ECLI:NL:OGEAC:2023:332

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
15 december 2023
Publicatiedatum
19 december 2023
Zaaknummer
CUR202303746 en CUR202303747
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van deelgenotenbeslag op onroerende zaken in verdeelde nalatenschap

In deze zaak vordert eiseres de opheffing van beslagen die meer dan twintig jaar geleden zijn gelegd op onroerende zaken die behoren tot de onverdeelde nalatenschap van haar overleden vader. De beslagen zijn gelegd door Centrum en KTC ten laste van de (inmiddels overleden) broer van eiseres, die ook gerechtigd was in de nalatenschap. Het gerecht oordeelt dat de handhaving van de beslagen voor de beslagleggers geen doel meer kan dienen, aangezien de nalatenschap inmiddels is verdeeld en de beslagen niet meer kunnen leiden tot verhaal van de vorderingen van Centrum en KTC.

Het procesverloop omvat verzoekschriften en een mondelinge behandeling, waarbij eiseres stelt dat Centrum en KTC geen belang meer hebben bij de beslagen. De gedaagden betwisten dit en stellen dat de verjaring van hun vorderingen niet is voltooid. Het gerecht oordeelt echter dat de beslagen niet meer kunnen dienen voor verhaal van de vorderingen, omdat de percelen inmiddels aan andere deelgenoten zijn toegedeeld.

Het gerecht beslist dat de beslagen moeten worden opgeheven en veroordeelt Centrum en KTC tot opheffing van de beslagen op straffe van een dwangsom. Tevens worden de proceskosten aan de zijde van eiseres vergoed. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en de gedaagden worden in de proceskosten veroordeeld.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummers: CUR202303746 en CUR202303747
Vonnis in kort geding van 15 december 2023
in de zaak CUR202303746 van:
[EISERES],wonend in Curaçao,
eiseres in kort geding,
gemachtigde: mr. J.E. Lovert,
tegen
NEW CENTRUM SUPERMARKET B.V.,
gevestigd in Curaçao,
gedaagde in kort geding,
gemachtigde: mr. H.W. Braam,
en in de zaak CUR202303747 van:
[EISERES],wonend in Curaçao,
eiseres in kort geding,
gemachtigde: mr. J.E. Lovert,
tegen
HANDELSMAATSCHAPPIJ KUSTERS CURAÇAO B.V.,
handelend onder de naam Kusters Trading Co,
gevestigd in Curaçao,
gedaagde in kort geding,
gemachtigde: mr. M.F. Bonapart.
Partijen worden hierna eiseres, Centrum en KTC genoemd.

1.Inleiding

Eiseres vordert de opheffing van beslagen die ruim twintig jaar geleden zijn gelegd op percelen aan de SBN Doormanweg die behoorden tot de onverdeelde nalatenschap van de vader van eiseres. De beslagen werden door Centrum en KTC gelegd ten laste van de (inmiddels overleden) broer van eiseres op wie zij vorderingen hadden. Ook die broer was gerechtigd in de nalatenschap van vader. Het gerecht oordeelt dat handhaving van de beslagen voor de beslagleggers geen doel meer kan dienen en veroordeelt hen tot opheffing.

2.2. Het procesverloop

2.1.
Het procesverloop blijkt uit:
  • de verzoekschriften van 21 november 2023,
  • de gevoegde mondelinge behandeling van 5 december 2023 en de door de gemachtigden overgelegde pleitnota’s.
2.2.
Vonnis is bepaald op vandaag.

3.De feiten

3.1.
Op […] 2000 is de vader van eiseres overleden, met achterlating van eiseres en zijn drie andere kinderen – onder wie haar broer [de broer van eiseres] – als zijn enige erfgenamen. Zij waren ieder gerechtigd tot ¼ deel van de nalatenschap.
3.2.
Tot de nalatenschap behoorden onroerende zaken gelegen aan de Schout bij Nacht Doormanweg [… en …], hierna ‘de percelen’.
3.3.
Op 13 juli 2001 is op verzoek van KTC conservatoir beslag gelegd op de percelen tot verzekering van een vordering van KTC op [de broer van eiseres]. Bij vonnis van 10 december 2001 is [de broer van eiseres] veroordeeld KTC in hoofdsom NAf 31.144 te betalen en is het beslag van waarde verklaard.
3.4.
Op 9 juli 2002 en 30 augustus 2002 is op verzoek van Centrum conservatoir beslag gelegd op de percelen tot verzekering van een vordering van Centrum op [de broer van eiseres]. Bij vonnissen van 28 oktober 2002 is [de broer van eiseres] veroordeeld Centrum in hoofdsom NAf 161.416 te betalen en is het beslag van waarde verklaard.
3.5.
Bij convenanten van maart 2004 en 6 augustus 2013 hebben de vier erfgenamen de nalatenschap verdeeld. Ten aanzien van de percelen is daarbij overeengekomen dat SBN Doormanweg […] toegedeeld wordt aan zussen [zus 1] en [zus 2], en SBN Doormanweg […] aan eiseres. Aan [de broer van eiseres] werden onder meer een eenmanszaak, boten en een terrein te Santa Rosa toegedeeld.
3.6. [
De broer van eiseres] is in 2016 overleden. Eiseres noch haar zussen zijn erfgenamen van [de broer van eiseres].

4.De vordering en de standpunten van partijen

4.1.
Eiseres vordert primair de opheffing door het gerecht van de op de percelen gelegde beslagen, en subsidiair veroordeling van Centrum en KTC tot opheffing daarvan, dat laatste op straffe van een dwangsom en met machtiging aan eiseres om zelf tot opheffing en doorhaling over te gaan, steeds op kosten van Centrum en KTC.
4.2.
Eiseres legt aan de vordering ten grondslag dat Centrum en KTC geen of onvoldoende belang hebben bij handhaving van de beslagen. Zij stelt in dit verband onder meer met verwijzing naar artikel 3:324 Burgerlijk Wetboek (BW) dat Centrum en KTC meer dan twintig jaar hebben stilgezeten en dat hun vorderingen op [de broer van eiseres] en hun bevoegdheid tot tenuitvoerlegging van de door hen jegens [de broer van eiseres] verkregen vonnissen zijn verjaard. Ook benadrukt eiseres dat Centrum en KTC geen vorderingen hebben op de nalatenschap, maar op (de rechtsopvolger van) [de broer van eiseres].
4.3.
Centrum en KTC stellen dat de verjaring van hun vorderingen op [de broer van eiseres] en van de bevoegdheid tot tenuitvoerlegging is gestuit en daardoor niet is voltooid. Zij stellen dat eiseres en de andere erfgenamen hen niet hebben geïnformeerd over de verdeling, hetgeen zij onrechtmatig achten, en dat de verdelingsconvenanten geen afbreuk kunnen doen aan hun rechten als schuldeisers en beslagleggers. Zij wijzen erop dat de percelen nog altijd op naam van de vader van eiseres staan.

5.De beoordeling

5.1.
De beslagen waarvan eiseres de opheffing vordert zijn niet gelegd voor vorderingen op de erflater of op de nalatenschap, maar voor vorderingen op [de broer van eiseres], één van de deelgenoten in de nalatenschap. De beslagen zijn voorts niet gelegd op [de broer van eiseres]’ onverdeeld aandeel in de desbetreffende onroerende zaken, maar op die zaken zelf.
5.2.
Dit ten laste van [de broer van eiseres] gelegde deelgenotenbeslag kan voor Centrum en KTC niet meer leiden tot verhaal van hun vorderingen op (de rechtsopvolger van) [de broer van eiseres], en evenmin tot toedeling aan hen van de beslagen onroerende zaken.
5.3.
In de eerste plaats geldt hierbij dat de nalatenschap inmiddels is verdeeld. De convenanten zijn rechtshandelingen als bedoeld in artikel 3:182 BW, in welk artikel een verdeling wordt gedefinieerd. Een verdeling brengt op zichzelf nog geen goederenrechtelijke wijziging mee: de (verdeelde) gemeenschap duurt voort. Dat de percelen nog altijd op naam van de erflater staan, betekent dus niet dat er geen verdeling heeft plaatsgevonden. Wat wel nog moet gebeuren, ter uitvoering van de verdeling, is de levering (artikel 3:186 BW).
5.4.
Centrum en KTC hadden als schuldeisers van [de broer van eiseres] de verdeling van de nalatenschap kunnen vorderen (artikel 3:180 BW). Artikel 733 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) bepaalt dat hij die verdeling van een gemeenschap kan vorderen, de daartoe behorende goederen in beslag kan nemen, voor zover zij in het bijzonder in aanmerking komen om aan hem of aan de deelgenoot voor wiens aandeel hij optreedt, te worden toegedeeld. Centrum en KTC hebben geen gebruik gemaakt van hun bevoegdheid de verdeling te vorderen. Bovendien bepaalt artikel 733 lid 2 Rv dat het beslag vervalt naarmate de goederen aan een ander worden toegedeeld. Dat laatste is hier het geval: de percelen zijn in de verdeling aan andere deelgenoten dan [de broer van eiseres] toegedeeld. De beslagen kunnen dus niet langer dienen om de percelen aan Centrum en KTC toegedeeld te krijgen.
5.5.
Omdat de percelen niet aan (de rechtsopvolger van) [de broer van eiseres] toebehoren (en zullen toebehoren), kunnen de beslagen evenmin dienen tot verhaal van de vorderingen van Centrum en KTC. Centrum en KTC hebben vorderingen op (de rechtsopvolger van) [de broer van eiseres], niet op de andere deelgenoten. Centrum en KTC kunnen de percelen dus bijvoorbeeld niet uit kracht van deze beslagen laten veilen.
5.6.
Er is beslag gelegd op de percelen zelf, niet op een onverdeeld aandeel van [de broer van eiseres] daarin. Reeds hierom kunnen de beslagen niet leiden tot executoriale verkoop van [de broer van eiseres]’ aandeel. Bovendien is, gelet op de verdeling, geen sprake meer van een aandeel van [de broer van eiseres] in de percelen.
5.7.
Op grond van het voorgaande is het gerecht met eiseres van oordeel dat Centrum en KTC inmiddels geen rechtens te respecteren belang hebben bij handhaving van hun beslagen. Zij hebben daar niets mee gedaan en kunnen er niets meer mee. De beslagen dienen dan ook te worden opgeheven en doorgehaald.
5.8.
De door partijen ingenomen standpunten over de vraag of de verjaring van de vorderingen van Centrum en KTC op [de broer van eiseres] al dan niet is gestuit, kunnen geen verandering brengen in bovenstaand oordeel. Het bovenstaande geldt immers ongeacht of die vorderingen zijn verjaard. Afgezien daarvan is bij verjaring noodzakelijk dat de debiteur daarop een beroep doet. Gesteld noch of gebleken is dat (de rechtsopvolger van) [de broer van eiseres] een beroep op verjaring heeft gedaan.
5.9.
Ook het door Centrum en KTC aan het adres van eiseres gemaakte verwijt over de gekozen verdeling en het achterhouden van informatie – wat er verder zij van dat verwijt – kan niet tot een andere beoordeling en beslissing in dit kort geding leiden. Ook als dat verwijt gegrond zou zijn, zou daarvan niet het rechtsgevolg kunnen zijn dat de inmiddels krachteloze ten laste van [de broer van eiseres] gelegde beslagen gehandhaafd mogen worden.
5.10.
Het namens KTC gedane incidentele verzoek om eiseres te bevelen de correspondentie met de notaris over de afwikkeling van het door KTC gelegde beslag in het geding te brengen, is reeds niet toewijsbaar omdat, gelet op bovenstaande beoordeling, de relevantie daarvan voor dit kort geding ontbreekt.
5.11.
Primair vordert eiseres dat het gerecht de beslagen zelf opheft. Het komt het gerecht voor dat de door eiseres in haar petitum opgenomen kadastrale gegevens niet volledig zijn, en dat deze slechts zien op de onroerende zaak met meetbrief 63 van 1952 (SBN Doormanweg [..]), terwijl uit het debat van partijen en de stukken duidelijk is dat het ook gaat om de beslagen op de onroerende zaak plaatselijk bekend als SBN Doormanweg […]. Het gerecht ziet in het ontbreken van voldoende duidelijke kadastrale gegevens aanleiding niet zelf tot opheffing over te gaan, maar om Centrum en KTC te veroordelen dat te doen. Over de daaraan te verbinden termijn en dwangsom zal worden beslist als hierna omschreven. Bij de tevens gevorderde machtiging heeft eiseres vooralsnog onvoldoende belang.
5.12.
Centrum en KTC zullen als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de proceskosten.

6.De beslissing in kort geding

Het gerecht:
in de zaak CUR202303746
6.1.
veroordeelt Centrum de door haar gelegde beslagen hiervoor bedoeld onder 3.2 en 3.4 op haar kosten uiterlijk op 31 januari 2024 op te heffen en de aantekening daarvan in de openbare registers te doen doorhalen, op straffe van een dwangsom van NAf 250 per dag dat zij daarmee in gebreke blijft, met een maximum van NAf 25.000;
6.2.
veroordeelt Centrum in de proceskosten aan de zijde van eiseres gerezen, tot aan deze uitspraak begroot op van NAf 450 aan griffierecht, NAf 436,46 aan oproepingskosten en NAf 1.000 voor salaris gemachtigde;
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst af wat verder is gevorderd.
in de zaak CUR202303747
6.5.
veroordeelt KTC de door haar gelegde beslagen hiervoor bedoeld onder 3.2 en 3.3 op haar kosten uiterlijk op 31 januari 2024 op te heffen en de aantekening daarvan in de openbare registers te doen doorhalen, op straffe van een dwangsom van NAf 250 per dag dat zij daarmee in gebreke blijft, met een maximum van Naf 25.000;
6.6.
veroordeelt KTC in de proceskosten aan de zijde van eiseres gerezen, tot aan deze uitspraak begroot op van NAf 450 aan griffierecht, NAf 426,46 aan oproepingskosten en NAf 1.000 voor salaris gemachtigde, alsmede tot betaling van de kosten die de doorhaling van de inschrijving van het beslag meebrengt;
6.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.8.
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.E. de Kort, en getekend en in het openbaar uitgesproken door mr. S.M. Christiaan.