ECLI:NL:OGEAC:2023:369

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
29 september 2023
Publicatiedatum
15 april 2024
Zaaknummer
500.00095/22
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Corruptieonderzoek binnen de Unit Bijzondere Wetten van het Korps Politie Curaçao met betrekking tot steekpenningen en valsheid in geschrifte

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, stond de verdachte, hoofd van de Unit Bijzondere Wetten van het Korps Politie Curaçao, terecht voor meerdere strafbare feiten, waaronder het aannemen van steekpenningen, misbruik van functie, en valsheid in geschrifte. Het onderzoek, dat begon naar aanleiding van een brand bij de belastingdienst in 2019, onthulde mogelijke onregelmatigheden bij de verwerking van vuurwapenaanvragen. De verdachte werd beschuldigd van het aannemen van steekpenningen van [verdachte 1] in de periode van november 2016 tot maart 2022, en het gebruik van zijn functie om deze aanvragen te bevorderen. Tijdens de rechtszittingen op 13 januari, 31 maart en 8 september 2023, werd de verdachte bijgestaan door zijn raadsman, mr. A.K.H. Ayubi, terwijl de officier van justitie, mr. E. van der Zee, een gevangenisstraf van drie jaar eiste. De verdediging pleitte voor vrijspraak van alle ten laste gelegde feiten, maar het Gerecht oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het aannemen van steekpenningen, terwijl de overige feiten niet bewezen konden worden. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien deze niet naar behoren werd verricht. De uitspraak vond plaats op 29 september 2023.

Uitspraak

Parketnummer: 500.00095-22
Uitspraak: 29 september 2023
Tegenspraak
Vonnis van dit Gerecht
in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [datum] in Curaçao,
wonende in Curaçao, [adres].

Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 13 januari 2023, 31 maart 2023 en 8 september 2023. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman mr. A.K.H. Ayubi, advocaat in Curaçao.
De officier van justitie mr. E. van der Zee, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenis voor de duur van 3 jaren, met aftrek van voorarrest. Haar vordering behelst voorts dat de verdachte wordt ontzet van het recht het ambt van politieambtenaar te bekleden, voor de duur van 5 jaren.
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. Subsidiair heeft de raadsman een strafmaatverweer gevoerd.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting – ten laste gelegd dat:
FEIT 1: AANNEMING VAN STEEKPENNINGEN (al dan niet in strijd met plicht)
dat hij in of omstreeks de periode van november 2016 t/m maart 2022 te Curaçao, als ambtenaar, te weten als Unithoofd Bijzondere wetten althans een opsporingsambtenaar werkzaam bij Korps Politie Curaçao, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, voor zichzelf of een ander, een gift en/of belofte en/of een dienst, te weten onder meer:
(ZAAKSDOSSIER [verdachte 1])
- een cheque van het bedrijf [X] d.d. 29 november 2016 van NAf 2000,- en/of,
- een cheque van het bedrijf [X] d.d. 3 april 2017 van NAf 10.000,- en/of,
- een cheque van het bedrijf [X] d.d. 8 augustus 2017 van NAf 1200,- en/of,
- een cheque van het bedrijf [X] d.d. 2 november 2018 van NAf 600,- en/of,
- een cheque van het bedrijf [X] d.d. 3 mei 2019 van NAf 1500,- en/of,
- twee retour vliegtickets en/of een geldbedrag (ten behoeve van vliegtickets) naar Miami in de periode van 5 december 2018 - 9 december 2018,
heeft/hebben aangenomen, of heeft/hebben gevraagd wetende of redelijkerwijs vermoedende dat deze hem/hen, verdachte en/of zijn mededaders (telkens) werd(en) gedaan en/of verleend en/of aangeboden teneinde hem en/of zijn mededaders te bewegen om al dan niet in strijd met zijn/hun plicht te handelen, en/of in hun bediening iets te doen en/of na te laten
en/of
heeft/hebben aangenomen en/of heeft gevraagd, wetende of redelijkerwijs vermoedende dat deze hem/hen, verdachte en/of zijn mededaders (telkens) werd(en) gedaan en/of verleend en/of aangeboden ten gevolge of naar aanleiding van hetgeen door hem en/of zijn mededaders al dan niet in strijd met zijn/hun plicht in zijn/hun huidige en/of vroegere bediening is gedaan of nagelaten,
door
- het begunstigen en/of bevorderen en/of bespoedigen en/of – handelingen te verrichten en/of opdrachten en/of verzoeken te geven en/of richten aan een of meer medewerkers van KPC rondom de stukken en/of procedure en/of beoordeling(en) en/of beslissing(en) op de aanvra(a)g(en) vuurwapenmachtiging door/van [verdachte 1] ingediend, althans een voorkeursbehandeling te geven aan [verdachte 1] voornoemd, en/of
- te hebben nagelaten bij de procedure rondom de door [verdachte 1] ingediende aanvraag vuurwapenmachtiging betrokken personen, betrokken en/of verantwoordelijk voor de beoordeling en/of toewijzing van een dergelijke machtiging, te informeren en/of te wijzen op onregelmatigheden en/of onvolkomenheden binnen voornoemde aanvraagprocedure(s);
- het aangaan en/of onderhouden en/of laten ontstaan van een (zodanige)
relatie tussen [verdachte 1] en verdachte en/of zijn mededaders, zodat verdachte en/of zijn mededaders niet meer zo vrij en/of beïnvloed en/of onafhankelijk en/of objectief was/waren/kon(den) zijn bij het nemen van beslissingen in relatie tot die [verdachte 1] voornoemd als in het geval dat hij, verdachte en/of zijn mededaders die giften en/of diensten en/of beloften niet had(den) aangenomen;
(artikel 2:350 juncto 2:351 Wetboek van Strafrecht)
FEIT 2: ONBEVOEGD BEVOEGDHEID AANWENDEN
dat hij in of omstreeks de periode van november 2017 t/m maart 2022 te Curaçao, als ambtenaar, te weten als Unithoofd Bijzondere Wetten althans een opsporingsambtenaar werkzaam bij de Korps Politie Curaçao, tezamen en in vereniging met een of anderen, althans alleen,
opzettelijk in strijd met zijn/hun bevoegdheid gebruik heeft/hebben gemaakt van enige opsporings- of toezichtsbevoegdheid als bedoeld in de Verordening van den 4den januari 1930, houdende nadere voorzieningen op het stuk van wapenen en munitie (Vuurwapenverordening 1930) en/of Verordening van den 7den november 1931, houdende nadere voorzieningen op het stuk van wapenen (Wapenverordening 1931) en/of in enige andere landsverordening, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s),
a. de aanvraag tot vuurwapenmachtiging van [verdachte 1] en/of
b. de aanvraag tot vuurwapenmachtiging van [betrokkene 1] en/of
c. de aanvraag tot vuurwapenmachtiging van [betrokkene 2],
- in behandeling genomen, beoordeeld en/of afgehandeld, terwijl de minister van justitie middels een beschikking d.d. 9 november 2017 een stopzetting inzake deze machtigingen (van zelfverdediging) heeft aangekondigd, en/of
- de in het geval van [betrokkene 1] de minister van justitie op 5 mei 2017 de beslissing nam dat voormalig statenleden alleen in uitzonderlijke gevallen in aanmerking komen voor soortgelijke machtiging en/of
- de/het bestaande (interne) afspraken/beleid het in behandeling nemen van soortgelijke aanvragen niet toestaa(n)(t) en/of toestond(en), en/of
- de aanvra(a)g(en) van [verdachte 1] en/of [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] voornoemd niet aan de gestelde (toetsings)criteria voldeed/voldeden terwijl hij zich daarvan bewust was en/of
- (in het kader van toezicht op de naleving van het bij en krachtens voornoemde Landsverordening(en)) niet alle inlichtingen heeft/hebben verlangd van personen, te weten [verdachte 1] en/of [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2], die houder waren en/of zijn (geweest) van een schriftelijke algemene of bijzondere machtiging als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel 5 Vuurwapenverordening 1930 en/of artikel 2 onderdeel 9 Wapenverordening 1931 die redelijkerwijs voor de vervulling van haar taak met betrekking tot deze landsverordening(en) nodig waren en/of zijn (geweest) en/of
- te hebben nagelaten bij de procedure rondom de door voornoemde personen, te weten [verdachte 1] en/of [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] ingediende aanvraag(en) vuurwapenmachtiging, personen betrokken en/of verantwoordelijk voor de beoordeling en/of toewijzing van een dergelijke machtiging, te informeren en/of te wijzen op onregelmatigheden en/of onvolkomenheden binnen voornoemde aanvraagprocedure(s);
(artikel 2:360 jo 1:123 Wetboek van Strafrecht jo artikel 3 lid 2 onder 5 artikel 13 jo 13b Vuurwapenverordening 1930 en Wapenverordening 1931).
FEIT 3: MISBRUIK VAN FUNCTIE
dat hij in of omstreeks de periode van november 2016 t/m maart 2022 te Curaçao, als ambtenaar, te weten als Unithoofd Bijzondere Wetten althans als opsporingsambtenaar werkzaam bij de Korps Politie Curaçao tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, meermalen, althans eenmaal
opzettelijk met misbruik van zijn functie of positie als Unit Hoofd Bijzondere Wetten en/of als opsporingsambtenaar iets heeft gedaan of nagelaten iets te doen, ten einde enig voordeel voor hem of een ander te verkrijgen,
immers heeft verdachte en/of mededaders de aanvra(a)g(en) tot vuurwapenmachtiging inzake zelfverdediging van
a. [verdachte 1] en/of
b. [betrokkene 1] en/of
c. [betrokkene 2]
in voordeel van een of meer van de aanvragers, althans zichzelf, verdachte en/of zijn mededader in behandeling genomen, en/of beoordeeld en/of afgehandeld waarbij hij en/of zijn medeverdachte
- in strijd met de beschikking van de minister van Justitie d.d. 9 november
2017, en/of de beslissing van de minister van Justitie d.d. 5 mei 2017 inzake
de criteria voor het afgeven van een machtiging zelfverdediging aan
voormalige statenleden, en/of een of meer beleidstukken, althans afspraken
heeft gehandeld en/of;
- bij de procedure en/of beoordeling(en) en/of beslissing(en) op de aanvra(a)g(en) vuurwapenmachtiging door/van [verdachte 1] en/of [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] voornoemd, anders dan om zakelijke redenen heeft begunstigd en/of bevorderd en/of bespoedigd en/of - anders dan gebruikelijk – heeft geïntervenieerd, althans een voorkeursbehandeling heeft gegeven aan [verdachte 1] en/of [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] voornoemd, en/of
- in het geval van [betrokkene 1] de minister van justitie op 5 mei 2017 de beslissing nam dat voormalige statenleden alleen in uitzonderlijke gevallen in aanmerking komen voor soortgelijke machtiging en/of
- de/het bestaande (interne) afspraken/beleid het in behandeling nemen van
soortgelijke aanvragen niet toestaa(n)(t) en/of toestond(en), en/of
- de aanvra(a)g(en) van [verdachte 1] en/of [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] voornoemd niet aan de gestelde (toetsings)criteria voldeed/voldeden terwijl hij zich daarvan bewust was en/of
- (in het kader van toezicht op de naleving van het bij en krachtens de
Vuurwapenverordening 1930 en Wapenverordening 1931) niet alle inlichtingen heeft/hebben verlangd van personen, te weten [verdachte 1] en/of [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2], die houder waren en/of zijn (geweest) van een schriftelijke algemene of bijzondere machtiging als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel 5 Vuurwapenverordening 1930 en/of artikel 2 onderdeel 9 Wapenverordening 1931 die redelijkerwijs voor de vervulling van zijn taak met betrekking tot deze landsverordening(en) nodig waren en/of zijn (geweest) en/of
- te hebben nagelaten bij de procedure rondom de door voornoemde
personen, te weten [verdachte 1] en/of [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] ingediende aanvraag(en) vuurwapenmachtiging, personen betrokken en/of verantwoordelijk voor de beoordeling en/of toewijzing van een dergelijke machtiging, te informeren en/of te wijzen op onregelmatigheden en/of onvolkomenheden binnen voornoemde aanvraagprocedure(s);
FEIT 4: VALSHEID IN GESCHRIFTE (OPMAKEN)
dat hij op of omstreeks 19 oktober 2018, althans in oktober 2018 te Curaçao, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk een slotadvies, zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt of vervalst met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken en/of door (een) ander{en) te doen gebruiken, bestaande de valsheid of vervalsing hierin dat in dat slotadvies was opgenomen en/of vermeld,
"(..) Middels deze moet Ik U berichten dat de Heer [verdachte 1] aan de criteria geformuleerd voor bet in aanmerking kamen van een vuurwapenmachtiging voor zelfverdediging doeleinden heeft voldoen"
terwijl - in werkelijkheid - de heer [verdachte 1] nog geen verklaring van goed gedrag en/of andere documenten had ingediend;
terwijl hij handelde in zijn hoedanigheid van ambtenaar en gebruik heeft gemaakt van macht, gelegenheid of middel die hem door zijn ambt zijn geschonken.
(artikel 2:184 lid 1 juncto 1:116 Wetboek van Strafrecht)
FEIT 5: VALSHEID IN GESCHRIFTE (GEBRUIK MAKEN)
dat hij op of omstreeks in of omstreeks de periode van juni 2018 tot en met januari 2019 te Curaçao, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk gebruik heeft/hebben gemaakt van één of meer valse of vervalste geschriften, te weten,
a. een motivatiebrief d.d. 5 oktober 2018, en/of,
b. een inkomstenverklaring van het Ministerie van Financiën d.d. 8 januari 2018 op naam van [verdachte 1], en/of,
c. een inkomstenverklaring van het Ministerie van Financiën d.d. 8 januari 2019 op naam van [verdachte 1], en/of,
d. een slotadvies,
(elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware die/dat geschrift(en) (telkens) echt en onvervalst en/of opzettelijk zodanig(e) geschrift(en) heeft/hebben afgeleverd en/of voorhanden heeft/hebben gehad, terwijl hij (telkens) wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die/dat geschrift(en) bestemd was/waren voor zodanig gebruik, bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij, verdachte en/of zijn mededaders,
- die verklaring heeft/hebben gebruikt om aan zijn/hen leidinggevende en/of derden te verstrekken en/of aan te geven dat er verder geen bezwaar was om de heer [verdachte 1] een machtiging te geven en/of zijn vuurwapen te laten registreren, en/of,
- dat advies heeft/hebben gebruikt om aan zijn/hun leidinggevende en/of
derden te verstrekken en/of aan te geven dat er geen bezwaar is om [verdachte 1] voornoemd een machtiging te verlenen,
en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat in
a.
(..) Ondergetekende, [verdachte 1], Direkteur en eigenaar van (..) [afhandelingsbureau] NV,
-
(..) Het bedrijf van [afhandelingsbureau] BV, heb ik als direkteur,
-
(..) Als direkteur van de bedrijven (..).”,
(terwijl - in werkelijkheid - de heer [verdachte 1] geen directeur is van [afhandelingsbureau] NV) en/of,
b. (..) Uw aangegeven belastbaar Inkomen is NAf 57.436,70,
(terwijl – in werkelijkheid – het inkomen van de heer [verdachte 1] NAf 27.000,-
was) en/of,
c. (..) Uw aangegeven belastbaar Inkomen is NAf 55.436,70,
(terwijl – in werkelijkheid – het inkomen van de heer [verdachte 1] NAf 23.650,- was) en/of;
d.voornoemd slotadvies valselijk en/of in strijd met de waarheid staat vermeld: “
de Heer [verdachte 1] aan de criteria geformuleerd voor het in aanmerking komen van een vuurwapenmachtiging voor zelfverdediging doeleinden heeft voldoen”,
(terwijl – in werkelijkheid – de heer [verdachte 1] nog geen Verklaring van goed gedrag (VOG), en/of andere documenten had ingediend;
terwijl hij handelde in haar hoedanigheid als ambtenaar en gebruik heeft gemaakt van macht, gelegenheid of middel die hem door haar ambt zijn geschonken.
(artikel 2:184 lid 2 juncto 1:116 Wetboek van Strafrecht).

Formele voorvragen

Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

Vrijspraak van de feiten 2, 3, 4 en 5

Algemeen
Tijdens het onderzoek naar de brand in het kantoor van de belastingdienst in 2019 (onderzoek
Fogo) stuitte de politie op mogelijke onregelmatigheden bij de verwerking van aanvragen voor machtigingen voor vuurwapens door de Unit Bijzondere Wetten (UBW) van het Korps Politie Curaçao (KPC). Daarop is een nieuw strafrechtelijk onderzoek gestart (onderzoek
Golf) waarin een groot aantal getuigen is gehoord en telefoons zijn afgetapt. Het onderzoek heeft geleid tot de onderhavige strafzaak die draait om beschuldigingen aan het adres van drie verdachten: twee medewerkers van de UBW en een derde.
De verdachte is hoofd van de UBW. Hij wordt ervan beschuldigd dat hij zich heeft laten omkopen (feit 1), dat hij opzettelijk in strijd met zijn bevoegdheid gebruik heeft gemaakt van opsporings- of toezichtsbevoegdheden (feit 2), dat hij misbruik heeft gemaakt van zijn functie (feit 3), en hij wordt beschuldigd van valsheid in geschriften (feiten 4 en 5).
Feit 2 Onbevoegd bevoegdheden aanwenden
Artikel 2:360 van het Wetboek van Strafrecht luidt: ‘De ambtenaar die opzettelijk in strijd met zijn bevoegdheid gebruik maakt van enige opsporings- of toezichtbevoegdheid als bedoeld in het Wetboek van Strafvordering of in enige andere landsverordening, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vierde categorie.
Onder het oude recht was als ambtsmisdrijf strafbaar gesteld het onbevoegd aanwenden van bevoegdheden bij huiszoeking en de inbreuk op het huisrecht.
Met de uitbreiding van de wettelijke opsporingsmethoden en het toenemende belang van toezichtsbevoegdheden, ontstond behoefte aan de huidige ruime(re) delictsomschrijving.
De huidige bepaling laat zich zo lezen, dat strafbaar is gesteld de opzettelijk onbevoegde inbreuk op iemand persoonlijke levenssfeer door een ambtenaar die zich beroept op enige opsporings- of toezichtsbevoegdheid uit het Wetboek van Strafvordering of enige andere landsverordening. Het nalaten om een dergelijke bevoegdheid aan te wenden zoals aan de verdachte ten laste is gelegd, valt daar niet onder; dat levert immers geen inbreuk op de persoonlijke levenssfeer op. Daarom zal de verdachte van dit feit worden vrijgesproken.
Feit 3 Misbruik van functie
Volgens artikel 2:354 van het Wetboek van Strafrecht, waarop het onder feit 4 ten laste gelegde is toegesneden, is strafbaar ‘de ambtenaar die opzettelijk met misbruik van zijn functie of positie iets doet of nalaat iets te doen ten einde enig voordeel voor hem of een ander te verkrijgen.’ Aan de basis van dit artikel ligt artikel 19 van het Verdrag van de Verenigde Naties tegen corruptie uit 2003 dat in de Nederlandse vertaling als volgt luidt: ‘Elke Staat die partij is, overweegt de wettelijke en andere maatregelen te nemen die nodig kunnen zijn om als strafbaar feit aan te merken, wanneer opzettelijk gepleegd, het misbruik van functie of positie, waaronder wordt verstaan, het in strijd met de wet verrichten of nalaten van een handeling door een overheidsfunctionaris bij de uitoefening van zijn of haar functie teneinde een onverschuldigd voordeel te verkrijgen voor de functionaris zelf of voor een andere persoon of entiteit.’ Misbruik van functie moet in dit verband worden gelezen als ‘handelen in strijd met de wet’ en onder ‘de wet’ worden hier wetten in materiële zin verstaan, dus alle geschreven rechtsregels houdende algemeen verbindende voorschriften.
Bij de beoordeling van de tenlastelegging valt op dat het algemeen verbindend voorschrift dat door de verdachte zou zijn overtreden, niet wordt genoemd.
Voor zover de verdachte wordt verweten dat zij personen heeft begunstigd of aan personen een voorkeursbehandeling heeft gegeven, valt op dat onbelicht blijft in hoeverre de behandeling van de in de tenlastelegging genoemde personen afwijkt van de wijze waarop anderen door de verdachte werden behandeld.
Er kan dan ook niet buiten twijfel worden vastgesteld dat de verdachte de wet heeft overtreden dan wel personen heeft begunstigd of een voorkeursbehandeling heeft gegeven.
Feit 4 Valsheid in geschrift (opmaken)
Artikel 2:184, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bepaalt dat ‘hij die een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk opmaakt of
vervalst, met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, wordt, als schuldig aan valsheid in geschrift, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie.’
In zijn slotadvies van 13 oktober 2018 schrijft de verdachte dat [verdachte 1] heeft voldaan aan de criteria voor het in aanmerking komen van een vuurwapenmachtiging voor zelfverdedigingsdoeleinden. Op dat moment had [verdachte 1] zijn verklaring omtrent het gedrag nog niet bij de UBW ingeleverd, maar die verklaring bestond wel – blijkens de afgiftedatum 16 juli 2018 op het document.
Onduidelijk is of in het slotadvies sprake is van een opzettelijk valse mededeling in een geschrift bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen - of dat advies bedoeld was om te misleiden. De bewijsbestemming lijkt in dit geval eerder te zijn gekoppeld aan de documenten waarop het advies is gebaseerd. Daar komt bij dat een slotadvies in verband met de aanvraag van een consent bij de UBW niet gebruikelijk was; er lijkt dan ook geen sprake van een papier waaraan in het rechtsverkeer betekenis voor het bewijs van enig feit pleegt te worden toegekend. Dit staat in de weg aan een bewezenverklaring van valsheid in geschrift (opmaken).
Feit 5 (gebruik maken)
Hij die ‘opzettelijk gebruik maakt van het valse of vervalste geschrift als ware het echt en onvervalst dan wel opzettelijk zodanig geschrift aflevert of voorhanden heeft, terwijl hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat dit geschrift bestemd is voor zodanig gebruik,’ maakt zich (eveneens) schuldig aan valsheid in geschrift.
Aangenomen kan worden dat de verdachte, alleen of samen met een ander, de in de tenlastelegging genoemde documenten in de ten laste gelegde periode aan derden heeft verschaft in verband met de aanvraag door [verdachte 1] van een machtiging in de zin van de Vuurwapenverordening 1930.
Voor een veroordeling van de verdachte voor het onder feit 5 ten laste gelegde feit moet vast staan dat (i) de genoemde geschriften bestemd zijn om tot bewijs van enig feit te dienen en dat (ii) de verdachte wist dat de in de tenlastelegging genoemde documenten vals of vervalst waren.
Het als eerste genoemde document is door [verdachte 1] ondertekende motiveringsbrief waarin staat dat [verdachte 1] directeur is van [afhandelingsbureau] NV. Die mededeling is onjuist. Bij de aanvraag voor een vuurwapenmachtiging moeten officiële documenten worden overgelegd, waarbij in dit verband een uittreksel uit het handelsregister van belang is. Bij de aanvraag in kwestie is een uittreksel gevoegd waaruit blijkt dat [verdachte 1] in het handelsregister geregistreerd staat als directeur/aandeelhouder van [X] BV. In die hoedanigheid staat [verdachte 1] ook op de vuurwapenmachtiging vermeld. Bij deze stand van zaken is onduidelijk of de motiveringsbrief dient om te bewijzen dat [verdachte 1] bij [afhandelingsbureau] een directeurspositie bekleedt, nu aan die positie in het verdere traject van de aanvraag geen betekenis lijkt te zijn toegekend.
Dat de overgelegde inkomstenverklaringen van het Ministerie van Financiën op naam van [verdachte 1] over de jaren 2018 en 2019 valse of vervalste geschriften zijn, kan worden afgeleid uit de verklaring van een belastingmedewerker die inhoudt dat de originele verklaringen van het Ministerie het inkomen in hele guldens vermeldt (en niet zoals in de gebruikte documenten tot op de cent nauwkeurig). Tijdens de terechtzitting is evenwel duidelijk geworden dat de UBW de opgevraagde inkomstenverklaringen van het Ministerie van Financiën niet op juistheid controleert; daarop is de stelling van de verdediging gebaseerd dat de verdachte niet van de gebleken valsheid op de hoogte was. Daargelaten dat in de tenlastelegging de termen ‘aangegeven belastbaar inkomen’ en ‘inkomen’ (vastgesteld belastbaar ~) ten onrechte lijkt te vereenzelvigen, staat niet op basis van wettig bewijs overtuigend vast dat de verdachte in of omstreeks de periode van juni 2018 tot en met januari 2019 wist dat de inkomstenverklaringen van het Ministerie van Financiën onjuiste informatie bevatten.
Over het slotadvies van 13 oktober 2018 zij herhaald wat hiervoor is overwogen; onduidelijk is of sprake is van een opzettelijk valse mededeling in een geschrift bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen.
Conclusie
Het Gerecht komt aldus tot het oordeel dat het bewijs tekortschiet om te kunnen vaststellen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde. De verdachte zal van al de hiervoor besproken feiten integraal worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het Gerecht acht - op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverwegingen, in onderling verband en samenhang beschouwd - wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
FEIT 1:
dat hij in
of omstreeksde periode van november 2016 t/m maart 2022 te Curaçao, als ambtenaar, te weten als Unithoofd Bijzondere wetten, althans een opsporingsambtenaar werkzaam bij Korps Politie Curaçao,
tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen,voor zichzelf
of een ander,een gift
en/of belofte en/of een dienst, te weten
onder meer:
a. (ZAAKSDOSSIER [verdachte 1])
- een cheque van het bedrijf [X] d.d. 29 november 2016
van NAf 2.000,- en
/of,
- een cheque van het bedrijf [X] d.d. 3 april 2017
van NAf 10.000,- en
/of,
- een cheque van het bedrijf [X] d.d. 8 augustus 2017
van NAf 1.200,- en/of,
- een cheque van het bedrijf [X] d.d. 2 november 2018
van NAf 600,- en/of,
- een cheque van het bedrijf [X] d.d. 3 mei 2019
van NAf 1.500,-
en/of
twee retour vliegtickets en/of een geldbedrag (ten behoeve van vliegtickets)
naar Miami in de periode van 5 december 2018 - 9 december 2018,
heeft
/hebbenaangenomen,
of heeft/hebben gevraagd wetende ofredelijkerwijs vermoedende dat deze hem
/hen, verdachte
en/of zijn mededaders(telkens) werd
(en
) gedaan en/of verleend en/ofaangeboden teneinde hem
en/of zijn mededaderste bewegen
om al dan niet in strijd met zijn/hun plicht te handelen, en/ofin hun bediening iets te doen en/of na te laten
en/of
heeft/hebben aangenomen en/of heeft gevraagd, wetende of redelijkerwijs vermoedende dat deze hem/hen, verdachte en/of zijn mededaders (telkens) werd(en) gedaan en/of verleend en/of aangeboden ten gevolge of naar aanleiding van hetgeen door hem en/of zijn mededaders al dan niet in strijd met zijn/hun plicht in zijn/hun huidige en/of vroegere bediening is gedaan of nagelaten,
door
- het
begunstigen en/ofbevorderen en
/ofbespoedigen
en/of – handelingen te verrichten en/of opdrachten en/of verzoeken te geven en/of richten aan een of meer medewerkers van KPCrondom de
stukken en/ofprocedure
en/of beoordeling(en) en/of beslissing(en) opvande aanvra
(a
)g
(en)vuurwapenmachtiging door/van [verdachte 1] voornoemd ingediend,
althans een voorkeursbehandeling te geven aan [verdachte 1] voornoemd, en/of
te hebben nagelaten bij de procedure rondom de door [verdachte 1] ingediende aanvraag vuurwapenmachtiging betrokken personen, betrokken en/of verantwoordelijk voor de beoordeling en/of toewijzing van een dergelijke
machtiging, te informeren en/of te wijzen op onregelmatigheden en/of onvolkomenheden binnen voornoemde aanvraagprocedure;
- het (anders dan om zakelijke redenen)
aangaan en/of onderhouden en/oflaten ontstaan van een (zodanige) relatie tussen [verdachte 1] voornoemd en verdachte
en/of zijn mededaders,
zodat verdachte
en/of zijn mededadersniet meer zo vrij en
/of beïnvloed en/ofonafhankelijk en
/ofobjectief
was/waren/kon
(den)zijn bij het nemen van beslissingen in relatie tot die [verdachte 1] voornoemd als in het geval dat hij, verdachte
en/of zijn mededadersdie giften
en/of diensten en/of beloftenniet had
(den)aangenomen.
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.

Bewijsmiddelen

Het Gerecht grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring. [1]
Daarbij wordt opgemerkt dat ieder bewijsmiddel, ook in zijn onderdelen, slechts wordt gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft en, voor zover het een geschrift als bedoeld in artikel 387, eerste lid, aanhef, onder e Sv betreft, telkens slechts wordt gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.
Voorts wordt opgemerkt dat in de bewijsmiddelen geen (expliciete) landsaanduiding is opgenomen, maar dat algemeen bekend is dat de in die bewijsmiddelen wel opgenomen plaatsen zijn gelegen in Curaçao
1.Een proces-verbaal van bevindingen uitbetaling cheques d.d. 27 januari 2022, waarin het volgende wordt gerelateerd:

Inleiding

Onder leiding en verantwoordelijkheid van de officier van justitie belast met de behandeling van strafzaken te Curaçao is een strafrechtelijk onderzoek gestart naar de mogelijke aannemen van steekpenning door de politieambtenaar, de inspecteur bij vermeld korps (het Gerecht begrijpt: het Korps Politie Curaçao), [verdachte]. Het onderzoek is gestart naar aanleiding van de bevindingen die tijdens het onderzoek “Fogo” naar voren zijn gekomen.

Onderzoek uitbetaling van cheques aan politiegenten:

Tijdens het onderzoek “Fogo” is gebleken dat de [verdachte 1] en zijn bedrijf [naam bedrijf] B.V. onder meer bij de Banco di Caribe, Maduro & Curiels Bank, Giro Bank en RBC bankiert. De bankrekeningen werden tijdens het financieel onderzoek onder meer onderzocht naar mogelijke betalingen gerelateerd aan de brandstichting van het belastingkantoor. Tijdens het analyseren van voornoemde bankrekeningen van de Banco di Caribe van het bedrijf [X] B.V. is opgevallen dat de [verdachte 1] meerder cheques voor politieambtenaren heeft uitgeschreven. Het betrof de inspecteur van politie en tevens Unithoofd Bijzondere Wetten, [verdachte].

Uitbetaling van cheques aan [verdachte]

Uit het onderzoek bleek dat de [verdachte 1] tenminste vijf (5) cheques van het bankrekeningnummer [xxxxxxxx] van het bedrijf [X] van de Banco di Caribe ten name van de inspecteur van politie, [verdachte]
,heeft uitgeschreven. Hierbij was een totaalbedrag van
ANG. 15.300,-gemoeid.
Bovengenoemd bedrag werd in vijf (5) traches uitbetaald. De betalingen zijn in de periode van 29 november 2016 tot en met 3 mei 2019 verricht.
De betaling aan [verdachte] ziet er schematisch als volgt uit:
Datum
Omschrijving
Uitgeschreven door
Bedrag
29 nov. 2016
Pay Check 338
[X]
2.000,-
3 apr. 2017
Pay Check 527
[X]
10.000,-
8 aug. 2017
Pay Check 471
[X]
1.200,-
2 nov. 2018
Pay Check 831
[X]
600,-
3 mei 2019
Pay Check 982
[X]
1.500,-
Totaal in ANG.
15.300,-

Bijzonderheden met betrekking tot cheques betalingen

Uit onderzoek bleek dat het uitschrijven en betaling van voornoemde cheque ongewoon leken, aangezien er geen bekende bedrijfsrelatie of geleverde diensten van [verdachte] aan [X] bekend waren. Tijdens het onderzoek is verder naar voren gekomen dat [verdachte 1] diverse betaalcheques van meerder lokale banken heeft uitgeschreven, waarvan niet bekend is door wie deze verzilverd werden. Saillant detail hierin is dat alleen de cheques van de Banco di Caribe de personalia van de “verzilveraar” vermelden. Bij overige banken worden deze gegevens niet vermeld.
2.Een proces-verbaal getuige verhoor d.d. 8 juli 2021, inhoudende als verklaring van [getuige 1]
:
VV: Wat is uw functie binnen het KPC, sinds wanneer bekleedt u deze functie en wat houdt de functie in?
AG:Ik ben Divisie Hoofd Bijzonder Politiedienst. Ik bekleed deze functie sinds 2008. Ik ben verantwoordelijk voor een aantal units binnen KPC, onder meer voor de Unit Bijzondere Wetten.
VV: Wat is uw betrokkenheid bij de procedure van een vuurwapenmachtiging aanvrage?
AG:De procedure doorloopt een soort controleslag bij mij. Ik moet in hoofdlijnen nagaan of de procedures ok zijn. Ik parafeer ook voor gezien en waar er bijzonderheden zijn worden die met mij besproken. Mijn controleslag houdt onder meer in dat ik de aanvragen krijg om te paraferen voor akkoord.
VV: Wie zijn de overige personen/functies binnen KPC die een belangrijke rol hebben bij de totstandkoming van een vuurwapenmachtiging voor zelfverdediging?
AG:Dit zijn Unithoofd en waarnemend Unithoofd van de UBW. Zij hebben een beoordelingsrol in het tot stand komen van de vuurwapenmachtigingen. Zij hebben een soort “Judgement call”. De heer [verdachte] is Unithoofd UBW.
VV: Bent u bekend het geval [verdachte 1] en zo ja, hoe?
AG:Ja, dit is een geval dat door [verdachte] zeer nadrukkelijk onder mijn neus werd geschoven. Hij heeft een heel “pleidooi” gehouden in het voordeel van deze man.
[verdachte] verklaarde dat [verdachte 1] eigenaar van heel veel bedrijven was en dat hij heel veel geld in omloop had. [verdachte] zei ook dat [verdachte 1] wel heel veel voorzorgsmaatregelen heeft genomen voor zijn eigen veiligheid. [verdachte] zei onder meer dat [verdachte 1] camera’s en een alarminstallatie had geplaatst. Er waren ook een reeks foto’s in de aanvraag. Ook heeft [verdachte] gezegd dat er een of twee keren getracht werd om [verdachte 1] te overvallen.
VV: Kan je nog andere gevallen herinneren dat [verdachte] zo fel voor andere aanvragers is opgekomen?
AG:Nee! Ik wel eens meegemaakt dat hij fel tegen bepaalde aanvragen was, maar stellig vóór heb ik hem nooit eerder meegemaakt, behalve bij [verdachte 1].
MV: U heeft verklaard dat [verdachte] in zijn “pleidooi” heeft aangegeven dat [verdachte 1] eigenaar van heel veel bedrijven was en dat hij hierdoor in aanmerking moest komen voor een machtiging.
VV: Is dit door u nagetrokken?
AG:Niet door mij. Als het goed is zou [verdachte] degene zijn die dit heeft gecheckt. Ik ging uit van hetgeen [verdachte] aan mij had verteld. Wat ik me nog kan herinneren is dat [verdachte] had gezegd dat [verdachte 1] eigenaar was van een aannemersbedrijf en dat hij ook aandeelhouder is in een luchtvaartmaatschappij of zoiets. Volgens mij heeft [verdachte] drie bedrijven genoemd waarvan [verdachte 1] eigenaar of aandeelhouder was. Dit heeft hij gedaan om aannemelijk te maken dat [verdachte 1] het risico loopt om overvallen te worden en om te ondersteunen dat [verdachte 1] in aanmerking moet komen voor een machtiging zelfverdediging.
VV: [Verdachte 1] had een bouwbedrijf. Kan een bouwbedrijf in aanmerking komen voor een machtiging vuurwapen categorie zelfverdediging?
AG:Het is wel mogelijk en in het geval van [verdachte 1] zou hij ook een ander groot bedrijf hebben en ook aandeel in een luchtvaartmaatschappij. Dit was naar voren gekomen door de beoordeling en argumentatie van [verdachte].
3.Een proces-verbaal getuige verhoor d.d. 14 maart 2022, inhoudende als verklaring van [getuige 2]:
VV: In welke periode was u in dienst van het Korps Politie Curaçao (KPC)?
AG:Vanaf 1 januari 2015 tot en met eind juni 2020. Ik was korpschef en voorzitter van het management team van het KPC.
VV: Heeft iemand u wel eens benaderd met klachten over het functioneren van [verdachte]?
AG:Er kwam informatie binnen over gelden die [verdachte] mogelijk van [verdachte 1] had ontvangen.
MV: Tijdens het onderzoek “Fogo” is gebleken dat de [verdachte 1] over een vuurwapenmachtiging voor zelfverdediging beschikt. Nadat het onderzoeksteam kennis had genomen van de documenten aangaande de vuurwapenmachtiging aanvrage van [verdachte 1] is het vermoeden ontstaan dat er onregelmatigheden hadden plaatsgevonden met betrekking tot de totstandkoming van voornoemde vuurwapenmachtiging.
VV: Wat kunt u hierover verklaren?
AG:Op een of andere manier was mij iets in deze aanvrage opgevallen. Ik ging mij toch meer in de stukken verdiepen. De motivering van [verdachte 1] heeft mij niet overtuigd om zijn aanvrage te accorderen. Ik miste een nadere onderbouwing. Ik heb de stukken dan ook teruggestuurd naar UBW. Hierna kwam [verdachte] naar mij toe en hield een geheel pleidooi voor [verdachte 1]. Ik bleef op mijn punt en zei tegen [verdachte] dat de motivering te lichtvaardig was. Na een periode kreeg ik weer het dossier voor mij. Volgens mij zag ik dat er aangiftes waren bijgevoegd en ook een foto waarbij [verdachte 1] helemaal onder bloed was in verband met een overval die op hem was gepleegd.
MV: Het onderzoeksteam beschikt over een Memorandum d.d. 13-10-2018, ondertekend door [verdachte] van de UBW gericht aan uw persoon. Bedoeld memorandum heeft betrekking op de aanvrage van [verdachte 1].
Een kopie van bedoeld Korps Memo wordt u thans getoond.
VV: Wat kunt u hierover verklaren?
AG:nu ik dit Memorandum lees, lijkt dit een bevestiging te zijn van mijn herinnering dat ik dus de eerste stukken in verband met de aanvrage van de heer [verdachte 1] terugverwezen heb naar UBW voor een betere en nadere onderbouwing. Immers, een dergelijke memo maakt nimmer onderdeel uit van een ingediend verzoek, het lijkt juist ter verdere onderbouwing van een reeds ingediend verzoek. Na terugwijzing heeft [verdachte] dus blijkbaar de gevraagde onderbouwing met dit memo begeleid.
MV: Het onderzoeksteam beschikt over een Memorandum d.d. 31-05-2018, ondertekend door [verdachte] van de UBW, met als onderwerp: Zoekgeraakte stukken t.n.v. [verdachte 1], gericht aan belanghebbenden. Bedoeld memorandum heeft betrekking op de aanvrage van [verdachte 1].
Een kopie van bedoeld Korps Memo wordt aan u thans getoond.
VV: Wat kunt u hierover verklaren?
AG:Ik ben niet op de hoogte van deze memo, dus ook niet aan wie het is verzonden. Mijn conclusie hierover is dat deze memo wel bedoeld lijkt te zijn om eerder door [verdachte 1] ingediende stukken ter beschikking van het UBW te stellen.
MV: uit het dossier van [verdachte 1] zien we dat de heer [verdachte] een memorandum naar u op 13 oktober 2018 had gestuurd. In voornoemd memorandum zien we dat de heer [verdachte] aangeeft dat [verdachte 1] aan de criteria voor het verkrijgen van een vuurwapenmachtiging categorie zelfverdediging voldoet.
VV: Wat is de reden dat hij zo’n memorandum naar betreffende [verdachte 1] had gericht?
AG:Ik veronderstel dat dit memorandum is opgesteld naar aanleiding van mijn kanttekeningen in verband met het dossier zoals ik deze in eerste instantie heb ontvangen. Zonder mij de details te herinneren weet ik dat deze dusdanig waren dat ik het dossier ter verdere onderbouwing en aanvulling heb teruggestuurd naar de chef Unit Bijzondere Wetten [verdachte]. Volgens mij kwam hij naar mij toe en vertelde iets over de groepering Army die [verdachte 1] zou hebben bedreigd.
4Processen-verbaal van getuige verhoor d.d. 12 maart 2022, 19 april 2022 en 18 mei 2022, inhoudende als verklaring van
[getuige 3]:
Verhoor 12 maart 2022:
VV: wat is uw functie binnen KPC en sinds wanneer bekleedt u deze functie.
AG: Sinds oktober 2016 ben ik in dienst van KPC en in de maand november 2016 ben ik bij de afdeling UBW begonnen.
Verhoor 19 april 2022:
VV: Wil je alvast iets verklaren?
AG: Ik wil vermelden dat ik in mijn eerste verhoor vergeten was te zeggen dat in de procedure van de vuurwapenmachtiging ook een kluiscontrole plaatsvindt, bij het bedrijf of de woning van de aanvrager voor dat de afleveringsbon voor de (vuur)wapenhandelaar wordt opgemaakt.
Normaal wordt deze kluiscontrole door een administratief medewerker en een politieagent van de UBW gedaan.
In het specifieke geval van [verdachte 1] werd de kluiscontrole door [verdachte 2] en [verdachte] zelf gedaan, wat niet gebruikelijk is.
Na het geval van [verdachte 1] gingen [verdachte 2] en [verdachte] ook nooit meer een andere kluiscontrole doen. Het is ook niet normaal dat het Unithoofd UBW zelf een kluiscontrole gaat doen. Daarom vond ik dit bijzonder en wilde ik dit noemen.
Verhoor 18 mei 2022
Welke bijzonderheden kunt u constateren aan de hand van de u getoonde tijdlijn m.b.t. de aanvrage van [verdachte 1]?
AG: Wat mij in eerste oogopslag opvalt is dat de kluiscontrole is gebeurd voordat [verdachte 1] zijn aanvrage en de vereiste documenten had ingeleverd. Dat klopt niet. Als men tot een kluiscontrole overgaat, betekent dit dat de aanvrage al is goedgekeurd. Het slotadvies (het Gerecht begrijpt: opgesteld door [verdachte]) is ook ongebruikelijk en maakt geen deel uit van de vuurwapenmachtiging procedure.
Ik zie ook een memorandum van zoekgeraakte stukken op de tijdlijn staan dat door de heer [verdachte] was opgemaakt. Ik ben niet bekend met zo’n soort memorandum afkomstig van UBW. Zelfs als er stukken door UBW waren kwijtgeraakt is het de klant die een brief naar UBW schrijft en niet andersom.
5.Processen-verbaal van getuige verhoor d.d. 17 maart 2022 en 17 oktober 2022, inhoudende als verklaring van
[getuige 4]:
Verhoor 17 maart 2022
VV: Sinds wanneer bent u in dienst van het KPC en wat is uw huidige functie?
AG:Sinds augustus 2004. Sinds 2009 ben ik medewerker UBW. De heer [verdachte] is nu mijn chef bij UBW.
MV: Tijdens het onderzoek is gebleken dat een man genaamd [verdachte 1] in het jaar 2018 een vuurwapenmachtiging voor zelfverdediging bij UBW heeft aangevraagd en gekregen.
VV: Zegt de naam [verdachte 1] u iets?
AG:De ene dag dat ik hem had gezien was hij vergezeld van de heer [verdachte].
Ik zag dag ze in het kantoor van de heer [verdachte] gingen. Hierna toen ze uit het kantoor kwamen heeft de heer [verdachte] iemand voor het formulier aanvrage vuurwapenmachtiging gevraagd. Deze werd aan [verdachte 1] gegeven en toen vertrok hij.
Verhoor 17 oktober 2022
VV: Wil je nog iets loslaten voordat we dit verhoor afsluiten?
AG:[Verdachte 1] is buurman van mijn vader. Enkele jaren geleden, voordat [verdachte] bij UBW ging werken, vroeg [verdachte 1] aan mij voor een formulier machtiging vuurwapen. [Verdachte] werkte toen bij ploeg 5 bij Otrobanda.
Ik zei tegen hem om naar UBW te gaan voor die formulier.
[Verdachte 1] zei toen, dus op diezelfde dag en moment, tegen mij dat hij [verdachte] kent en dat [verdachte] binnenkort chef bij de UBW zal worden. Hij vertelde ook dat hij en [verdachte] goed met elkaar bevriend zijn. Ik werkte toen al bij de UBW. Ik wist op die dag helemaal niet dat [verdachte] bij de UBW zou komen werken. Inderdaad pas nadat [verdachte] bij de UBW was komen werken.

Bewijsoverwegingen

De raadsman heeft bepleit dat de verdachte van het onder 1 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe – kort gezegd – aangevoerd dat uit het dossier op geen enkele wijze volgt dat de giften waren bedoeld om de verdachte om te kopen. Er zijn geen tegenprestaties die in verband kunnen worden gebracht met de giften, aldus de raadsman.
Het Gerecht overweegt als volgt.
Op grond van de bewijsmiddelen kunnen de volgende feiten en omstandigheden worden vastgesteld.
Uit het opsporingsonderzoek is gebleken dat de verdachte op verschillende data in de tenlastegelegde periode een vijftal cheques aan toonder, uitgeschreven door het bedrijf van [verdachte 1] heeft geïnd bij de Banco de Caribe in Saliña. Deze cheques waren uitgeschreven voor verschillende bedragen en hadden een totale waarde van ANG 15.300. De verdachte en [verdachte 1] hadden rond deze data veelvuldig telefonisch contact, waarbij de telefoon van de verdachte regelmatig een zendmast in de buurt van de woning van [verdachte 1] aanstraalde.
De verdachte, destijds reeds werkzaam bij het Korps Politie Curaçao (KPC), heeft in 2016 gesolliciteerd op de functie van hoofd van de Unit Bijzonder Wetten bij het KPC. In september 2017 is de verdachte in deze functie benoemd.
Als hoofd UBW was hij (onder meer) verantwoordelijk voor de behandeling van aanvragen voor een machtiging vuurwapen voor zelfverdediging.
[Verdachte 1] heeft in 2018 bij de UBW een aanvraag voor een dergelijke machtiging ingediend. Uit verklaringen diverse betrokkenen bij de aanvraagprocedure, onder wie het divisiehoofd Bijzondere Politiedienst en de toenmalige korpschef, komt naar voren dat de verdachte zich binnen de UBW op opvallende wijze en buiten de geldende procedure om heeft beziggehouden met de aanvraag van [verdachte 1].
Zo heeft de verdachte deze aanvraag nadrukkelijk onder de aandacht gebracht van voornoemd divisiehoofd en heeft hij reeds voordat de aanvraag was goedgekeurd zelf de vereiste kluiscontrole gedaan bij [verdachte 1]. De verdachte heeft, nadat de korpschef de aanvraag had teruggestuurd wegens een gebrekkige motivering een
– zoals de korpschef het omschrijft – ‘heel pleidooi’ gehouden om de aanvraag van [verdachte 1] alsnog te honoreren. Ook heeft de verdachte de aanvraag van [verdachte 1] uit eigen beweging voorzien van een ‘slotverklaring’ inhoudende dat [verdachte 1] aan alle voorwaarden voor een vuurwapenmachtiging had voldaan, hetgeen binnen de aanvraagprocedure niet gebruikelijk was.
Naar het oordeel van het Gerecht laten de hiervoor omschreven feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, geen andere conclusie toe dan dat de verdachte door het aannemen van de giften in de positie gebracht dat hij niet meer vrij, onafhankelijk, en objectief kon zijn bij het nemen van beslissingen in relatie tot [verdachte 1].
De verdachte heeft voor dit bewijs geen redelijke, die redengevendheid ontzenuwende, verklaring gegeven. Zijn verklaring dat hij met betrekking tot de cheques enkel (telefonisch) contact heeft gehad met een neef van [verdachte 1], met wie de verdachte een politiek-zakelijke relatie had, acht het Gerecht niet geloofwaardig. Alle belcontacten hebben immers plaatsgevonden met een mobiele telefoon in gebruik bij [verdachte 1]. Daarnaast straalde de mobiele telefoon van de verdachte regelmatig een zendmast aan in de buurt van de woning van [verdachte 1].
De verklaring van de verdachte dat de cheques waren bestemd en zijn gebruikt om de politieke partij MFK te sponsoren tijdens de verkiezingscampagne, wordt weersproken door de verklaring van de eigenaar van het bedrijf Antillean Billboards, inhoudende dat dit bedrijf geen contact heeft gehad of zaken heeft gedaan met de verdachte. Evenmin heeft de verdachte facturen of andere documenten kunnen overleggen, die zijn lezing op dat punt kunnen ondersteunen.
Tot slot vindt de verklaring van de verdachte, dat hij zich bij de aanvraag vuurwapenmachtiging van [verdachte 1] geen bijzondere inspanning heeft getroost, zijn weerlegging in de gebezigde bewijsmiddelen, in het bijzonder in de verklaringen die de getuigen daaromtrent hebben afgelegd.

Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde

Het onder 1 bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel juncto artikel 2:350 van het Wetboek van Strafrecht. Het wordt als volgt gekwalificeerd:
Als ambtenaar een gift aannemen, redelijkerwijs vermoedende dat deze hem gedaan wordt teneinde hem te bewegen om in zijn bediening iets te doen of na te laten, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.

Strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.

Oplegging van straf

Het Gerecht overweegt als volgt.
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in [het hierop gestelde wettelijke strafmaximum/de hierop gestelde wettelijke strafmaxima] en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Met betrekking tot de ernst van het bewezen verklaarde wordt het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft als politieambtenaar van het Korps Politie Curaçao gedurende een aantal jaren steekpenningen aangenomen van [verdachte 1] en heeft (vervolgens) als Hoofd van de unit Uitvoering Bijzondere Wetten – bijzondere inspanningen verricht om de aanvraag vuurwapenmachtiging ten behoeve van zelfverdediging van [verdachte 1] binnen genoemde unit te bevorderen.
De verdachte heeft, door steekpenningen aan te nemen en vervolgens in zijn functie als hoofd van de Unit Bijzondere Wetgeving bijzondere inspanningen te leveren om een aanvraag machtiging vuurwapen gehonoreerd te krijgen, zich als (politie)ambtenaar onbehoorlijk gedragen. Juist van een politiefunctionaris mag een onberispelijk optreden en een objectieve houding bij het nemen van beslissingen worden verwacht. De verdachte heeft zich echter laten leiden door persoonlijk gewin. Hierdoor wordt het vertrouwen in de politie op ernstige wijze geschaad.
Het Gerecht houdt ook rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals deze ter terechtzitting naar voren zijn gebracht.
De verdachte is, zo blijkt uit zijn strafkaart niet eerder onherroepelijk veroordeeld voor (soortgelijke) strafbare feiten.
Het Gerecht is, na dit een en ander te hebben afgewogen, tot de slotsom gekomen dat de na te noemen straf passend en geboden is. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld. Dat die straf lager is dan door het openbaar ministerie gevorderd, vindt onder meer zijn oorzaak in het gegeven dat het Gerecht tot een andere bewezenverklaring komt.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op artikel 2:350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidde ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het Gerecht:
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2, 3, 4 en 5 ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een werkstrafvoor de duur van
240 uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 dagen hechtenis;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, naar de maatstaf van 2 (twee) uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag;
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. J. Snitker, bijgestaan door mr. P.M. Huizenga, (zittingsgriffier), en op 29 september 2023 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Curaçao.

Voetnoten

1.Hierna wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar ambtsedige - en door de desbetreffende verbalisant(en) in wettelijke vorm opgemaakte - processen-verbaal en overige geschriften, die als bijlagen zijn opgenomen in het eindproces-verbaal van het Korps Politie Curaçao d.d. 12 december 2022 , geregistreerd onder proces-verbaalnummer 210512051105.DOS en de onderzoeksnaam “Golf”.