ECLI:NL:OGEAC:2023:67

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
27 januari 2023
Publicatiedatum
6 april 2023
Zaaknummer
CUR202103271
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van bezwaar tegen onroerendezaakbelasting en de waarde van de onroerende zaak

In deze zaak is in geschil of de Inspecteur het bezwaar van belanghebbende tegen de onroerendezaakbelasting voor het jaar 2018 terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het bezwaar is gericht tegen de waarde van de onroerende zaak, gelegen aan Cas Abou kavel 4, waarvoor op 30 november 2018 een aanslag is opgelegd van NAf 1.200.000. Belanghebbende heeft op 8 maart 2021 bezwaar gemaakt, maar de Inspecteur heeft dit bezwaar bij uitspraak op bezwaar van 27 augustus 2021 niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. Belanghebbende heeft vervolgens beroep ingesteld bij het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat ingevolge artikel 9, lid 1, van de Landsverordening onroerendezaakbelasting 2014 (LOZB) bezwaar alleen mogelijk is tegen de vastgestelde waarde in het eerste jaar van het vijfjarig tijdvak, wat in dit geval het jaar 2014 is. Dit betekent dat het bezwaar van belanghebbende tegen de aanslag van 2018 niet ontvankelijk is. Het Gerecht overweegt verder dat, zelfs als bezwaar tegen de aanslag 2018 mogelijk zou zijn geweest, het bezwaar alsnog niet-ontvankelijk zou zijn verklaard omdat het buiten de wettelijke termijn van twee maanden is ingediend. Belanghebbende heeft aangevoerd dat hij door geheugenstoornissen, als gevolg van een auto-ongeluk, niet in staat was om tijdig bezwaar te maken. Het Gerecht oordeelt echter dat van belanghebbende verwacht mocht worden dat hij tijdig hulp zou inschakelen, wat niet is gebeurd.

De uitspraak van het Gerecht is dat het beroep ongegrond wordt verklaard en dat er geen aanleiding is voor vergoeding van proceskosten of griffierecht. Tevens wordt het teveel betaalde griffierecht van NAf 100 aan belanghebbende gerestitueerd. De uitspraak is gedaan door mr. drs. M.M. de Werd en uitgesproken op 27 februari 2023, in aanwezigheid van de griffier mr. S.C.M.J. Bucx.

Uitspraak

Uitspraak van 27 januari 2023
BBZ nr. CUR202103271
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[Belanghebbende], wonende te Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is ter zake van de onroerende zaak Cas Abou kavel 4 op 30 november 2018 een aanslag onroerendezaakbelasting (hierna: OZB) voor het jaar 2018 opgelegd naar een waarde van NAf 1.200.000.
1.2
Belanghebbende heeft op 8 maart 2021 tegen de aanslag bezwaar gemaakt.
1.3
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 27 augustus 2021 het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding.
1.4
Belanghebbende heeft op 26 oktober 2021 tegen de uitspraak van de Inspecteur beroep ingesteld bij het Gerecht. Belanghebbende heeft daarvoor een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 150.
1.5
Belanghebbende heeft op 17 mei 2022 en 18 mei 2022 nadere stukken ingediend.
1.6
De zitting heeft plaatsgevonden op 9 november 2022. Belanghebbende is verschenen, vergezeld door zijn vader en [A], verbonden aan advocatenkantoor [X]. Namens de Inspecteur is, zonder voorafgaand bericht, niemand verschenen. Belanghebbende heeft een pleitnota voorgedragen en ingebracht. Het onderzoek ter zitting is aangehouden.
1.7
De Inspecteur heeft, na afloop van de zitting, op 9 november 2022 een verweerschrift ingediend.
1.8
Een tweede zitting heeft plaatsgevonden op 10 november 2022. Belanghebbende is verschenen, vergezeld door zijn vader en [A], verbonden aan advocatenkantoor [X]. Namens de Inspecteur zijn verschenen [B] en [C]. Belanghebbende heeft een pleitnota voorgedragen en ingebracht.

2.FEITEN

2.1
Tot de gedingstukken behoort een verklaring gedagtekend 8 november 2022 van een Orthopaedisch Chirurg. Deze verklaring luidt, voor zover van belang, als volgt:
“Hierbij verklaart ondergetekende dat de heer [Belanghebbende] (..) sedert mei 2018 bij mij in behandeling is voor lage rugklachten.
In de voorgeschiedenis heeft hij een auto ongeval de dato 24 december 2017, waarna hij rugklachten heeft overgehouden, maar tevens hoofdpijn en vergeetachtigheid als teken van doorgemaakte contusio cerebri ten gevolge van het ongeval.
(..)
De laatste tijd heeft hij ook veel minder of nagenoeg geen rugklachten meer, maar de andere klachten bestaan nog altijd (..).”

3.GESCHIL

In geschil is allereerst of de Inspecteur belanghebbendes bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Daarnaast is de waarde van de onroerende zaak in geschil.

4.OVERWEGINGEN

Vooraf

4.1
Belanghebbende heeft geklaagd over de late inbreng van het verweerschrift van de Inspecteur. Het verweerschrift is na afloop van de eerste mondelinge behandeling ingediend. Het Gerecht dient ervoor te waken dat de processuele positie van een partij niet wordt geschaad door een te late inbreng van stukken. Dit geldt temeer als die stukken ook in een eerdere fase van de procedure hadden kunnen worden ingebracht, zoals hier het geval is. Het Gerecht is van oordeel dat het verweerschrift als tardief moet worden aangemerkt en zal derhalve niet tot de stukken van het geding worden gerekend.
Ontvankelijkheid bezwaar
4.2
Belanghebbende is in beroep gekomen tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn bezwaarschrift. Het Gerecht zal daarom eerst de ontvankelijkheid van belanghebbendes bezwaar beoordelen alvorens tot een eventuele inhoudelijke behandeling over te kunnen gaan.
4.3
Het bezwaar van belanghebbende is gericht tegen de waarde van de onroerende zaak. Ingevolge artikel 9, lid 1, Landsverordening onroerendezaakbelasting 2014 (LOZB) kan de belanghebbende slechts in het eerste jaar van het vijfjarig tijdvak waarvoor de waarde wordt vastgesteld, bezwaar indienen bij de Inspecteur tegen de vastgestelde waarde. Dit betekent dat in het tijdvak 2014-2018 alleen bezwaar tegen de vastgestelde waarde mogelijk is over het jaar 2014. Dat is alleen anders indien zich een omstandigheid voordoet, als bedoeld in artikel 8 LOZB. Daarvan is hier geen sprake. Op grond van voornoemde bepalingen is het bezwaar van belanghebbende niet-ontvankelijk. De Inspecteur heeft het bezwaar derhalve terecht niet-ontvankelijk verklaard.
Ten overvloede
4.4
Ook indien wel bezwaar tegen de aanslag 2018 mogelijk zou zijn geweest, zou het bezwaar terecht niet ontvankelijk zijn verklaard. Immers, belanghebbende heeft het bezwaar buiten de wettelijke termijn van twee maanden ingediend en de omstandigheid dat belanghebbende ongeveer een jaar voordat de aanslag is opgelegd een auto-ongeluk heeft gehad en als gevolg daarvan lijdt aan geheugenstoornissen vormt geen bijzondere omstandigheid die de termijnoverschrijding rechtvaardigt. Indien belanghebbende als gevolg van geheugenstoornissen niet zelf in staat was om zorg te dragen voor een adequate behartiging van zijn (belasting)belangen, mocht immers van hem, dan wel van personen in zijn directe omgeving, worden verwacht dat hij daarvoor tijdig hulp zou inschakelen. Belanghebbende heeft dat niet gedaan.

5.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT

5.1
Het Gerecht ziet geen aanleiding voor een vergoeding van de proceskosten of het griffierecht.
5.2
Met betrekking tot het griffierecht merkt het Gerecht op dat belanghebbende NAf 50 aan griffierecht verschuldigd is maar per abuis het tarief voor rechtspersonen ad NAf 150 heeft betaald. Het Gerecht zal de griffier de opdracht geven het te veel betaalde griffierecht van NAf 100 te restitueren.

6.DE BESLISSING

Het Gerecht:
  • verklaart het beroep ongegrond; en
  • draagt de griffier op het teveel betaalde bedrag aan griffierecht van NAf 100 te restitueren.
Deze uitspraak is gegeven door mr. drs. M.M. de Werd, rechter, en uitgesproken op 27 februari 2023, in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.C.M.J. Bucx.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Emancipatie Boulevard Dominico “Don” Martina 18
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffie@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
- natuurlijke personen: NAf 200
- personenvennootschappen en rechtspersonen: NAf 500