond niet is meegenomen in de taxatie van de taxateur en dat belanghebbenden zich ter zitting hebben aangesloten bij het standpunt van de Inspecteur dat bij de vaststelling van de OZB-waarde de waarde van de grond wel meegenomen dient te worden.
4.3
Het Gerecht acht dit eensluidende standpunt van partijen juridisch juist. Dat de waarde van de grond meegenomen dient te worden bij de waardebepaling voor de OZB, leidt het Gerecht onder andere af uit de wettekst van artikel 5, lid 2 Landsverordening onroerendezaakbelasting 2014 (hierna: LOZB). Dit artikel luidt: “de heffingsmaatstaf is de waarde die aan de onroerende zaak dient te worden toegekend, indien de
volle en onbezwaarde eigendomdaarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen”. Uit de tekst van de wet blijkt dat er voor de waardebepaling van uit moet worden gegaan dat de verkrijger de volle en onbezwaarde eigendom zal krijgen, dat betekent dus dat ervan uit moet worden gegaan dat alle rechten bij één persoon zijn. Derhalve ook het (zakelijk) recht op gebruik van de grond.
4.3
Daarnaast blijkt uit de Memorie van Toelichting dat voor de waardebepaling geen rekening wordt gehouden met, zoals in deze situatie het geval is, het recht van erfpacht. In de Memorie van Toelichting bij de Vaststelling Landsverordening onroerendezaakbelasting 2014, is bij artikel 5, lid 2 LOZB het volgende vermeld:
“Artikel 5
(..)
De omschrijving van het tweede lid leidt ertoe dat in beginsel moet worden uitgegaan van de prijs welke zou kunnen worden verkregen bij openbaar aanbod van de onroerende zaak. Daarbij moet worden opgemerkt dat een verkoop op een openbare veiling in het algemeen voor onroerende zaken niet is aan te merken als de voor de zaak geschiktste wijze van aanbieding. Veelal vindt een verkoop op een openbare veiling ook niet plaats na de beste voorbereiding.
De ficties bewerkstelligen dat een objectieve waarde wordt bepaald, waarbij wordt geabstraheerd van de feitelijke eigendoms- en gebruikssituatie van de onroerende zaak. De juridische en persoonlijke band tussen de belastingplichtigen (eigenaar en gebruiker) en de onroerende zaak wordt doorgesneden.
De overdrachtsfictie houdt in dat bij de waardering wordt gedaan alsof sprake is van een volle en onbezwaarde overdracht van de onroerende zaak; een fictieve verkoop van de volle en onbezwaarde eigendom. Alle rechten worden geacht in één hand te zijn! Met zakelijke beperkte rechten, zoals recht van erfpacht, recht van opstal, recht van vruchtgebruik en recht van gebruik en bewoning, wordt bij de waardering geen rekening gehouden. De ficties moeten bewerkstelligen dat de te hanteren waarde in sterke mate wordt geobjectiveerd.”
4.4
Nu belanghebbenden hebben ingestemd met de waarde van de onroerende zaak, zoals vastgesteld in de bezwaarfase, dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

5.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT

Het Gerecht ziet geen aanleiding voor een vergoeding van de proceskosten of het griffierecht.

6.DE BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gegeven door mr. drs. M.M. de Werd, rechter, en uitgesproken op 12 april 2023, in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.C.M.J. Bucx.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Emancipatie Boulevard Dominico “Don” Martina 18
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffie@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
- natuurlijke personen: NAf 200
- personenvennootschappen en rechtspersonen: NAf 500