ECLI:NL:OGEAC:2023:315

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
21 september 2023
Publicatiedatum
29 november 2023
Zaaknummer
CUR202302147
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot heropening vereffening en tegenverzoek tot ontslag executeur afgewezen

In deze beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao wordt het verzoek tot heropening van de vereffening van Enuminio N.V. en het zelfstandig tegenverzoek tot ontslag van de executeur, [verzoekster sub 3], beoordeeld. De zaak betreft een geschil tussen de kinderen van de erflater, die op 1 september 2016 is overleden, en de verweerster, die als executeur van de nalatenschap is aangesteld. De rechters hebben vastgesteld dat het verzoek van [verzoekster sub 2] niet-ontvankelijk is, omdat de bewindvoerder had moeten optreden als formele procespartij. Het verzoek tot heropening van de vereffening is afgewezen, omdat niet is komen vast te staan dat [verzoeker sub 1] en [verzoekster sub 3] een redelijk belang hebben bij de heropening. Het zelfstandig tegenverzoek tot ontslag van [verzoekster sub 3] als executeur is eveneens afgewezen, omdat er onvoldoende gewichtige redenen zijn om haar te ontslaan. De verstoorde verhoudingen tussen de partijen zijn niet voldoende om tot ontslag over te gaan, vooral omdat de werkzaamheden van de executeur bijna zijn afgerond. De kosten van de procedure zijn toegewezen aan de verzoekers en verweerster, waarbij de verzoekers in de proceskosten van de verweerster zijn veroordeeld en vice versa.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR202302147
Beschikking van 21 september 2023
in de zaak van
1. [verzoeker sub 1],wonend te Utrecht in Nederland,
verzoeker,
2. [verzoekster sub 2],wonend te Ermelo in Nederland,
verzoeker, en
3. [verzoekster sub 3],wonend te Capelle aan den IJssel in Nederland,
verzoekster in het verzoek, verweerster in het zelfstandig tegenverzoek,
allen verschenen in persoon,
tegen
[verweerster],
wonend te Delft in Nederland,
verweerster in het verzoek, verzoekster in het zelfstandig tegenverzoek,
verschenen in persoon,
en
de Kamer van Koophandel en Nijverheid,
gevestigd in Curaçao,
belanghebbende,
gemachtigde mr. P. Tweeboom.
Partijen zullen hierna met hun eerste voornaam worden aangeduid en de Kamer van Koophandel en Nijverheid zal de KvK worden genoemd.
Inleiding
In deze beschikking zal worden beoordeeld of de vereffening van Enuminio N.V. (hierna: Enuminio) moet worden heropend (het verzoek) en of [verzoekster sub 3] als executeur van de nalatenschap van de vader van partijen moet worden ontslagen (het zelfstandig tegenverzoek). De beslissing zal luiden dat [verzoekster sub 2] in zijn verzoek niet kan worden ontvangen en dat overigens zowel het verzoek als het zelfstandig tegenverzoek worden afgewezen.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
  • het verzoekschrift met producties, ingediend op 14 juli 2023,
  • het verweerschrift met producties, ingediend op 5 september 2023,
  • het tegenverzoek met producties, ingediend op 5 september 2023,
  • de mondelinge behandeling op 6 september 2023, waar zijn verschenen – allen via een videoverbinding met Nederland – [verzoeker sub 1] en [verzoekster sub 3] en de heer [naam 1] namens [verweerster]. Tijdens deze zitting is de zaak niet inhoudelijk behandeld omdat [verzoeker sub 1] en [verzoekster sub 3] nog niet voldoende gelegenheid hadden gehad kennis te nemen van de stukken die [verweerster] kort voor de zitting had toegestuurd;
  • de mondelinge behandeling op 8 september 2023, waar zijn verschenen – allen via een videoverbinding met Nederland – [verzoeker sub 1] en [verzoekster sub 3], bijgestaan door mevrouw [naam 2], partner van [verzoekster sub 2], en de heer [naam 1] namens [verweerster] alsmede – in het gerechtsgebouw in Curaçao –
mr. P. Tweeboom als gemachtigde van de KvK.
1.2.
De beschikking is bepaald op 19 oktober 2023, maar zal vandaag bij vervroeging worden gegeven.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn kinderen van [erflater], die is overleden op
1 september 2016 (hierna: erflater).
2.2.
Erflater heeft bij testament van 22 april 2016 over zijn nalatenschap (hierna: de nalatenschap) beschikt. Daarin heeft hij zijn afstammelingen, gezamenlijk en voor gelijke delen, tot zijn enige erfgenamen benoemd en [verzoekster sub 3] tot executeur testamentair, beredderaarster van de nalatenschap en verzorgster van zijn begrafenis. In dit testament is [verzoekster sub 3] benoemd tot executeur. [verzoekster sub 3] heeft die benoeming aanvaard,
2.3. [
naam 3] heeft op 9 mei 1994 Enuminio opgericht.
2.4.
Bij vonnis van 9 mei 2022 in een procedure tussen dezelfde partijen als in onderhavige procedure heeft dit gerecht [verweerster] gelast “om onvoorwaardelijke medewerking te verlenen aan de verkoop en levering van het perceel ([adres], aanvulling gerecht) tegen een marktconforme prijs […]”.
2.5.
De kosten van [verzoekster sub 3] in verband met haar werkzaamheden als executeur bedragen volgens haar opgave tot heden een bedrag van NAf 26.812,33.

3.De verzoeken en de standpunten van partijen

het verzoek
3.1. [
verzoeker sub 1], [verzoekster sub 2] en [verzoekster sub 3] verzoeken – samengevat – uitvoerbaar bij voorraad de vereffening van Enuminio te heropenen en [verzoeker sub 1] als vereffenaar te benoemen.
3.2.
In het licht van de feiten leggen zij aan dit verzoek het volgende ten grondslag. De nalatenschap is behoudens het onroerend goed aan de [adres] (hierna: het onroerend goed) volledig vereffend. Er is een koper voor het onroerend goed. Tijdens de voorbereiding van de eigendomsoverdracht bleek dat Enuminio is ontbonden dat de vereffening van haar is beëindigd. Daardoor zal de eigendomsoverdracht van het onroerend goed pas na de heropening van de vereffening kunnen plaatsvinden.
3.3. [
verweerster] voert gemotiveerd verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van [verzoeker sub 1], [verzoekster sub 2] en [verzoekster sub 3] dan wel tot afwijzing van hun verzoeken en voor het geval het gerecht de vereffening zou heropenen tot benoeming van haar – [verweerster] – tot vereffenaar.
3.4.
Bij brief van 7 september 2023 heeft mr. Van der Plank namens de KvK bericht dat zij geen bezwaar heeft tegen de heropening van een op grond van artikel 2:25 BW ontbonden rechtspersoon en dat de KvK zich voor het overige refereert aan het oordeel van het gerecht.
het zelfstandig tegenverzoek
3.5. [
verweerster] verzoekt – samengevat – de executeur met onmiddellijke ingang te ontheffen van haar functie van executeur en een onpartijdig persoon te benoemen in de functie van executeur, met veroordeling van [verzoekster sub 3] in de kosten van dit geding.
3.6.
In het licht van de feiten legt zij aan dit verzoek het volgende ten grondslag. [verzoekster sub 3] heeft haar taak als executeur niet naar behoren vervuld en de kosten in verband met haar werkzaamheden als executeur zijn te hoog.
3.7. [
verzoekster sub 3] voert gemotiveerd verweer en concludeert tot afwijzing van het verzoek.
het verzoek en het zelfstandig tegenverzoek
3.8.
Op de stellingen van partijen zal onder de beoordeling worden ingegaan.

4.De beoordeling

het verzoek

4.1.
Zoals tijdens de behandeling is besproken, staan de goederen van [verzoekster sub 2] onder bewind. Tijdens het bewind komen het beheer en de beschikking over de onder bewind staande goederen niet toe aan de rechthebbende, maar aan de bewindvoerder, zo bepaalt artikel 1:438 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW). De bewindvoerder vertegenwoordigt de rechthebbende tijdens het bewind bij de vervulling van zijn taak in en buiten rechte (artikel 1:441 lid 1 BW). Op grond van deze wettelijke regeling had dus de bewindvoerder en niet [verzoekster sub 2] als formele procespartij moeten optreden en als zodanig het verzoek (mede) moeten doen. Volgens [verzoeker sub 1] en [verzoekster sub 3] is de bewindvoerder van het verzoek op de hoogte en stemt hij daarmee in. Wat daarvan ook zij, volgens het verzoekschrift is niet de bewindvoerder maar [verzoekster sub 2] verzoekende partij. Het feit dat de bewindvoerder als zodanig wordt genoemd in het kopje van het verzoekschrift, maakt hem niet tot partij. Daarom is het ontvankelijkheidsverweer van [verweerster] gegrond en zal [verzoekster sub 2] in zijn verzoek niet-ontvankelijk worden verklaard.
4.2.
Volgens artikel 2:32 lid 1 BW kan de rechter de vereffening heropenen op verzoek van iemand die daarbij een redelijk belang heeft.
4.3. [
verweerster] voert ten verweer aan dat het onroerend goed niet behoort tot de nalatenschap van erflater, maar dat mogelijk slechts de aandelen van Enuminio daartoe behoren. Dat laatste kan echter niet met zekerheid worden vastgesteld, aldus [verweerster], te meer omdat geen kopie van het register van aandeelhouders in het geding is gebracht.
[verweerster] wijst er voorts op dat de door [verzoeker sub 1], [verzoekster sub 2] en [verzoekster sub 3] in het geding gebrachte akte van aandelenoverdracht van 10 mei 1994 niet is ondertekend en dat volgens de door [verweerster] in het geding gebrachte akte van aandelenoverdracht van 26 april 2007 de aandelen van Enuminio door [naam 3] zijn overgedragen aan de Stichting Particulier Fonds Cerrito en niet aan erflater, zodat [verweerster] omtrent de juridische status van de aandelen in het duister tast.
4.4.
Dit verweer treft doel. Vooropgesteld wordt dat [verzoeker sub 1] en [verzoekster sub 3] in hun verzoekschrift geen eenduidig standpunt lijken in te nemen met betrekking tot de vraag of het onroerend goed valt in de gemeenschap bestaande uit de nalatenschap van erflater dan wel eigendom is van Enuminio. Zij stellen immers enerzijds dat het onroerend goed in de nalatenschap van erflater valt maar anderzijds dat het onroerend goed op naam van Enuminio staat. Tijdens de behandeling van het verzoek hebben [verzoeker sub 1] en [verzoekster sub 3] zich (nader) op het standpunt gesteld dat Enuminio de eigendom heeft van het onroerend goed. Dit laatste lijkt echter vooral te zijn ingegeven door de door [verzoeker sub 1] en [verzoekster sub 3] gewenste uitkomst van deze procedure en niet te berusten op feiten. Dergelijke feiten zijn in elk geval niet althans onvoldoende gesteld. [verzoeker sub 1] en [verzoekster sub 3] hebben in reactie op het verweer van [verweerster] namelijk niets aangevoerd waaruit met enige mate van zekerheid kan worden geconcludeerd dat het onroerend goed eigendom is van Enuminio. Evenmin hebben zij hun stelling dat erflater ten tijde van zijn overlijden aandeelhouder was van Enuminio, waardoor die aandelen in de nalatenschap zouden vallen, voldoende onderbouwd. De (als productie 5 in het geding gebrachte) niet-ondertekende overeenkomst van 10 mei 1994 volstaat daartoe niet, terwijl de door [verweerster] in het geding gebrachte akte van aandelenoverdracht van 26 april 2007, waarop [verzoeker sub 1] en [verzoekster sub 3] niet concreet zijn ingegaan, bepaald afdoet aan de geloofwaardigheid van hun stelling dat de aandelen in de nalatenschap vallen.
4.5.
Daardoor is niet komen vast te staan dat [verzoeker sub 1] en [verzoekster sub 3] een redelijk belang hebben als bedoeld in artikel 2:32 lid 1 BW bij de heropening van de vereffening van Enuminio. Hun daartoe strekkende verzoek zal dan ook worden afgewezen.
4.6. [
verzoeker sub 1], [verzoekster sub 2] en [verzoekster sub 3] zullen worden veroordeeld in de kosten van dit geding aan de zijde van [verweerster], tot heden begroot op NAf 2.500,- (2 punten, tarief 5) aan salaris gemachtigde.
het zelfstandig tegenverzoek
4.7.
Het zelfstandig tegenverzoek tot ontslag van [verzoekster sub 3] als executeur moet worden beoordeeld aan de hand van het bepaalde in artikel 4:149 lid 2 BW. Volgens dat artikellid kan de rechter in een geval als het onderhavige, waarin het verzoek is gedaan door een erfgenaam, een dergelijk ontslag verlenen wegens gewichtige redenen.
4.8.
Haar stelling dat [verzoekster sub 3] haar taak als executeur niet naar behoren vervult, onderbouwt [verweerster] als volgt. [verzoekster sub 3] was al veel eerder op de hoogte van onduidelijkheden met betrekking tot het pand en zij had al eerder kunnen concluderen dat Enuminio grond bezat. Ook verwijt [verweerster] [verzoekster sub 3] dat zij nu een akte opvoert als ware deze rechtsgeldig, hoewel Vidanova Bank eerder heeft geweigerd om tot uitkering van een bedrag over te gaan omdat diezelfde akte niet was ondertekend.
Wat betreft de kosten voert [verweerster] aan dat het bedrag van minimaal NAf 26.812,33 dat [verzoekster sub 3] reeds in rekening heeft gebracht aan de nalatenschap, een substantieel deel van de nalatenschap is, en dat reizen met en door gezinsleden van executeur [verzoekster sub 3] tot die kosten behoren.
4.9.
Met betrekking tot de stelling dat [verzoekster sub 3] haar taak als executeur niet naar behoren vervult, wordt het volgende overwogen. Onder “gewichtige redenen” in de zin van artikel 4:149 lid 2 BW moet worden verstaan het in ernstige mate tekortschieten in de nakoming van de verplichtingen die rusten op een executeur. Het is niet onaannemelijk dat [verzoekster sub 3] onvoldoende inzicht heeft in de juridische status van het pand, maar dit is onvoldoende om te kunnen concluderen dat sprake is van zwaarwichtige redenen bedoeld in de wet. Daarbij speelt mede een rol dat het een feitelijk ingewikkelde kwestie betreft (uit de stellingen van [verweerster] volgt dat ook zij ter zake twijfels heeft).
4.10.
Met betrekking tot de kosten van de executele wordt het volgende overwogen. [Verweerster] voert wel aan dat die kosten (te) hoog zijn, maar concretiseert deze stelling onvoldoende. In het bijzonder stelt zij niet dat [verzoekster sub 3] die kosten in redelijkheid niet heeft kunnen maken. Indien die kosten in absolute zin hoog zijn, is dat niet doorslaggevend.
4.11.
Voor zover dat uit de schriftelijke processtukken al niet naar voren kwam, is tijdens de behandeling duidelijk geworden dat de verhoudingen tussen [verzoeker sub 1] en (in het bijzonder) [verzoekster sub 3] enerzijds en [verweerster] (en haar echtgenoot) anderzijds ernstig zijn verstoord. Volgens vaste rechtspraak kan dit een zwaarwichtige reden in de zin van artikel 4:149 lid 2 BW opleveren. Deze verstoorde verhoudingen kunnen in dit geval echter niet leiden tot c.q. bijdragen aan de toewijzing van het verzoek. Volgens [verzoekster sub 3] zal namelijk na de verkoop van het pand de executie zijn beëindigd en tot de vereffening kunnen worden overgegaan. [verweerster] heeft dat niet weersproken. De werkzaamheden als executeur zijn dus bijna beëindigd. Het moet niet in het belang van partijen worden geacht in deze vergevorderde fase van de executele de executeur te ontslaan en een nieuwe executeur te benoemen. Dit zou slechts tot vertraging en verdere (nodeloze) kosten leiden.
4.12.
Al met al acht het gerecht onvoldoende gronden aanwezig om te kunnen concluderen dat sprake is van gewichtige redenen als bedoeld in artikel 4:149 lid 2 BW.
4.13.
Het verzoek zal worden afgewezen.
4.14. [
Verweerster] zal worden veroordeeld in de kosten van [verzoekster sub 3], tot heden begroot op NAf 1.250,- (1 punt, tarief 5).

5.De beslissing

Het gerecht:
het verzoek
5.1.
verklaart [verzoekster sub 2] niet-ontvankelijk in zijn verzoek;
5.2.
wijst voor het overige het verzoek af;
5.3.
veroordeelt [verzoeker sub 1], [verzoekster sub 2] en [verzoekster sub 3] in de proceskosten van [verweerster], tot aan deze beschikking begroot op NAf 2.500,-;
het zelfstandig tegenverzoek
5.4.
wijst het verzoek af;
5.5.
veroordeelt [verweerster] in de proceskosten van [verzoekster sub 3], tot aan deze beschikking begroot op NAf 1.250,-.
Deze beschikking is gegeven door mr. O. Nijhuis, rechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.