I. voor recht te verklaren dat [eiser in conventie] vanaf 1 januari 2020 recht heeft op een bruto maandelijks salaris van NAf 17.500 per maand, vermeerderd met alle emolumenten zoals opgenomen in de voorafgaande arbeidsovereenkomst, althans een door het gerecht in goede justitie te bepalen salaris over de periode dat [eiser in conventie] statutair bestuurder was;
II. voor recht te verklaren dat Meyer Moving wanprestatie heeft gepleegd, althans onrechtmatig heeft gehandeld door [eiser in conventie] in het ongewisse te laten over zijn positie en salaris als statutair bestuurder en het zonder geldige reden opzeggen van de overeenkomst van opdracht met [eiser in conventie];
III. Meyer Moving te veroordelen tot betaling van het verschuldigde loon van NAf 2.151,69;
IV. Meyer Moving te veroordelen tot betaling van de 28 niet genoten vakantiedagen;
V. Meyer Moving te veroordelen tot betaling aan [eiser in conventie] van aanvullend salaris van NAf 6.500 bruto per maand over de periode 1 januari 2020 tot en met maart 2022;
VI. Meyer Moving te veroordelen tot betaling aan [eiser in conventie] van aanvullend vakantiegeld en pensioenpremie over de periode 1 januari 2020 tot en met maart 2022;
VII. Meyer Moving te veroordelen tot betaling aan [eiser in conventie] van een beëindigingsvergoeding, althans schadevergoeding, van NAf 175.000 bruto;
VIII. alle bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente, berekend vanaf de dag waarop ieder deze bedragen verschuldigd zijn geworden tot aan de dag der algehele voldoening;
IX. Meyer Moving te veroordelen in de proceskosten.