ECLI:NL:OGEAC:2023:342

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
11 december 2023
Publicatiedatum
31 januari 2024
Zaaknummer
CUR202302483
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake kredietovereenkomst en aansprakelijkheid echtgenoten

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 11 december 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen Banco di Caribe N.V. en twee gedaagden, [gedaagde 1] en [gedaagde 2]. De bank vorderde betaling van een bedrag van NAf 9.707,90, vermeerderd met boeterente, op grond van een kredietovereenkomst die [gedaagde 1] had afgesloten voor de aanschaf van een voertuig. De overeenkomst was ondertekend door [gedaagde 1], met een handtekening van [gedaagde 2] die door haar werd betwist. De rechtbank oordeelde dat de handtekening van [gedaagde 2] niet vereist was voor de geldigheid van de overeenkomst, aangezien deze niet betrekking had op de gewone gang van de huishouding, maar op een zakelijke lening voor de eenmanszaak van [gedaagde 1].

De rechtbank heeft vastgesteld dat [gedaagde 1] de vordering van de bank heeft erkend, terwijl [gedaagde 2] aanvoerde dat zij nooit toestemming had gegeven voor de kredietovereenkomst. De rechtbank oordeelde dat [gedaagde 2] niet hoofdelijk aansprakelijk kon worden gesteld voor de schuld van [gedaagde 1], omdat de lening niet was aangegaan ten behoeve van de huishouding. De vordering werd toegewezen ten opzichte van [gedaagde 1], die werd veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag en de proceskosten. De bank werd veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde 2].

De uitspraak benadrukt het belang van de aard van de verbintenis en de vereiste toestemming van echtgenoten bij het aangaan van financiële verplichtingen. De rechtbank verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de bank direct kan overgaan tot uitvoering van de veroordelingen.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR202302483
Vonnis van 11 december 2023
in de zaak van
de naamloze vennootschap
BANCO DI CARIBE N.V.,
gevestigd in Curaçao,
eiseres,
gemachtigden: mrs. A.C. Hoof en S.M.A. Gonzales,
tegen

1.[GEDAAGDE 1],

2. [GEDAAGDE 2],
wonende in Curaçao,
gedaagden,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna de bank, [gedaagde 1] en [gedaagde 2] genoemd.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
  • het verzoekschrift van 8 augustus 2023,
  • het mondelinge verweer van 16 oktober 2023,
  • de akte van BdC van 13 november 2023.
1.2.
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1. [
gedaagde 1] en [gedaagde 21] zijn gehuwd. [gedaagde 1] heeft een eenmanszaak, genaamd Louverture Garden Services.
2.2.
Op 21 juli 2022 heeft [gedaagde 1] een schriftelijke kredietovereenkomst (hierna: de overeenkomst) gesloten met de bank. In de overeenkomst staat het type krediet omschreven als ‘
Commercial Car Loan’ met het doel de aanschaf van een Toyota Hilux uit 1993. Het krediet bedroeg NAf 8.250 en diende met ingang van 31 juli 2022 in 24 maandtermijnen van NAf 380 te worden afgelost.
2.3.
De overeenkomst is getekend door [gedaagde 1]. Er staat ook een handtekening bij de naam van [gedaagde 2] met daarboven vermeld:
for approval.
2.4.
Er zijn, ook na aanmaning, geen aflossingen gedaan op de lening.

3.De vordering en de standpunten van partijen

3.1.
De bank vordert dat het gerecht [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk veroordeelt tot betaling van NAf 9.707.90, te vermeerderen met de per jaar samengestelde boeterente van 18% over NAf 4.947,21 en over NAf 605,78 en 7% over NAf 4.760,59 vanaf 19 juli 2023 tot de dag van voldoening, met veroordeling van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in de proceskosten.
3.2.
De bank legt aan de vordering ten grondslag dat [gedaagde 1] ondanks aanmaningen niet aan zijn contractuele betalingsverplichtingen heeft voldaan. Op grond van de overeenkomst is daarom de gehele schuld ineens opeisbaar. Omdat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] volgens de bank in gemeenschap van goederen zijn gehuwd, is [gedaagde ] volgens de bank op grond van artikel 1:85 van het Burgerlijk Wetboek (BW) medeaansprakelijk voor de verbintenissen die [gedaagde 1] is aangegaan.
3.3. [
gedaagde 1] heeft de vordering erkend. [gedaagde 2] heeft op de rolzitting aangevoerd dat zij de overeenkomst niet heeft ondertekend. De handtekening die boven haar naam op de overeenkomst staat is niet van haar. Zij zou ook niet akkoord zijn gegaan met het aangaan van de overeenkomst.

4.De beoordeling

4.1. [
gedaagde 1] heeft de vordering erkend, zodat deze ten opzichte van hem in beginsel kan worden toegewezen. [gedaagde 2] heeft op de rolzitting naar voren gebracht dat zij nooit toestemming heeft gegeven voor de kredietovereenkomst. Voor de kredietovereenkomst die [gedaagde 1] is aangegaan was echter ook geen toestemming van [gedaagde sub 2] nodig. Deze kredietovereenkomst is dus niet vernietigbaar op grond van artikel 1:88 BW, zou [gedaagde 2]bedoeld hebben een beroep op die bepaling te doen.
4.2. [
gedaagde 2] is geen partij bij de kredietovereenkomst, ook niet als er vanuit zou worden gegaan de [gedaagde 2] de overeenkomst voor akkoord heeft meegetekend.
4.3. [
gedaagde 2] kan ook niet op grond van artikel 1:85 BW (hoofdelijk) worden veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag. Dat artikel bepaalt dat de ene echtgenoot naast de andere voor het geheel aansprakelijk is voor de door deze ten behoeve van de gewone gang van de huishouding aangegane verbintenissen. Het gaat hier echter om een zakelijke lening voor het eenmansbedrijf van [gedaagde 1] en dus niet om een verbintenis ten behoeve van de gewone gang van de huishouding.
4.4.
Het voorgaande betekent dat de vordering wel kan worden toegewezen ten opzichte van [gedaagde 1], maar niet ten opzichte van [gedaagde 2].
4.5.
Omdat [gedaagde 1] ongelijk krijgt, wordt hij veroordeeld de proceskosten te betalen, die tot op heden voor de bank worden begroot op NAf 366,64 aan oproepingskosten (exploot [gedaagde 1]), NAf 450 aan griffierecht en NAf 500 aan salaris gemachtigde.
4.6.
De bank wordt veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde 2], die tot op vandaag worden begroot op nihil. De kosten voor het exploot van [gedaagde 2] en de nadere akte blijven voor rekening van de bank.
4.7.
De veroordelingen in deze uitspraak gaan meteen in en kunnen ook ten uitvoer worden gelegd als een van de partijen deze beslissing voorlegt aan het Hof.

5.De beslissing

Het gerecht:
5.1.
veroordeelt [gedaagde 1] tot betaling aan de bank van NAf 9.707.90, te vermeerderen met de per jaar samengestelde boeterente van 18% over NAf 4.947,21 en over NAf 605,78 en 7% over NAf 4.760,59 vanaf 19 juli 2023 tot de dag van voldoening;
5.2.
veroordeelt [gedaagde 1] tot betaling aan bank van de proceskosten van
NAf 1.316,64;
5.3.
veroordeelt de bank in de proceskosten van [gedaagde 2], tot op heden begroot op nihil,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het verder gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E.M. Nootenboom-Lock, rechter, bijgestaan door mr. M.M.M. van Leest, griffier, en in het openbaar uitgesproken.