In deze zaak, die voor het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao is behandeld, betreft het een geschil tussen de stichting Fundashon Fiansa Popular (FFP) en een gedaagde, die in persoon procedeert. De zaak is ontstaan uit een kredietovereenkomst die op 6 maart 2013 is aangegaan, waarbij FFP een bedrag van NAf 13.627 heeft verstrekt aan de gedaagde voor werkzaamheden aan haar woning. De overeenkomst bevatte een rente van 8,5% per jaar en een looptijd van 72 maanden met maandelijkse aflossingen van NAf 245,64. De gedaagde heeft echter haar betalingsverplichtingen niet nagekomen, ondanks diverse aanmaningen en een ingebrekestelling op 9 september 2020.
FFP vordert in deze procedure een bedrag van NAf 7.409,82, dat de gedaagde aan FFP verschuldigd zou zijn, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente. De gedaagde betwist de hoogte van het gevorderde bedrag en stelt dat de lening volledig is afgelost via inhouding door de Sociale Verzekeringsbank (SVB).
Tijdens de mondelinge behandeling op 1 maart 2023 heeft het gerecht geoordeeld dat FFP in de gelegenheid moet worden gesteld om haar berekening van de schuld aan te passen aan de wettelijke bepalingen in de artikelen 6:43 en 6:44 van het Burgerlijk Wetboek, die betrekking hebben op de toerekening van betalingen. Het gerecht heeft FFP opgedragen om een nieuwe, correcte berekening te overleggen en inzicht te geven in de in rekening gebrachte rente op de niet-betaalde bedragen. De zaak is vervolgens verwezen naar de rol voor verdere behandeling op 17 april 2023.