ECLI:NL:OGEAC:2023:295

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
27 maart 2023
Publicatiedatum
24 november 2023
Zaaknummer
CUR202201501
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van vergunninghouder in gokzaak met betrekking tot online kansspelen

In deze zaak vordert eiser, wonend in Maryland, Verenigde Staten, een verklaring voor recht dat de naamloze vennootschap Gaming Services Provider N.V. (GSP) de voorwaarden van haar vergunning van 18 augustus 1998 heeft overtreden door onvoldoende waarborgen te bieden voor zijn rechten. Eiser stelt dat GSP onrechtmatig heeft gehandeld en aansprakelijk is voor de schade die hij heeft geleden door een onbetaald gelaten vordering van $123.000 op Orient Power Holdings Ltd., de vennootschap aan wie GSP de vergunning in sub-licentie heeft gegeven. Eiser vordert daarnaast de betaling van dit bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en kosten van rechtsbijstand.

GSP voert verweer en stelt dat zij geen verantwoordelijkheid meer had voor de activiteiten van Orient na 2018, toen de overeenkomst eindigde. GSP beroept zich op artikel 7A:1807 BW, dat rechtsvorderingen uit spel of weddenschap niet toestaat. Het Gerecht oordeelt echter dat de maatschappelijke opvattingen over kansspelen zijn veranderd en dat verbintenissen uit kansspelen in een casino in rechte afdwingbaar moeten zijn. Het Gerecht wijst het verweer van GSP af en stelt vast dat GSP aansprakelijk is voor de uitbetaling van het prijzengeld, omdat zij een bijzondere zorgplicht heeft ten opzichte van de spelers.

Het Gerecht concludeert dat GSP onrechtmatig heeft gehandeld door haar zorgplicht niet na te komen en dat zij aansprakelijk is voor de schade die eiser heeft geleden. GSP wordt veroordeeld tot betaling van $123.000, de wettelijke rente, en de proceskosten van eiser, die zijn begroot op NAf 6.721,45. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en het meer of anders gevorderde wordt afgewezen.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR202201501
Vonnis van 27 maart 2023
inzake
[EISER],
wonend in Maryland (Verenigde Staten),
eiser,
gemachtigden: mrs. D.M. Wildeman en J.F. Baart,
tegen
de naamloze vennootschap GAMING SERVICES PROVIDER N.V.,
gevestigd in Curaçao,
gedaagde,
gemachtigden: mrs. L.S. Davelaar en A.C. van Hoof.
Partijen zullen hierna [eiser] en GSP worden genoemd.

1.Het procesverloop

1.1
Het procesverloop blijkt uit:
  • het inleidend verzoekschrift, met producties, ingediend op 13 april 2022;
  • de conclusie van antwoord, met producties
  • de conclusie van repliek
  • de conclusie van dupliek.
1.2
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.Het geschil

2.1.1 [Eiser] vordert in de eerste plaats de verklaring voor recht dat GSP de voorwaarden van haar vergunning van 18 augustus 1998 (verder: de vergunning) krachtens de Landsverordening ‘buitengaatse hazardspelen’ 1993 (verder: de Landsverordening) tot (wat thans wordt genoemd) het exploiteren van online casino’s heeft overtreden - althans jegens [eiser] niet is nagekomen - door zijn rechten onvoldoende te waarborgen, en dat GSP daarmee jegens [eiser] onrechtmatig heeft gehandeld en aansprakelijk is voor de door hem geleden schade, in de vorm van de onbetaald gelaten vordering van [eiser] op Orient Power Holdings Ltd. (verder: Orient), de vennootschap aan wie GSP de vergunning in sub-licentie heeft gegeven.
2.1.2 Die vordering bedraagt US$ 123.000 en [eiser] vordert in de tweede plaats de veroordeling van GSP tot betaling van dit bedrag althans de tegenwaarde ervan in Antilliaanse valuta, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 mei 2021 en met US$ 1.600 aan kosten van rechtsbijstand en met 15% buitengerechtelijke incassokosten, met veroordeling van GSP in de proceskosten.
2.2.1 GSP voert verweer. Dit komt er in essentie op neer dat zij weliswaar, krachtens overeenkomst, in de periode 2015-2017 de vergunning aan Orient in sub-licentie heeft gegeven maar dat die overeenkomst niet is verlengd en geëindigd. Vanaf op zijn laatst 7 augustus 2018 werd op de website van het casino van Orient, topbet.eu, ook niet meer verwezen naar GSP of haar Curaçaose vergunning. De speelwinst waarvan [eiser] betaling vordert heeft hij in 2020 behaald. Toen had GSP geen verantwoordelijkheid meer voor (het toezicht op) de casino-activiteiten van Orient; voor haar eventuele tekortschieten in een betalingsverplichting kan GSP dan niet aansprakelijk zijn.
2.2.2 GSP beroept zich tot slot op artikel 7A:1807 BW dat een rechtsvordering ter zake van een schuld uit spel of weddenschap niet toestaat en waarvan van krachtens artikel 7A:1809 BW niet kan worden afgeweken.

3.De beoordeling

Artikel 7:1807 BW

3.1
Het als laatste genoemde verweer van GSP zal het Gerecht als eerste beoordelen omdat het het verst strekt: als het gegrond wordt bevonden, zal het Gerecht [eiser] immers niet- ontvankelijk moeten verklaren. Het verweer wordt verworpen met de motivering die het Gerecht eerder heeft gegeven in zaken waarin een gelijkluidend verweer werd gevoerd, zoals in de zaak CUR202103335 waarin eveneens GSP de gedaagde was: Deze wetsregel heeft zijn oorsprong in de maatschappelijke opvatting dat spel en weddenschap voor geld in strijd zijn met de goede zeden. Die gedachte is heden ten dage niet meer algemeen geldend, anders hadden de regering en de wetgever casino's niet gelegaliseerd en zelfs gestimuleerd, zoals zij met de Landsverordening hebben gedaan. Het gevolg van deze legalisering, een aanpassing aan gewijzigde maatschappelijke opvattingen, is dat verbintenissen uit kansspelen in een casino in rechte afdwingbaar moeten zijn. Het staat overigens een partij als GSP in redelijkheid niet vrij om zich op dit verbod te beroepen. Zij biedt immers tegen betaling online kansspelen aan en zou zich dan met dit beroep aan haar betalingsverplichting kunnen onttrekken omdat die in rechte niet afdwingbaar zou zijn. Dat is onaanvaardbaar.
Aansprakelijkheid van GSP in het algemeen
3.2.1
De in meerdere zaken bij dit Gerecht bediscussieerde vraag of en zo ja op welke grond een (hoofd)vergunninghouder zoals GSP aansprakelijk is voor de gevolgen van een tekortschieten in haar contractuele en/of wettelijke plicht door een (sub-)licentiehouder zoals Orient, mag inmiddels als beantwoord worden beschouwd. De meest recente en uitvoerige antwoorden staan in het vonnis van dit Gerecht van 13 maart 2023 inzake SBGOK/Cyberluck en Suncast, CUR202200098 en vooral in het vonnis van het Hof van 14 maart 2003 inzake SBGOK/Cyberluck e.a., CUR2021H00364 (ECLI:NL:OGHACMB:2023:31). Het Hof heeft in dit vonnis geoordeeld over de aansprakelijkheid de vergunninghouder voor een vordering van de speler op een met gebruikmaking van die vergunning geëxploiteerd online casino. Het Gerecht volgt op dit punt het oordeel van het Hof in zijn genoemde vonnis, dat samengevat luidt als volgt.
3.2.2
De vergunninghouder (hier GSP) is, naast de houder van de (sub-)licentie tot exploitatie van het online casino (hier Orient), aansprakelijk voor uitbetaling van het prijzengeld omdat op de vergunninghouder een bijzondere zorgplicht rust die meebrengt dat zij waarborgt dat gewonnen prijzengeld wordt uitbetaald door haar (sub-)licentiehouders. De vergunninghouder staat in voor uitbetaling van het regulier gewonnen prijzengeld. Dat volgt uit het systeem van de wet. De vergunninghouder is daarnaast aansprakelijk uit onrechtmatige daad, daaruit bestaande dat zij er niet voor heeft gezorgd dat haar contractpartner (hier Orient) zich hield aan de vergunningvoorwaarden, met name het uitbetalen van het regulier gewonnen prijzengeld. Tot slot is de vergunninghouder aansprakelijk uit hoofde van art. 6:76 BW. Zij heeft voor de uitvoering van haar verbintenis jegens de speler gebruik heeft gemaakt van de sub-licentiehouder als hulppersoon, voor wiens gedragingen zij dan op gelijke wijze als voor eigen gedragingen aansprakelijk is.
Aansprakelijkheid van GSP in dit geval
3.3.1
GSP stelt in de conclusie van antwoord dat zij selectief is voor wat betreft de derden (sub-licentiehouders) met wie zij contracteert: die worden gescreend en aan strenge voorwaarden gebonden, waaronder de vergunningsvoorwaarden. GSP houdt daarop ook toezicht, en neemt sancties als de exploitanten zich niet aan de voorwaarden houden, zoals het beëindigen van de relatie. Zij doet dat mede in het belang van de spelers, die moeten kunnen vertrouwen op een goed gereguleerde markt, aldus GSP.
3.3.2
Geheel in tegenspraak hiermee is van enig feitelijk toezicht door GSP op de handel en wandel van Orient niet gebleken, laat staan van een effectief,
hands ontoezicht dat de wanprestatie van Orient wellicht had kunnen voorkomen of achteraf herstellen. Daartoe was GSP wel verplicht krachtens de Landsverordening en vergunning. [Eiser] mocht reeds op grond van die regels effectief toezicht verwachten. Hij mocht dit te meer verwachten op grond van het feit dat Oriënt op haar website adverteerde met een aan de
master licensevan GSP ontleende,
verified licenseen autorisatie van
The Government of Curaçao, nota bene onder een logo waarin een wapenschild dat lijkt op de vlag van de Nederlandse Antillen wordt gecombineerd met de namen
Government of Curaçaoen
Gaming Services Provider NV(productie 3 bij het verzoekschrift).
3.3.3
GSP heeft overigens haar wettelijke verplichting, waaruit een zorgplicht jegens spelers zoals [eiser] voortvloeide, om te beginnen al geschonden door de sub-licentie te verstrekken aan Orient, een buitenlandse vennootschap, terwijl de Landsverordening in artikel 1 lid 2 bepaalt dat vergunningen slechts worden verleend aan in de Nederlandse Antillen gevestigde rechtspersonen. Dat criterium had GSP ook moeten aanleggen bij de keuze van haar sub-licentiehouders. Reeds door dat niet te doen heeft zij effectief toezicht vanuit het Curaçaose rechtssysteem op het gebruik van door haar regering verleende vergunningen onmogelijk gemaakt.
3.3.4
Het Gerecht gaat ervan uit dat de overeenkomst tussen GSP en Orient is geëindigd in 2018, al heeft GSP nagelaten daarvan enig bewijs te leveren. Zij heeft volstaan met screenshots van (wat zij stelt dat is) de website van Orient in mei 2017 en in augustus 2018. Op de eerste staat (nog)
Topbet is licensed by the government of Curaçaoen op de tweede staat dat niet (meer). Het is veelzeggend dat GSP kennelijk niet meer bewijs kan leveren ter onderbouwing van het rechtsfeit dat zij in essentie aan haar verweer ten grondslag legt: dat zij per 2018 is ontslagen van elke verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid voor het doen en laten van Orient. Als goed toezichthouder had GSP zeker moeten stellen dat uiterlijk met ingang van de einddatum van haar overeenkomst met Orient de verwijzing naar enige vergunning van GSP en enige betrokkenheid van de regering van Curaçao werden verwijderd van de website van het casino. GSP had er ook voor moeten zorgen - of er ten minste op moeten toezien dat Orient dat deed – dat spelers erover werden geïnformeerd dat ‘hun’ casino (al dan niet) onder een andere vergunning en een andere jurisdictie werd voortgezet. Ongetwijfeld heeft zo’n voortzetting geleid tot toepasselijkheid van andere algemene voorwaarden op de overeenkomsten met spelers, en ook daarover hadden zij moeten worden geïnformeerd. Doordat GSP dit alles heeft nagelaten, als het ware ‘de stekker eruit heeft getrokken’ zonder nazorg, heeft [eiser] in de veronderstelling kunnen (blijven) verkeren dat het casino van Orient waar hij speelde werd beschermd door toezicht van de vergunninghouder, zonodig te sanctioneren door het land Curaçao.
Slotsom
3.4.1
Het één en ander valt GSP als onrechtmatige daad jegens [eiser] toe te rekenen, zodat zij diens schade dient te vergoeden. De schade is gelijk aan de winst die Orient ten onrechte niet aan [eiser] heeft uitgekeerd, dat wil zeggen de vordering in hoofdsom. Naast toewijzing van deze vordering heeft [eiser] geen belang (gesteld) bij het geven van een verklaring voor recht. In zoverre wordt de vordering afgewezen.
3.4.2
Het is voldoende gebleken dat de gemachtigde van [eiser] genoodzaakt was om buiten rechte werkzaamheden te verrichten ter verkrijging van voldoening. De vergoeding daarvoor bedraagt volgens het Procesreglement, bij omgerekend NAf 221.676 als hoofdsom, NAf 3.000. Dit laatste bedrag wordt toegewezen. Er is geen grond (aangevoerd) om daarnaast een vergoeding voor kosten van rechtsbijstand te geven.
3.4.3
GSP is de grotendeels in het ongelijk gestelde partij en zij wordt daarom veroordeeld om de proceskosten van [eiser] te betalen. Deze worden tot de uitspraak van dit vonnis begroot als volgt: exploot NAf 481,45 griffierecht 2.240,00 salaris gemachtigde
4.000,00totaal 6.721,45

4.De beslissing

Het gerecht:
4.1
veroordeelt GSP om tegen bewijs van kwijting aan [eiser] te betalen: - US$ 123.000 althans de tegenwaarde hiervan in Antilliaanse valuta, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 mei 2021 tot de dag van voldoening; - NAf 3.000;
4.2
veroordeelt GSP om aan [eiser] zijn proceskosten te betalen, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op NAf 6.721,45;
4.3
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.4
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E.M. Nootenboom-Lock en in het openbaar uitgesproken op 27 maart 2023.