ECLI:NL:OGEAC:2023:331

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
13 december 2023
Publicatiedatum
18 december 2023
Zaaknummer
CUR202303552
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot uitkering van nalatenschap door notaris in kort geding met betrekking tot niet-erkende dochter

In deze zaak, die voor het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao is behandeld, vordert eiseres, wonend in Nederland, dat de notaris het resterende deel van de nalatenschap van haar overleden vader aan haar uitkeert. De vader is overleden zonder testament en zonder erkende kinderen, maar er zijn aanwijzingen dat hij nog een andere dochter heeft die niet erkend is. Eiseres heeft al een deel van de nalatenschap ontvangen, maar de notaris weigert de rest uit te keren omdat er onzekerheid bestaat over de aanspraken van de andere dochter. De notaris heeft een zorgplicht en kan niet zomaar de gehele nalatenschap aan eiseres uitkeren zonder rekening te houden met de mogelijke aanspraken van de andere dochter. Het gerecht oordeelt dat, hoewel de termijn voor het verzoek tot gerechtelijke vaststelling van het vaderschap van de andere dochter is verstreken, dit niet betekent dat eiseres automatisch recht heeft op de gehele nalatenschap. De vordering van eiseres wordt afgewezen, en zij wordt veroordeeld in de proceskosten. Het gerecht benadrukt dat de situatie complex is en dat de rechten van alle betrokken partijen zorgvuldig moeten worden afgewogen.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR202303552
Vonnis in kort geding van 13 december 2023
in de zaak van
[EISERES],wonend in Nederland,
eiseres,
gemachtigde: mr. A.S.M. Blonk,
tegen

1.de besloten vennootschap FUNG-A-LOI & SAMANDAR NOTARISSEN B.V.,gevestigd in Curaçao,

2. [GEDAAGDE SUB 2],
wonend in Curacao,
gedaagden,
gedaagde sub 2 procederend in persoon, mede namens gedaagde sub 1.
Partijen worden hierna [eiseres] en de notaris (voor beide gedaagden) genoemd.
Inleiding
In deze zaak gaat het om de vraag of de notaris aan [eiseres] het tweede gedeelte van de nalatenschap van haar vader dient uit te keren. Het gerecht komt in dit kort geding tot het oordeel dat de notaris die uitkering nog niet hoeft te doen, gelet op het feit dat aannemelijk is dat de vader nog een andere dochter heeft. Hoewel de termijn van vijf jaren als bedoeld in artikel 1:207a van het Burgerlijk Wetboek (BW) is verstreken, kan niet worden uitgesloten dat in een zaak met die andere dochter zal worden geoordeeld dat het beroep van [eiseres] op dat artikel in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
  • het verzoekschrift van 3 november 2023,
  • de mondelinge behandeling van 29 november 2023.
1.2.
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
Op […] 2018 is overleden de heer [de vader van eiseres]. [De vader van eiseres] is overleden als zijnde ongehuwd. Ook waren er op het moment van overlijden geen (erkende) kinderen. [De vader van eiseres] heeft niet bij testament over zijn nalatenschap beschikt.
2.2.
In 2009 is bij de rechtbank Den Haag een procedure gevoerd tussen [de moeder van een andere dochter van de vader van eiseres, hierna: de andere dochter] en [de vader van eiseres]. Deze procedure had betrekking op de (toen) minderjarige [andere dochter], geboren op […] 2000. Er is door [de moeder van de andere dochter] verzocht om een bedrag aan kinderalimentatie vast te stellen. Uit de beschikking volgt dat partijen een affectieve relatie met elkaar hebben gehad en dat zij in 2004 uit elkaar zijn gegaan. In de beschikking van 14 juli 2009 staat verder onder meer het volgende:
De vrouw […] voert ter onderbouwing van haar verzoek aan dat de minderjarige uit de relatie van partijen geboren is en dat partijen naar evenredigheid dienen bij te dragen in de behoefte van de minderjarige.
(…)
De man […] voert gemotiveerd verweer.
Tevens heeft de man zelfstandig verzocht:
-
vast te stellen dat de man de vader is van de minderjarige,
-
te bepalen dat de man gerechtigd is de minderjarige bij zich te hebben:

een weekend per veertien dagen van vrijdagavond tot zondagavond,

(…)
Beoordeling
Gerechtelijke vaststelling vaderschap
Ingevolge artikel 1:207 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan – op verzoek van de moeder of het kind zelf- het vaderschap van de man worden vastgesteld (…). Nu de man niet tot de kring van personen hoort die op grond van de wet om gerechtelijke vaststelling van het vaderschap kan verzoeken, zal de rechtbank hem niet-ontvankelijk verklaren.
De vrouw heeft ter terechtzitting overigens geen verweer gevoerd tegen het verzoek van de man en heeft gesteld dat zij bereid is mee te werken aan een erkenning van de minderjarige door de man, indien de man daartoe het initiatief neemt. De rechtbank gaat er derhalve van uit dat partijen deze afspraak na zullen komen en dat de man het initiatief zal nemen om over te gaan tot erkenning van de minderjarige.
2.3.
Bij beschikking van 16 november 2021 van de rechtbank Den Haag is het vaderschap van [de vader van eiseres] over [eiseres], geboren op […] 2000, gerechtelijk vastgesteld.
2.4.
Nadien is op 5 september 2022 op verzoek van [eiseres] een verklaring van erfrecht opgesteld. Daarin is opgenomen dat [eiseres] op grond van de wet als erfgename is aangemerkt. Zij heeft de nalatenschap van [de vader van eiseres] onder voorrecht van boedelbeschrijving aanvaard.
2.5.
De omvang van de nalatenschap van [de vader van eiseres] bedraagt ongeveer NAf 300.000. [Eiseres] heeft uit de nalatenschap inmiddels een bedrag ontvangen van NAf 150.000.
2.6.
Uit correspondentie tussen de notaris en de advocaat van [de ander dochter] kan worden afgeleid dat [de andere dochter] voornemens is om bij de rechtbank in Nederland een verzoek tot vaststelling vaderschap in te dienen.

3.De vordering en de standpunten van partijen

3.1. [
Eiseres] vordert dat het gerecht de notaris veroordeelt tot medewerking aan de afwikkeling van de nalatenschap van wijlen [de vader van eiseres] door NAf 150.000 aan [eiseres] uit te betalen, dan wel zoveel meer of minder als er nog op de derdengeldenrekening van de notaris staat ten behoeve van de nalatenschap van [de vader van eiseres], binnen twee weken na dit vonnis, op straffe van een dwangsom en met veroordeling van de notaris in de kosten van de procedure.
3.2. [
Eiseres] legt aan de vordering het volgende ten grondslag. [De vader van eiseres] had zijn laatste woonplaats in Curaçao en is in Curaçao overleden. Dat betekent dat op de afwikkeling van de nalatenschap Curaçaos recht van toepassing is. Op grond van artikel 1:207a lid 2 BW geldt dat een eventuele vaststelling van het vaderschap van [de vader van eiseres] over [de ander dochter] geen erfrechtelijke consequenties (meer) heeft. Gelet daarop dient de notaris het resterende gedeelte van de nalatenschap uit te betalen aan [eiseres]. [De ander dochter] kan daar geen aanspraak op maken, ook niet als alsnog het vaderschap wordt vastgesteld. Dat deze regeling niet is opgenomen in het (Europees) Nederlandse BW maakt dat niet anders.
3.3.
De notaris heeft het volgende tot verweer gevoerd. Bij de afwikkeling van de nalatenschap van [de vader van eiseres] heeft de notaris een zorgplicht. De gemachtigde van [de ander dochter] heeft de notaris benaderd en gemeld dat ook [de ander dochter] een dochter is van [de vader van eiseres]. Met die wetenschap staat het de notaris wat haar betreft niet vrij om de gehele nalatenschap aan [eiseres] uit te keren. Als het gerecht oordeelt dat dit wel dient te gebeuren zal de notaris het alsnog doen.

4.De beoordeling

4.1.
In deze zaak staat artikel 1:207a lid 2 BW centraal. Daarin is kort gezegd bepaald dat indien een verzoek tot gerechtelijke vaststelling van het vaderschap wordt ingediend meer dan vijf jaren na het overlijden van de man en deze een weduwe of andere kinderen heeft achtergelaten, de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap geen erfopvolging bij versterf door het kind tot gevolg heeft met betrekking tot de nalatenschap van de man.
4.2. [
De ander dochter] is niet in dit geding betrokken. Er kan dus niet met zekerheid worden vastgesteld of het verzoek tot vaststelling vaderschap inderdaad nog niet is ingediend, maar het gerecht gaat daar, gelet op de door de notaris overgelegde correspondentie met de gemachtigde wel van uit. Dat betekent dat de in artikel 1:207a lid 2 BW bedoelde termijn dan zou zijn verstreken.
4.3.
Desondanks ziet het gerecht in dit kort geding geen aanleiding om de notaris te gebieden mee te werken aan de uitkering van de gehele nalatenschap aan [eiseres]. In dat verband overweegt het gerecht het volgende.
4.4.
Uit de parlementaire geschiedenis van artikel 1:207a BW volgt dat dit artikel is toegevoegd met het oog op de rechtszekerheid van de weduwe en de andere kinderen (3510 nr. 3 (MvT) pagina 9-11). Verder is in de Parlementaire Geschiedenis het volgende opgenomen:
Zoals gezegd, betreft artikel 207a uitsluitend het geval dat de man is overleden voor de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap. Het kind dat onder de toepassing van artikel 207a valt bevindt zich dus in een andere positie dan kinderen die voordat de man overleed met hem familierechtelijke betrekkingen kregen: door een eerder huwelijk, door erkenning, door adoptie of door een eerdere gerechtelijke vaststelling van het vaderschap. Laatstbedoelde kinderen zullen ook aan de man bekend zijn en meestal ook aan zijn echtgenote. De man kan eventueel desgewenst testamentaire voorzieningen treffen. Het is niet te verwachten dat mannen ten aanzien van eventuele door hen verwekte kinderen die mogelijkerwijs pas na zijn overlijden een verzoek tot gerechtelijke vaststelling van het vaderschap zullen doen, een testamentaire voorziening zal treffen.
4.5.
In deze zaak is geen sprake van een situatie waarbij bij het overlijden van [de vader van eiseres] sprake was van een weduwe en kinderen. Zowel [eiseres] als Daal zijn bij leven niet door [de vader van eiseres] erkend, althans, daarvan is in deze procedure niet gebleken. Voor beiden geldt dat er heel sterke aanwijzingen zijn dat [de vader van eiseres] hun vader is en voor beiden geldt dat de vader zich daarvan bij leven ook bewust was. Zo heeft [eiseres] ter zitting verklaard dat zij in de periode dat haar vader nog in Nederland woonde regelmatig contact met hem had. Ook heeft zij verklaard dat zij na zijn verhuizing naar Curaçao in de vakantie(s) bij hem op bezoek is geweest. Uit de door de notaris overgelegde beschikking volgt onmiskenbaar dat [de vader van eiseres] zich ook de vader van [de ander dochter] beschouwde. Hij heeft in deze procedure immers verzocht om het vaderschap vast te stellen. Ook volgt uit deze beschikking dat [de vader van eiseres] in ieder geval tot 2004 een relatie had met de moeder van [de ander dochter] en dat zij toen uit elkaar gingen, zodat het in de rede ligt dat [de vader van eiseres] in ieder geval tot dat moment een gezin vormde met [de ander dochter en haar moeder].
4.6.
Onder deze omstandigheden is het gerecht van oordeel dat door de notaris in redelijkheid rekening kan worden gehouden met de mogelijkheid dat in een zaak waarin ook [de ander dochter] is betrokken geoordeeld zal worden dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat [eiseres], met een beroep op het bepaalde in artikel 1:207a BW, aanspraak zou maken op de gehele nalatenschap van [de vader van eiseres]. Dit artikel is naar het voorlopig oordeel van het gerecht niet bedoeld voor een situatie als de onderhavige, waarbij beide kinderen van [de vader van eiseres] pas na zijn overlijden aanspraak maken op het vaderschap en de nalatenschap en waarbij dan de gehele nalatenschap zou toekomen aan één kind. Dat zou anders kunnen zijn indien het vaderschap over [de ander dochter] niet komt vast te staan en haar verzoek tot vaststelling daarvan wordt afgewezen. Nu er vooralsnog echter zulke sterke aanwijzingen zijn dat dit verzoek wel zal worden toegewezen en gelet op hetgeen hiervoor is geoordeeld over de achtergrond van artikel 1:207a BW, kan de notaris zich in redelijkheid op het standpunt stellen dat bij de huidige stand van zaken zij pas op de plaats moet maken met het oog op de aanspraken van [de ander dochter] en dat voor haar onzeker is of zij bevrijdend aan [eiseres] kan betalen. Daarom zal het gerecht de vorderingen van [eiseres] in dit kort geding afwijzen.
4.7.
Omdat [eiseres] in het ongelijk wordt gesteld, wordt zij veroordeeld in de proceskosten. Omdat de notaris zonder advocaat heeft geprocedeerd worden deze kosten tot aan deze uitspraak begroot op nihil.

5.De beslissing in kort geding

Het gerecht:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van de notaris, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E.M. Nootenboom-Lock, rechter, en in het openbaar uitgesproken.