ECLI:NL:OGEAC:2023:56

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
27 maart 2023
Publicatiedatum
28 maart 2023
Zaaknummer
CUR202002263
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal uit restaurant na ontbinding overeenkomst tot overname van exploitatie en inventaris met schadevergoeding en eigen schuld

In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, ging het om een geschil tussen twee partijen na de ontbinding van een overeenkomst tot overname van een restaurant. De eisers, wonend in Curaçao en Nederland, stelden dat er diefstal had plaatsgevonden van roerende zaken uit het restaurant na de ontbinding van de overeenkomst. De rechter oordeelde dat de koper, WiJo B.V., niet had voldaan aan de zorgplicht om de teruggave van de goederen mogelijk te maken, maar dat er ook sprake was van eigen schuld van de verkoper. De schade werd gelijkelijk verdeeld over beide partijen.

Het procesverloop omvatte een tussenvonnis van 11 april 2022, waarin werd geoordeeld dat WiJo de intentieovereenkomst met betrekking tot de overname van het restaurant met succes had ontbonden. De eisers hadden na verrekening van de ongedaanmakingsverbintenissen een vordering van NAf 16.906,52. De vordering in reconventie werd afgewezen. In de verdere beoordeling werd vastgesteld dat de goederen die door de eisers als vermist waren opgegeven, aanwezig waren tijdens de exploitatie door de gedaagden. De rechter oordeelde dat WiJo onvoldoende bewijs had geleverd om te betwisten dat de goederen aanwezig waren.

De rechter concludeerde dat WiJo, na de ontbinding van de overeenkomst, de roerende zaken aan de eisers moest teruggeven en dat zij onvoldoende zorg had gedragen voor de teruggave. De schadevergoedingsplicht van WiJo werd vastgesteld op 50% van de waarde van de goederen, wat resulteerde in een totale veroordeling tot betaling van NAf 57.031,52 aan de eisers, vermeerderd met wettelijke rente. De kosten werden gecompenseerd, waarbij partijen hun eigen kosten droegen. Het vonnis werd uitgesproken op 27 maart 2023.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR202002263
Vonnis d.d. 27 maart 2023
inzake

1.[EISER SUB 1],

wonend in Curaçao,
2. [EISER SUB 2],
wonend in Nederland,
eisers in conventie, gedaagden in reconventie,
gemachtigde: mr. P.A. van Dort,
tegen

1.WIJO B.V.,

2. [GEDAAGDE SUB 2],

3. [GEDAAGDE SUB 3],

gevestigd en wonend in Curaçao,
gedaagden, WiJo tevens eiseres in reconventie,
gemachtigde: mr. E. Bokkes.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 11 april 2022;
  • de aktes van partijen van 19 september 2022;
  • de antwoordaktes van partijen van 14 november 2022.
1.2.
Uitspraak is bepaald op vandaag.
1.3.
Wegens vertrek van de rechter die het tussenvonnis heeft gewezen, wordt dit vonnis gewezen door een andere rechter.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Bij het tussenvonnis van 11 april 2022 is geoordeeld dat WiJo de intentieovereenkomst met betrekking tot de overname van restaurant La Cantina del Patron van 25 juni 2019 met succes buitengerechtelijk heeft ontbonden. Voorts is geoordeeld dat [eisers] na verrekening van de ongedaanmakingsverbintenissen per saldo NAf 16.906,52 te vorderen hebben. Ten aanzien van de vordering in reconventie is geoordeeld dat die moet worden afgewezen. In hetgeen in de vervolgens genomen aktes is opgemerkt, ziet het gerecht geen aanleiding van deze bindende eindbeslissingen terug te komen.
2.2.
Met betrekking tot de vordering van [eisers] tot betaling van NAf 106.250 terzake uit het restaurant ontvreemde roerende zaken zijn in het tussenvonnis door partijen te beantwoorden vragen geformuleerd. Op basis van die beantwoording zal als volgt worden geoordeeld en beslist.
2.3. [
Eisers] hebben met verwijzing naar een proces-verbaal van beslaglegging door de Ontvanger van 29 maart 2019 nader onderbouwd dat de door hen als vermist opgegeven roerende zaken in het restaurant aanwezig waren toen de exploitatie per 1 mei 2019 door [gedaagden sub 2 en 3] werd overgenomen. In het licht daarvan acht het gerecht de betwisting door WiJo c.s. dat die zaken bij aanvang van de exploitatie aanwezig waren onvoldoende. Aangenomen moet bovendien worden dat WiJo c.s. beschikken over foto’s van het restaurant gemaakt in de periode van hun exploitatie daarvan. Het had op hun weg gelegen dergelijke foto’s in het geding te brengen om hun verweer dat de zaken op 1 mei 2019 niet aanwezig waren te substantiëren. Dit te meer nu het goeddeels gaat om grote objecten - tientallen stoelen, tientallen tafels en een aantal koelkasten - die niet over het hoofd kunnen worden gezien en waarvan de afwezigheid op foto’s eenvoudig vast te stellen zou zijn. Het gerecht neemt dan ook tot uitgangspunt dat de goederen op de door [eisers] als productie 18 overgelegde lijst aanwezig waren toen de exploitatie van het restaurant per 1 mei 2019 werd overgenomen. Dit geldt alleen niet voor de geleende klimaatkast en koffiemachine, waarvan niet langer in geschil is dat die door de eigenaren zijn teruggenomen.
2.4.
Voorts gaat het gerecht uit van de in bedoelde lijst opgenomen waardes van de goederen, met een totaal van NAf 80.250. WiJo c.s. hebben weliswaar gesteld dat deze waardes te hoog zijn, maar hebben niet gezegd wat volgens hen dan wel de juiste waardes zouden zijn (anders dan dat de waarde nihil was, wat zo kort na de overname niet juist kan zijn). De opgegeven waardes (NAf 5 per bord of glas en NAf 150 per barkruk, bijvoorbeeld) komen het gerecht niet opgeklopt voor. In de overgelegde (jaar)stukken en in de tussen partijen overeengekomen overnamesom van NAf 450.000 voor het restaurant (exclusief voorraden) ziet het gerecht evenmin een indicatie dat [eisers] de waardes van de goederen hebben overdreven.
2.5.
Ten slotte gaat het gerecht voorbij aan de betwisting eerder in dit geding door WiJo c.s. dat de goederen opgenomen op de lijst niet meer aanwezig waren toen op 28 oktober 2019 de sleutel aan [eisers] werd geretourneerd. WiJo c.s. hebben de stellingen van [eisers] op dit punt onvoldoende gemotiveerd betwist. Uit de door WiJo c.s. bij hun akte overgelegde whatsappcorrespondentie met de beheerder van het pand blijkt bovendien dat er op 15 en 16 oktober 2019 is ingebroken en dat spullen zijn meegenomen (“
Hoor net dat ze vandaag de boel allemaal aan het leeghalen zijn. Boven ook”). De appberichten bevatten ook foto’s van onder meer een opengebroken deur en een leeggehaalde kast. WiJo heeft geen foto’s overgelegd waaruit blijkt dat de volgens [eisers] ontbrekende goederen na de inbraken nog aanwezig waren.
2.6.
Ingevolge artikel 7:10 lid 1 BW waren de roerende zaken na de aflevering en de overname van de exploitatie door WiJo voor risico van WiJo. Nadat WiJo de intentieovereenkomst buitengerechtelijk had ontbonden, moest WiJo op grond van artikel 6:271 BW de door [eisers] geleverde prestaties ongedaan maken en moest zij er dus rekening mee houden dat zij de van [eisers] gekochte zaken aan [eisers] moest teruggeven. Ingevolge artikel 6:273 BW was WiJo verplicht er als een zorgvuldig schuldenaar voor zorg te dragen dat de teruggave mogelijk zou zijn. Aan die zorgplicht heeft zij onvoldoende voldaan. Zij heeft de sleutel pas twaalf dagen na de ontbinding geretourneerd, in welke periode het restaurant geen elektriciteit had, gesloten was, en in welke periode blijkens genoemde whatsappcorrespondentie werd ingebroken. WiJo heeft onverklaard gelaten waarom zij de sleutel (en daarmee de macht over en de verantwoordelijkheid voor de roerende zaken) niet al direct aan [eisers] heeft overgedragen. Hier staat tegenover dat, zoals bij het tussenvonnis is overwogen, de afsluiting door Aqualectra aan [eisers] was te wijten, en ook [eisers] niet vooruitlopend op of direct na de ontbinding maatregelen hebben genomen om inbraak en diefstal te voorkomen. Het gerecht ziet hierin aanleiding de schadevergoedingsplicht van WiJo terzake de niet teruggegeven roerende zaken wegens medeschuld van [eisers] te stellen op 50% van de waarde van die zaken, dus op NAf 40.125.
2.7.
Het voorgaande brengt mee dat WiJo in conventie zal worden veroordeeld tot betaling aan [eisers] van NAf 16.906,52 en NAf 40.125. De gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen met ingang van de datum van indiening van het verzoekschrift.
2.8.
Er is (zoals ook overwogen onder 4.9 van het tussenvonnis) geen grond om naast WiJo ook [gedaagde sub 2 en/of gedaagde sub 3] te veroordelen tot betaling. WiJo is de contractuele wederpartij van [eisers] en de omstandigheden van het geval geven geen grond om [gedaagde sub 2 en/of gedaagde sub 3] als bestuurders van WiJo persoonlijk aansprakelijk te achten. Jegens hen zal de vordering dan ook worden afgewezen.
2.9.
In de mate waarin partijen over en weer in het gelijk en het ongelijk zijn gesteld ziet het gerecht aanleiding de kosten in conventie en in reconventie te compenseren.

3.Beslissing

Het gerecht:
in conventie
3.1.
veroordeelt WiJo tot betaling aan [eisers] van NAf 57.031,52, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 juli 2020 tot de dag der voldoening;
3.2.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.3.
wijst af het meer of anders gevorderde;
in reconventie
3.4.
wijst af het door WiJo gevorderde;
in conventie en in reconventie
3.5.
compenseert de proceskosten in die zin dat partijen de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.E. de Kort, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, en op 27 maart 2023 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.