4.1De Inspecteur stelt dat het beroepschrift van belanghebbende te laat is ingediend. Volgens de Inspecteur is op 17 december 2021 uitspraak op bezwaar gedaan. Belanghebbend heeft aangevoerd dat zij pas bij e-mailbericht van 17 februari 2022 is geïnformeerd dat de aanslagen worden gehandhaafd.
4.1.1.Een afschrift van de uitspraak is door de Inspecteur, ook na een herinneringsbericht van de belastinggriffie, niet overgelegd. Het Gerecht gaat ervan uit dat de uitspraak op bezwaar op 17 februari 2022 bekend is gemaakt aan belanghebbende. De beroepstermijn is op die datum aangevangen. Het beroepschrift van 16 april 2022 is dan binnen de termijn van twee maanden ingediend (artikel 31, lid 1, Algemene landsverordening Landsbelastingen ). Het beroep is daarom ontvankelijk.
4.2.1Op grond van artikel 1 in verbinding met artikel 3 van de Landsverordening op de Inkomstenbelasting 1943 (LvIB) worden natuurlijke personen, die in Curaçao wonen, belast voor hun totale wereldinkomen. Het is daarbij niet van belang, waar ter wereld dat inkomen is verkregen. De inkomsten uit Nederland (AOW-uitkering en pensioen) zijn aan te merken als inkomsten van belanghebbende en dienen daarom – evenals het pensioen van de APC) in de heffing van inkomstenbelasting te worden betrokken.
4.2.2Gelet op het voorgaande dienen de inkomsten uit Nederland te worden meegenomen in de heffingsgrondslag. De totale inkomsten bedragen NAf 51.209. (29.665+/+12.282+/+7.549+/+1.713). Over de opgevoerde kosten bestaat geen geschil. Het belastbaar inkomen is door de Inspecteur in beroepsfase juist vastgesteld op NAf 49.897.
Verschuldigde inkomstenbelasting
4.2.3Het pensioen is ook in Nederland belast zodat een situatie ontstaat van dubbele belasting. De belastingregeling Nederland Curaçao (hierna: BRNC) bevat regels voor de voorkoming van dubbele belasting. Het Gerecht merkt op dat niet is gebleken dat
de Belastingregeling voor het Koninkrijk (BRK) moet worden toegepast (zie artikel 29 BRNC).
4.2.4Ingevolge artikel 17, lid 1 BRNC wordt het heffingsrecht over het pensioen toegewezen aan het woonland Curaçao. Daarbij geldt dat Nederland een beperkt heffingsrecht heeft op deze inkomsten (artikel 17, lid 3 BRNC). Daarvan heeft Nederland gebruik gemaakt door een bedrag van NAf 684 aan loonbelasting in te houden op het pensioen.
4.2.5Ingevolge artikel 17, lid 2 BRNC wordt het heffingsrecht over de AOW-uitkering toegewezen aan Nederland.
4.2.6In artikel 21, lid 5 van de BRNC wordt bepaald dat Curaçao de inkomsten die in Nederland mogen worden belast, wel in de grondslag van de Curaçaose belastingheffing mag betrekken. Voor de AOW-uitkering die in Nederland mag worden belast dient Curaçao een belastingvermindering te verlenen volgens de vrijstellingsmethode (artikel 21 lid 6 BRNC). Voor het pensioen dat in Nederland met een beperkte bronlandheffing mag worden belast dient Curaçao een belastingvermindering te verlenen volgens de verrekeningsmethode (artikel 21 lid 7 BRNC).
4.2.7Over de berekening van de verschuldigde inkomstenbelasting bestaat geen geschil. De Inspecteur heeft op het bedrag van de verschuldigde belasting (NAf 6.702) een belastingvermindering voor de AOW-uitkering en het pensioen toegepast van NAf 1.649 (AOW) en NAf 684 (pensioen) (zie 2.6). Naar het oordeel van het Gerecht is de belastingvermindering juist berekend.
Premie-inkomen AVBZ en BVZ
4.3.1Het staat vast dat belanghebbende in 2018 ingezetene was van Curaçao. Hieruit volgt dat, nu gesteld noch gebleken is dat zij op grond van het Landsbesluit beperking verzekerden niet verzekerd is of vrijgesteld, zij tot de kring van verzekerden voor de AVBZ behoort en premieplichtig is in Curaçao (artikel 4 in verbinding met artikel 20 en 22 van de Landsverordening algemene verzekering bijzondere ziektekosten (LvAVBZ)).
4.3.2Ingevolge artikel 2.1 lid 1, van de Landsverordening basisverzekering ziektekosten (LvBVZ) is belanghebbende verzekerd voor de BVZ zij in 2018 ingezetene is van Curaçao. Gesteld noch gebleken is dat zij behoort tot de categorie ingezetenen die niet verzekerd is op basis van artikel 2.1, lid 2 van de LvBVZ.
4.3.3.Belanghebbende moet aldus premie betalen over haar premie-inkomen. Anders dan belanghebbende kennelijk meent moeten ook de inkomsten die afkomstig zijn uit Nederland worden begrepen in het premie-inkomen. Het premie-inkomen is, per verzekeringswet op eigen wijze, afgeleid van het inkomen, zoals dat is bepaald in de LvIB. De premie AVBZ wordt geheven over het premie-inkomen, zijnde het belastbaar inkomen in de zin van de LvIB (artikel 20, lid 4, LvAVBZ). De premie BVZ wordt geheven over het premie-inkomen, zijnde het inkomen in de zin van de LvIB vóór aftrek van de persoonlijke lasten (artikel 6.7, lid 1 en artikel 1.1, letter o, LvBVZ).
4.3.4De Inspecteur heeft het premie-inkomen voor de AVBZ in de beroepsfase verminderd naar een bedrag van NAf 49.897.
4.3.5Over de hoogte van de vastgestelde premie-inkomen AVBZ en BVZ bestaat verder geen geschil.