In deze zaak, behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, hebben eisers, bestaande uit acht personen, een verzoek ingediend met betrekking tot de nalatenschap van hun overleden broer. De eisers zijn deels woonachtig in Curaçao en deels in Nederland. De gedaagde, die niet in rechte is verschenen, is de weduwe van de overleden broer en wordt verzocht een keuze te maken tussen het aanvaarden of verwerpen van de nalatenschap. De eisers vorderen ook de verdeling van de nalatenschap van hun overleden moeder, waarbij een specifiek onroerend goed aan een van de eisers moet worden toebedeeld.
De zaak is gestart met een verzoekschrift op 7 juni 2023, maar de gedaagde is niet verschenen, waardoor het gerecht verstek heeft verleend. De eisers stellen dat zij de enige erfgenamen zijn van de erflaatster, maar er zijn complicaties met betrekking tot de erfgenamenstatus van de gedaagde. De eisers hebben een verklaring van erfrecht overgelegd, waaruit blijkt dat de gedaagde ten tijde van het overlijden van de broer met hem was gehuwd en dat zij zijn enige erfgenaam is. De eisers verzoeken het gerecht om de gedaagde een termijn te geven om haar keuze te maken en om te bepalen dat als zij niet reageert, zij wordt geacht de nalatenschap te hebben aanvaard.
Het gerecht heeft de zaak verwezen naar de rolzitting van 4 december 2023 voor verdere uitlating door de eisers over de erfgenamenstatus van de gedaagde en de noodzaak van haar medewerking voor de verdeling van de nalatenschap. Het vonnis is uitgesproken door rechter O. Nijhuis, bijgestaan door griffier G. Benedictus, en verdere beslissingen zijn aangehouden.