ECLI:NL:OGEAC:2023:26

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
2 maart 2023
Publicatiedatum
3 maart 2023
Zaaknummer
CUR202205080
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rectificatie van ongefundeerde beschuldigingen van corruptie door schrijver van boek over Ombudsman Curaçao

In deze zaak, die voor het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao werd behandeld, vorderde eiser, vertegenwoordigd door mr. K.D. Bertrand, rectificatie van ongefundeerde beschuldigingen van corruptie die door gedaagde, vertegenwoordigd door mr. R.J. Tromp, in zijn boek zijn geuit. De vordering was gebaseerd op de stelling dat gedaagde in zijn boek eiser had gekwalificeerd als corrupt en niet integer, zonder enige feitelijke onderbouwing. De procedure begon met een verzoekschrift op 29 december 2022, gevolgd door een mondelinge behandeling op 22 februari 2023. Het gerecht oordeelde dat de uitlatingen van gedaagde onrechtmatig waren, omdat zij niet steunden op voldoende feiten. Het gerecht benadrukte de noodzaak van een evenwichtige belangenafweging tussen de vrijheid van meningsuiting van gedaagde en de bescherming van de eer en goede naam van eiser. Het vonnis, uitgesproken op 2 maart 2023, verplichtte gedaagde tot rectificatie op zijn social media en in lokale kranten, en verbood verdere openbaarmaking van het boek zonder rectificatie. Daarnaast werd gedaagde veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke kosten en proceskosten aan eiser.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR202205080
Vonnis in kort geding van 2 maart 2023
in de zaak van
[EISER],
wonend in Curaçao,
eiser,
gemachtigde: mr. K.D. Bertrand,
tegen
[GEDAAGDE],
wonend in Curaçao,
gedaagde,
gemachtigde: mr. R.J. Tromp.

1.Verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
  • het verzoekschrift van 29 december 2022,
  • een productie van de zijde van [gedaagde],
  • de mondelinge behandeling van 22 februari 2023,
  • de pleitnotities.
1.2.
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De vordering en de standpunt van partijen

2.1. [
Eiser] vordert – samengevat – dat het gerecht [gedaagde] veroordeelt tot:
primair
I. het sturen van de in het verzoekschrift geformuleerde rectificatietekst naar alle lokale media,
II. het geven van een opdracht aan zoekmachines tot verwijdering van publicaties betreffende het boek van [gedaagde] uit hun zoekmachines,
III. het plaatsen van voormelde rectificatietekst op alle social media pagina’s van [gedaagde] voor minimaal dertig dagen,
IV. het staken van elke vorm van openbaarmaking en verveelvoudiging van het boek van [gedaagde], de T-shirts en het portret van [eiser], de reeds verspreide en nog in voorraad zijnde exemplaren te vernietigen, althans het portret van [eiser] uit het boek van [gedaagde] te verwijderen en verwijderd te houden,
V. betaling aan [eiser] van NAf 10.272,50 als voorschot op de (im)materiële schadevergoeding,
subsidiair
VI. het boek van [gedaagde] niet anders in eigen voorraad of beheer te hebben en dit niet openbaar te maken of te verveelvoudigen, dan in samenhang met een inlegvel met voormelde rectificatietekst,
een en ander met overlegging van een bewijs daarvan aan (de gemachtigde van) [eiser], op straffe van een dwangsom en met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
2.2. [
eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat [gedaagde] schrijver en uitgever is van een boek getiteld “
Niet te geloven !!!” met als ondertitel “
Ombudsman schendt op gróve manier vertrouwen. Is dat integer? Wordt vervolgens herbenoemd.”.Daarin heeft [gedaagde] [eiser] ervan beschuldigd corrupt en niet integer te zijn, ongekwalificeerd te zijn om het ambt van ombudsman te bekleden en het vertrouwen van de burger onwaardig te zijn. Volgens [gedaagde] zou [eiser] ook nog zijn persoonlijk belang stellen boven de burgers die hij zou moeten dienen. De reden waarom [gedaagde] gemeend heeft dit boek te schrijven en uit geven, is voor [eiser] een groot raadsel. Een onderbouwing van zijn uitlatingen is geheel uitgebleven terwijl de eer, goede naam en integriteit van [eiser] grovelijk worden aangetast. De uitlatingen van [gedaagde] jegens [eiser] zijn zeer ernstig, beledigend en ongefundeerd en daardoor onrechtmatig en misleidend. De tekst op de T-shirts dient in het licht van het vorenstaande ook als onrechtmatig te worden aangemerkt. [gedaagde] heeft bij dit alles het portretrecht van [eiser] geschonden door zonder zijn toestemming een grote kleurenfoto van [eiser] in het boek te plaatsen. [eiser] meent tot slot in redelijkheid aanspraak te maken op een bedrag aan (im)materiële schadevergoeding, althans een voorschot daarop.
2.3. [
gedaagde] voert allereerst tot zijn verweer dat [eiser] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat de zaak wegens complexiteit niet geschikt is voor kort geding. [gedaagde] voert verder aan dat het boek een opiniestuk betreft waarin hij zijn persoonlijke ervaringen met de ombudsman deelt. Dat doet hij aan de hand van correspondenties met de ombudsman, diverse voorbeelden en anekdotes die gezamenlijk een verhaal vertellen aan de lezer. [gedaagde] is zeer teleurgesteld over de wijze waarop [eiser] in zijn hoedanigheid van de ombudsman zijn klachten heeft behandeld. Zo is hij afspraken niet nagekomen en heeft hij evenmin met [gedaagde] gecommuniceerd over de voortgang van zijn zaak. Verder heeft [eiser] de notulen niet toegezonden.[gedaagde] beschouwt de huidige ombudsman niet als zijn vertrouwenspersoon vanwege de manier waarop hij door deze ombudsman is behandeld. De belangen van [gedaagde] zijn door de ombudsman [eiser] niet naar behoren behartigd. Daarom vraagt [gedaagde] zich af of de handelwijze van de ombudsman integer is. Van enige vorm van onrechtmatige daad is dan ook geen sprake. Voorts betwist [gedaagde] dat hij het portretrecht van [eiser] zou hebben geschonden. [eiser] bekleedt een publieke functie en moet daarom dulden dat zijn portret als ombudsman wordt afgebeeld, temeer daar deze foto van zijn eigen website is gehaald.

3.De beoordeling

3.1.
Het gaat in deze zaak om een botsing van twee fundamentele rechten, namelijk aan de zijde van [gedaagde] het recht op vrijheid van meningsuiting en aan de zijde van [eiser] het recht op bescherming van eer en goede naam en op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer.
3.2.
Toewijzing van de vordering van [eiser] tot rectificatie zou een beperking inhouden van het in artikel 10, eerste lid EVRM gewaarborgde recht van vrijheid van meningsuiting. Dit recht kan slechts worden beperkt indien dit bij de wet is voorzien en noodzakelijk is in een democratische samenleving, bijvoorbeeld ter bescherming van de goede naam en de rechten van anderen. Van een beperking die bij de wet is voorzien, is sprake wanneer de uitlatingen van [gedaagde] in zijn boek onrechtmatig zijn in de zin van artikel 6:162 BW. Voor het antwoord op de vraag of dit het geval is, moeten alle wederzijdse – in beginsel gelijkwaardige – belangen tegen elkaar worden afgewogen. Bij deze belangenafweging dienen alle omstandigheden van het geval in ogenschouw te worden genomen, waaronder de aard van de geuite beschuldigingen en de ernst van de te verwachten gevolgen, de inkleding van de uitlatingen en de mate waarin de uitlatingen ten tijde van de publicatie steun vonden in het op dat moment beschikbare feitenmateriaal.
3.3.
Het gerecht stelt vast dat [gedaagde] in zijn boek [eiser] heeft gekwalificeerd als een persoon die bij de uitvoering van zijn taken als ombudsman corrupt, niet integer en onbetrouwbaar is en het persoonlijke belang stelt ‘boven het belang van hen die hij uit hoofde van zijn functie zou moeten vertegenwoordigen’. [gedaagde] baseert deze uitlatingen op zijn persoonlijke ervaringen met [eiser] in de hoedanigheid van de ombudsman. [gedaagde] stelt dat [eiser] bepaalde afspraken niet is nagekomen, de voortgang van zijn zaak niet met hem heeft gecommuniceerd en evenmin de notulen heeft toegezonden. Naar het voorlopige oordeel van het gerecht kunnen deze omstandigheden – nog daargelaten in hoeverre die juist zijn – dergelijke vergaande en mogelijk schadelijke beschuldigingen niet dragen. Een voldoende feitelijke basis voor zijn uitlatingen ontbreekt. Uit het boek blijkt dat [gedaagde] bij drie kwesties de hulp van [eiser] als ombudsman heeft ingeroepen. Het betreft onbeantwoord gebleven verzoeken van [gedaagde] aan de overheid met betrekking tot de splitsing van een erfpachtperceel te Oost-Jongbloed, de overdracht van een perceel te Klein Sta. Martha en een illegale bouw aan de [staatnaam]. De ombudsman heeft over deze kwesties (in het boek opgenomen) rapporten opgesteld en heeft de betrokken ministers aangespoord de kwesties af te ronden. [gedaagde] heeft in dit kort geding zijn verwijten aan [eiser] niet nader gespecificeerd. Wat er volgens hem nu precies ‘corrupt’ was aan het optreden van [eiser] heeft hij niet duidelijk gemaakt. In het boek zelf legt hij de nadruk op het feit dat [eiser] zijn zaken niet heeft doorgestuurd naar het gerecht (hieruit lijkt de verzuchting op pagina 39 voort te vloeien: ‘Dit is wel het meest absurde wat ik in al die jaren op dit schitterende eiland heb meegemaakt!’). Niet valt echter in te zien dat in deze drie (civielrechtelijke) aangelegenheden voor de ombudsman een doorstuurplicht of zelfs doorstuurbevoegdheid naar het gerecht bestond.
3.4.
Aan het verschijnen van het boek “
Niet te geloven !!!” is op 31 oktober 2022 aandacht besteed in de Amigoe
(“[gedaagde] rekent in boek af met Ombudsman”)en in de Extra
(“Henter un buki pa kuestiona Defensor di Pueblo”), waarbij foto’s zijn afgedrukt van [gedaagde] die het boek toont. Dat ook andere media aandacht hebben besteed aan het boek is niet gebleken. “
Niet te geloven !!!” is, zoals [gedaagde] ter zitting desgevraagd heeft gezegd, een door hem in eigen beheer uitgegeven boek met een oplage van 100 stuks, dat uitsluitend via [gedaagde] zelf en diens kinderen in Nederland verkrijgbaar is. Volgens [gedaagde] zijn er nu nog 14 exemplaren in voorraad.
3.5.
Niet in geschil is dat kwalificaties als ‘corrupt’ en ‘niet-integer’ – zeker ook voor een ombudsman – slecht zijn voor de reputatie.
3.6.
Nu niet aannemelijk is geworden dat de beschuldigende en diffamerende uitlatingen van [gedaagde] in zijn boek voldoende steun vinden in het op dat moment (en thans) beschikbare feitenmateriaal, is het gerecht van oordeel dat [gedaagde] – in aanmerking genomen de belangen van [eiser] bij bescherming van zijn eer, goede naam en integriteit – onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld. Daaraan doet niet af dat [gedaagde], zoals hij ook in het boek benadrukt, slechts zijn mening heeft willen weergeven. Als een mening tot uitdrukking wordt gebracht door ernstige beschuldigingen aan het adres van een ander, dient voor die beschuldigingen voldoende feitelijke grondslag te zijn. Die ontbreekt hier.
3.7.
Ten overvloede merkt het gerecht op dat niet is gesteld dat de beschuldigingen een vorm van satire of van humoristisch bedoelde overdrijving betroffen, en dat deze om die reden niet al te serieus moeten en zullen worden genomen. Uit het boek en uit de daaraan in genoemde kranten bestede aandacht blijkt dat ook niet.
3.8.
Gelet op het voorgaande wordt [gedaagde] veroordeeld om te rectificeren. De rectificatie zal worden gelast op de hierna omschreven, door het gerecht passend geachte wijze. Bevolen zal worden dat de rectificatie op alle social media-pagina’s van [gedaagde] wordt geplaatst. Voor zover [gedaagde] geen social media-pagina(’s) heeft, wordt hij veroordeeld om de bevolen rectificatie te doen plaatsen in de twee kranten waarin de persberichten over het verschijnen van zijn boek eerder zijn gepubliceerd. Daarnaast zal dit vonnis (geanonimiseerd) worden gepubliceerd, zoals gebruikelijk, op www.rechtspraak.nl. Bovendien zal [eiser] desgewenst zelf aandacht kunnen vragen voor deze beslissing. Bij een verdergaande rectificatieverplichting bestaat onvoldoende belang. De termijn waarbinnen gerectificeerd moet worden, wordt gesteld op twee weken na de uitspraak van dit vonnis.
3.9.
In het verlengde van het voorgaande wordt de verdere openbaarmaking en verveelvoudiging van het boek zonder dat de bevolen rectificatie als inlegvel of als eerste pagina van het boek is opgenomen, verboden.
3.10.
Dit verbod geldt eveneens voor het portret van [eiser] in het boek (pagina 37), omdat [gedaagde] dat zonder zijn toestemming heeft geplaatst. Hij heeft daarmee het portretrecht van [eiser] zoals in de Auteursverordening 1913 bedoeld geschonden, in aanmerking genomen dat [eiser] een redelijk belang heeft om zich te verzetten tegen de publicatie van zijn portret in het boek van [gedaagde]. Dat [eiser] een publieke functie bekleedt, maakt dit niet anders.
3.11.
Een schriftelijke bevestiging van [gedaagde] aan [eiser] dat aan de veroordelingen is voldaan, acht het gerecht niet noodzakelijk. Voor zover de vordering van [eiser] ziet op de gewraakte T-shirts van [gedaagde], wordt deze afgewezen nu uit de tekst op die shirts op zichzelf niet valt af te leiden dat die op [eiser] betrekking heeft. De vordering van [eiser] om [gedaagde] te veroordelen om zoekmachines zoals onder meer Google opdracht te geven tot verwijdering van publicaties betreffende zijn boek uit hun zoekmachines zal eveneens worden afgewezen, ook omdat niet is gesteld of gebleken dat het boek van [gedaagde] enige zoekresultaten oplevert.
3.12.
De gevorderde immateriële schadevergoeding van NAf 10.000 komt niet voor toewijzing in aanmerking. Met de bevolen rectificatie wordt [eiser] naar voorlopig oordeel van het gerecht voldoende genoegdoening gegeven. De door [eiser] gevorderde materiële schadevergoeding van NAf 272,50, zijnde de kosten voor betekening van de brief van 13 december 2022 waarin [gedaagde] wordt verzocht om tot rectificatie over te gaan, wordt toegewezen als buitengerechtelijke kosten.
3.13.
Omdat [gedaagde] in het ongelijk wordt gesteld, wordt hij veroordeeld in de proceskosten. De kosten van [eiser] worden tot aan deze uitspraak begroot op NAf 750 aan griffierecht, NAf 385,50 aan oproepingskosten en NAf 1.500 aan salaris gemachtigde. De gevorderde nakosten en de wettelijke rente over de proceskosten worden toegewezen zoals hierna onder de beslissing vermeld.
3.14.
De veroordelingen in deze uitspraak gaan meteen in en kunnen ook ten uitvoer worden gelegd als een van de partijen deze beslissing voorlegt aan het Hof.

4.De beslissing

Het gerecht, rechtdoende in kort geding:
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen twee weken na de uitspraak van dit vonnis de volgende tekst - zowel in het Nederlands als in het Papiamentu - op alle social media-pagina’s van [gedaagde] (zoals, voor zover van toepassing, Facebook, Instagram, TikTok, YouTube) te plaatsen en gedurende dertig dagen geplaatst te houden, op straffe van een dwangsom van NAf 100 voor iedere dag dat hij in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen, met een maximum van NAf 10.000:
RECTIFICATIE
Bij vonnis in kort geding van het gerecht in eerste aanleg van Curaçao van 2 maart 2023 is geoordeeld dat mijn boek “Niet te geloven!!!” met als ondertitel “Ombudsman schendt op gróve manier vertrouwen. Is dat integer? Wordt vervolgens herbenoemd” passages bevat die onrechtmatig zijn jegens mr. [eiser]. Het gerecht is van oordeel dat er geen feitelijke basis is gebleken voor de in mijn boek aan de ombudsman van Curaçao - dus dhr.[eiser] - gegeven kwalificaties ‘corrupt’ en ‘niet integer’. De rechter heeft geoordeeld dat ik, hoewel ik slechts mijn persoonlijke mening bedoelde te geven, dergelijke vergaande en mogelijk schadelijke beschuldigingen niet zonder redelijke basis mocht doen. Daarom ben ik veroordeeld deze rectificatie te plaatsen.
[gedaagde]
4.2.
veroordeelt [gedaagde] voorwaardelijk, voor zover hij geen social media-pagina(’s) heeft als hiervoor bedoeld, om binnen twee weken na de uitspraak van dit vonnis de bevolen rectificatie te doen plaatsen in de kranten Amigoe en Extra, op straffe van een dwangsom van NAf 100 voor iedere dag dat hij in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen, met een maximum van NAf 10.000;
4.3.
verbiedt [gedaagde] de verdere openbaarmaking en verveelvoudiging van het boek zonder dat bovenstaande rectificatie daarin als inlegvel of als eerste pagina van het boek is opgenomen en zonder dat het portret van [eiser] (pagina 37) daaruit is verwijderd, op straffe van een dwangsom van NAf 100 voor iedere keer dat [gedaagde] in strijd handelt met dit verbod, met een maximum van NAf 10.000;
4.4.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te voldoen NAf 272,50 aan buitengerechtelijke kosten;
4.5.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van [eiser] van NAf 2.635,50, te vermeerderen met NAf 250 aan nakosten zonder betekening, verhoogd met NAf 150 in geval van betekening;
4.6.
bepaalt dat de proceskosten moeten worden betaald binnen veertien dagen en dat die kosten worden verhoogd met de wettelijke rente als niet op tijd wordt betaald;
4.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.8.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.E. de Kort, rechter, bijgestaan door mr. H. Akbuz, griffier, en in het openbaar uitgesproken.