In deze zaak, behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, hebben twee Venezolaanse vrouwen, eiseressen, een kort geding aangespannen tegen het Land Curaçao. De eiseressen, die beiden in Curaçao verblijven, stellen dat zij de biologische moeders zijn van twee minderjarige kinderen die op 21 september 2023 zijn onderschept op een boot afkomstig uit Venezuela. Na de onderschepping zijn de minderjarigen ondergebracht bij een internaat, terwijl de eiseressen zijn aangehouden en later in vrijheid zijn gesteld. Ondanks herhaalde verzoeken om hereniging met hun kinderen, hebben de autoriteiten geen medewerking verleend. De eiseressen vorderen dat het gerecht het Land beveelt om hen te herenigen met hun kinderen, onder oplegging van een dwangsom en met veroordeling van het Land in de proceskosten.
Tijdens de zitting op 6 oktober 2023 heeft het gerecht vastgesteld dat er voldoende bewijs is dat de eiseressen de biologische moeders zijn van de minderjarigen, onder andere door de overgelegde geboorteaktes en foto’s die de relatie ondersteunen. Het Land heeft niet kunnen aantonen dat deze documenten niet authentiek zijn. Het gerecht oordeelt dat het Land onrechtmatig handelt door de hereniging te beletten en dat deze situatie niet langer kan voortduren. Het gerecht heeft daarom de vordering van de eiseressen toegewezen en het Land veroordeeld in de proceskosten. De beslissing houdt in dat het Land per direct moet meewerken aan de hereniging van de eiseressen met hun kinderen, en dat de proceskosten binnen veertien dagen moeten worden betaald, verhoogd met wettelijke rente indien niet tijdig betaald.