ECLI:NL:OGEAC:2023:253

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
26 september 2023
Publicatiedatum
3 oktober 2023
Zaaknummer
CUR202302454
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afkoop levensverzekering en geschil over uitkering tussen verzekeringnemers en verzekeraar

In deze zaak, die voor het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao is behandeld, hebben de eisers, bestaande uit de besloten vennootschap Lunapark Minimarket B.V. en twee natuurlijke personen, een kort geding aangespannen tegen de naamloze vennootschap Fatum Life N.V. De eisers hebben in totaal NAf 194.000 aan premies betaald voor zes kapitaalverzekeringen, maar zijn ontevreden over het afkoopbedrag dat Fatum hen heeft aangeboden. Fatum heeft een afkoopwaarde van NAf 131.437,91 aangeboden, maar eisers vorderen een bedrag van NAf 62.652,09, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De eisers stellen dat hen bij het aangaan van de verzekeringen is toegezegd dat hun totale inleg zou worden gerestitueerd bij opzegging van de verzekeringen. Fatum daarentegen voert aan dat de kosten die in rekening zijn gebracht bij de afkoop gebruikelijk zijn in de verzekeringsbranche en dat de eisers geen spoedeisend belang hebben, aangezien zij al een aanzienlijk bedrag hebben ontvangen.

Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de eisers niet tevreden zijn met de uitleg van Fatum over de kosten die in mindering zijn gebracht op de uitkering. Het Gerecht heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de vordering van de eisers niet voldoende vaststaat en dat er geen sprake is van spoedeisend belang. De rechter heeft geoordeeld dat de eisers niet hebben aangetoond dat Fatum nog een bedrag aan hen verschuldigd is, en heeft de vordering afgewezen. De proceskosten zijn voor rekening van de eisers gesteld, aangezien zij in het ongelijk zijn gesteld.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR202302454
Vonnis in kort geding van 26 september 2023
in de zaak van

1.de besloten vennootschap LUNAPARK MINIMARKET B.V.,

gevestigd in Curaçao,
2. [EISER SUB 2],
3. [EISERES SUB 3],
zowel pro se als in hun hoedanigheid van wettelijke vertegenwoordigers van de minderjarigen […],
wonend in Curaçao,
eisers,
gemachtigde: mr. H.W. Braam,
tegen
de naamloze vennootschap FATUM LIFE N.V.,
gevestigd in Curaçao,
gedaagde,
gevolmachtigden: mrs. […].
Partijen worden hierna Lunapark, [eiser sub 2], [eiseres sub 3] (eisers gezamenlijk in meervoud: [eisers]) en Fatum genoemd.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
  • het verzoekschrift van 4 augustus 2023,
  • de op voorhand door partijen toegezonden producties,
  • de mondelinge behandeling van 13 september 2023,
  • de pleitnotities van beide partijen.
1.2.
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1. [
eisers] zijn per 1 juni 2020 zes kapitaalverzekeringen aangegaan bij Fatum. De verzekerden zijn [eiser sub 2], [eiseres sub 3] en hun minderjarige kinderen. De verzekeringnemers zijn Lunapark, [eiser sub 2] en [eiseres sub 3].
2.2.
De maandelijks verschuldigde premie per verzekering bedraagt NAf 1.000, vermeerderd met zegel- en administratiekosten.
2.3.
De polissen kennen ook een rentegarantie van 3% of 4% gedurende de gehele looptijd van de verzekering. Fatum geeft ieder jaar in de maand januari een winstbrief uit aan [eisers] met daarin de winstbeschrijving van de betreffende (winstdelende) polissen.
2.4.
Op de polissen zijn, voor zover van belang, de volgende voorwaarden van toepassing:
“11 Opzegging, afkoop en premievrijmaking
11.1
De verzekeringnemer heeft gedurende het leven van de verzekerde het recht de verzekering te allen tijde door opzegging te beëindigen; hij kan alsdan, mits daarop dan recht bestaat en onder voorwaarde dat hij de door de Maatschappij verlangde stukken overlegt, vorderen dat de Maatschappij de verzekering afkoopt. […]
11.2
De berekening van de afkoopwaarde en de premievrije waarde geschiedt volgens de bij de Maatschappij gebruikelijke regelen.
11.3
De afkoopwaarde wordt, na verrekening van verschenen doch niet-betaalde premies (opgerent volgens artikel 3, lid 1), geleende bedragen en verschuldigde interest aan de verzekeringnemer uitgekeerd tegen inlevering van de polis.
[…]
15 Uitkering, verrekening
15.1
Indien enige verzekerde uitkering opeisbaar is geworden, wordt deze aan de begunstigde uitbetaald ten spoedigste nadat de polis en overige stukken waardoor ten genoegen van de Maatschappij bewezen wordt, wat en aan wie uitgekeerd moet worden, in het bezit van de Maatschappij zijn gekomen; zulks onder verrekening van verschenen doch niet-betaalde premies (opgerent volgens artikel 3, lid 1), geleende bedragen en verschuldigde interest.[…]”
20 Kosten
Kosten, in verband met de verzekering gemaakt, daaronder begrepen kosten van werkzaamheden door de Maatschappij verricht ter wijziging van de polis, kunnen in rekening worden gebracht aan de verzekeringnemer dan wel worden verrekend overeenkomstig het bepaalde in artikel 15 lid 1.”
2.5. [
eisers] hebben vanaf juni 2020 tot en met januari 2023 een totaal van
NAf 194.000 (NAf 192.000 + NAf 2.000) aan premies betaald.
2.6.
De verzekeringsovereenkomsten zijn per 1 februari 2023 door [eisers] opgezegd, met verzoek om afdracht van de afkoopsommen.
2.7.
Fatum heeft de volgende afkoopbedragen, inclusief winstuitkering en onder aftrek van de niet betaalde premies, aan [eisers] aangeboden:
- polisnummer […].
Dit komt neer op een totale afkoopwaarde van NAf 131.437,91 op het moment van beëindiging. Dit bedrag is door Fatum ook betaalbaar gesteld.
2.8. [
eisers] kunnen zich niet vinden in het aanbod van Fatum en hebben zich bij brief van 19 juni 2023, via tussenkomst van hun gemachtigde, hierover uitgelaten. In deze brief is Fatum tevens gesommeerd om het bedrag van NAf 131.437,91 te storten op de bankrekening van [eiseres sub 3] dan wel op de Stichting Derdengeldenrekening van de gemachtigde van [eisers], onder aanzegging van de wettelijke rente indien Fatum hieraan geen gevolg geeft.
2.9.
Bij brief van 18 juli 2023 heeft Fatum aan [eisers] te kennen gegeven dat zij op grond van haar verzekeringsvoorwaarden gerechtigd is kosten in mindering te brengen op de polissen.
2.10.
Fatum is vervolgens bij e-mail van 18 juli 2023 wederom door de gemachtigde van [eisers] gesommeerd om per direct over te gaan tot overmaking van het door haar betaalbaar gestelde bedrag. Fatum is daarbij tevens medegedeeld dat [eisers] dit bedrag onder voorbehoud van alle rechten en verweren accepteren en dat zij hiermee geen volledige en finale kwijting aan Fatum verlenen.
2.11.
Als reactie op voornoemde e-mail heeft Fatum aan [eisers] medegedeeld dat zij pas tot betaling kan overgaan als [eisers] de offertes invullen, ondertekenen en alle in de offertes vermelde documenten aan haar toesturen, dit in verband met de compliance-eisen van Fatum.
2.12.
De gemachtigde van [eisers] heeft Fatum vervolgens erop gewezen dat [eisers] niet gehouden zijn om de opgevraagde documenten te ondertekenen, vooral waar het gaat om het tekenen van een afstandsverklaring.
2.13.
Fatum heeft op 10 augustus 2023 een totaalbedrag van NAf 131.437,91 op de derdengeldenrekening van de gemachtigde van [eisers] gestort ter zake van de afkoop van de polissen.

3.De vordering en de standpunten van partijen

3.1. [
eisers] vorderen – na vermindering van eis – dat het gerecht bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad Fatum veroordeelt tot betaling van
NAf 62.652,09, vermeerderd met de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten van NAf 10.000, met veroordeling van Fatum in de proceskosten.
3.2. [
eisers] leggen aan de vordering het volgende ten grondslag. [eisers] stellen dat zij bij het aangaan van de verzekeringen door de broker uitdrukkelijk de toezegging is gedaan dat bij een eventuele opzegging van de verzekeringen het totaal van hun inleg zal worden gerestitueerd. Verder blijkt uit de polissen en de algemene voorwaarden niet dat bij een tussentijdse beëindiging aan de verzekerde kosten, behalve die voor wijziging van een polis, in rekening worden gebracht. Deze kosten dienen door Fatum te worden onderbouwd. Voor [eisers] valt niet in te zien waarom ruim NAf 62.652,09, zijnde 31% van de totale inleg, in mindering wordt gebracht van het betaalde bedrag aan premies. Volgens [eisers] moeten deze redelijk en billijk zijn, en in verhouding met de inleg. Dit mag naar de mening van [eisers] niet meer dan 5% van de totale inleg bedragen, te weten NAf 9.700. [eisers] stellen voor wat betreft de opgevraagde documenten dat Fatum al vanaf de aanvang van de verzekeringsovereenkomsten over deze documenten beschikt. Voorts stellen zij zich op het standpunt dat van hen niet kan worden verwacht dat zij middels de accordering van een offerte afstand doen van hun rechten en aanspraken. Voor wat betreft de overige opgevraagde documenten geldt dat deze reeds door [eisers] zijn overgelegd. Ten slotte stellen [eisers] dat Fatum rente en kosten dient te betalen over het door haar uitgekeerde bedrag, nu het zo lang heeft geduurd voordat zij tot betaling is overgegaan.
3.3.
Fatum voert gemotiveerd verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van [eisers] in de proceskosten. Fatum voert ter onderbouwing van haar verweer allereerst aan dat [eisers] geen spoedeisend belang hebben bij hun vordering, nu zij reeds een bedrag van NAf 131.437,91 hebben ontvangen. Ter zake van de in rekening gebrachte kosten van NAf 62.652,09 voert Fatum aan dat de verzekeringen zodanig zijn opgebouwd dat een deel van de premie (de spaarpremie) wordt gebruikt voor de opbouw van een reserve, die op de einddatum van de verzekering het dan beschikbaar komende kapitaal vormt of waaruit bij afkoop van de verzekering de afkoopwaarde kan worden verkregen. Een ander deel van de premie dient ter dekking van het in de verzekering begrepen overlijdensrisico en het risico voor algehele invaliditeit. Daarbij wordt uitgegaan van een bepaalde levensverwachting. Het restdeel is ten slotte bestemd voor betaling van de kosten die voor de verzekering worden gemaakt. Deze kosten worden door Fatum gemaakt bij het begin van de verzekeringsduur, maar worden verrekend in de premie over de hele verzekeringsduur. Bij tussentijdse beëindiging van de verzekering door afkoop worden de nog niet verrekende kosten op dat moment verhaald, hetgeen in de verzekeringsbranche algemeen gebruikelijk is. Nu de looptijd van de polissen van [eisers] korter dan drie jaar is geweest, worden deze kosten ook over een korte periode verrekend zodat het bedrag van de kosten in onderhavig geval dan ook hoger uitvallen. Voorts dient de door [eisers] gevorderde wettelijke rente over het uitgekeerde bedrag volgens Fatum te worden afgewezen, nu de vertraging in uitbetaling aan [eisers] is te wijten. Daartoe voert zij aan dat Fatum als levensverzekeraar gebonden is aan verschillende compliance-eisen zoals vastgesteld door de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten. Op grond daarvan dient zij haar klanten te allen tijde (“ongoing”) te monitoren en “ongoing” due diligence uitvoeren. De door Fatum verzochte documenten hebben daarop betrekking, zodat zij niet in verzuim was met de betaling van het aan [eisers] toekomend geldbedrag.

4.De beoordeling

Maatstaf voor de toewijzing in kort geding
4.1.
De vordering van [eisers] strekt tot voldoening van een geldsom. Bij een vordering tot betaling van een geldsom in kort geding is terughoudendheid op zijn plaats. Om een dergelijke vordering in kort geding te kunnen toewijzen is nodig dat die vordering in voldoende mate vaststaat. Ook moet er sprake zijn van omstandigheden die meebrengen dat, vanwege een grote mate van spoedeisendheid, een onmiddellijke voorziening moet worden getroffen. Ten slotte moet rekening worden gehouden met het risico dat de eiser het geldbedrag niet kan terugbetalen in het geval hij in de bodemprocedure alsnog in het ongelijk wordt gesteld.
Vordering is onvoldoende komen vast te staan
4.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat [eisers] in totaal NAf 194.000 aan premies hebben betaald. De vordering van [eisers] betreft een vordering tot nakoming van hetgeen volgens hen aan hen werd toegezegd, thans nog zijnde het verschil tussen de totale inleg en wat reeds door Fatum is uitbetaald.
4.3.
In het kader van dit kort geding is de vraag aan de orde of voorshands voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter tot het oordeel zal komen dat Fatum, gelet op alle omstandigheden van het geval, gehouden is om het restantbedrag van NAf 62.652,09 aan [eisers] te betalen.
4.4.
Volgens Fatum bedraagt de totale afkoopwaarde van de levensverzekeringen NAf 131.439,91. Het verschil tussen de inleg en de afkoopwaarde bestaat uit de overlijdensrisicopremies en de met de verzekeringen gemoeide kosten.
4.5. [
eisers] stellen in dat kader naar het voorshands oordeel van het gerecht terecht dat zij als verzekeringsnemers recht hebben op een overzicht van de door Fatum in rekening gebrachte kosten. Een toereikend overzicht heeft Fatum tot dusver nog niet geproduceerd, volgens haar omdat haar programma’s daar (anders dan bij levensverzekeraars in Nederland, niet in voorzien. Het verschil tussen de inleg en de uitkering is substantieel, en behoeft uitleg.
4.6.
Dit laatste neemt echter niet weg dat niet is voldaan aan de hiervoor onder 4.1 opgenomen maatstaf. Fatum heeft, met verwijzing naar artikel 11.2 van de polisvoorwaarden en naar haar conceptbrieven overgelegd als productie 6A, gemotiveerd uiteengezet dat het bij levensverzekeringen gebruikelijk en vanzelfsprekend is dat bij afkoop de – anders over de looptijd verdeelde – kosten ineens op de uitkering in mindering worden gebracht. Voorts staat vast dat een deel van de inleg bestond uit premies voor risicoverzekeringen. Dergelijke premies worden niet toegevoegd aan enig (spaar)tegoed en leiden, als het verzekerde risico zich niet verwezenlijkt, niet tot (terug)betaling aan de verzekerde of verzekeringnemer.
4.7.
Het voorgaande betekent dat niet vaststaat, en ook niet eenvoudig vastgesteld kan worden, dat Fatum nog enig bedrag aan [eisers] is verschuldigd. Hiermee is niet voldaan aan de belangrijkste eis voor toewijzing van een geldvordering in kort geding. Een belangenafweging leidt niet tot een ander oordeel. In het midden kan dan ook blijven of sprake is van een restitutierisico.
4.8.
Het debat van partijen over de vraag in hoeverre de compliance-eisen van Fatum redelijk waren, is voor de toewijsbaarheid van het – na vermindering van eis - in dit kort geding gevorderde niet van belang en behoeft dus geen bespreking.
4.9.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zullen de vordering van [eisers] en de nevenvorderingen worden afgewezen.
Proceskosten
4.10. [
eisers] zullen als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten worden veroordeeld. Omdat de gemachtigden van Fatum als bedrijfsjurist voor haar werkzaam zijn, zal geen salaris gemachtigde worden toegekend. De proceskosten van Fatum worden daarom tot aan deze uitspraak begroot op nihil.

5.De beslissing in kort geding

Het gerecht:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt [eisers] in de kosten van het geding, aan de zijde van Fatum begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.E. de Kort, rechter, bijgestaan door mr. C.L. Navarro, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 26 september 2023.