In deze zaak heeft [eiseres] een vordering ingesteld tegen de Openbare Rechtspersoon het Land Curaçao, waarbij zij betaling van NAf 112.000 vordert. De vordering is gebaseerd op een veronderstelde overeenkomst tussen partijen met betrekking tot een project. De eiseres stelt dat er mondelinge afspraken zijn gemaakt en dat het Land niet heeft voldaan aan haar betalingsverplichtingen. Het procesverloop omvat een inleidend verzoekschrift, een conclusie van antwoord en een mondelinge behandeling. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiseres] haar standpunten toegelicht, bijgestaan door haar gevolmachtigde, terwijl het Land werd vertegenwoordigd door de secretaris-generaal van het Ministerie van SOAW en twee gemachtigden.
De rechter heeft vastgesteld dat er geen schriftelijke overeenkomst is gesloten, zoals vereist door artikel 9 van de Landsverordening Financieel Beheer. Dit artikel vereist dat opdrachten voor bedragen groter dan NAf 1.000 schriftelijk worden vastgelegd. De rechter concludeert dat de mondelinge afspraken niet rechtsgeldig zijn en dat de eiseres zich niet kan beroepen op deze afspraken. De rechter wijst de vordering van [eiseres] af, omdat niet is voldaan aan het schriftelijkheidsvereiste en de eiseres geen rechten kan ontlenen aan de mondelinge afspraken. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij haar eigen kosten draagt.