ECLI:NL:OGEAC:2023:252
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Huurgeschil tussen familieleden met betrekking tot ontruiming en huurachterstand
In deze zaak, die zich afspeelt in Curaçao, betreft het een huurgeschil tussen familieleden. De eiser, [verhuurder], heeft een kort geding aangespannen tegen de gedaagde, [huurder], met als doel ontruiming van de woning en betaling van huurachterstand. De huurovereenkomst tussen partijen dateert van 25 maart 2016, waarbij [verhuurder] de woning aan [huurder] verhuurt voor een maandelijkse huurprijs van NAf 600,00. In een eerdere bodemprocedure, die resulteerde in een vonnis op 14 februari 2022, is [huurder] veroordeeld tot betaling van achterstallige huur. Dit vonnis is in kracht van gewijsde gegaan, wat betekent dat [huurder] geen hoger beroep heeft ingesteld.
In het kort geding heeft [verhuurder] zijn vordering gewijzigd en verzocht om betaling van een totaalbedrag van NAf 21.000,00, vermeerderd met wettelijke rente, en om ontruiming van de woning. [huurder] heeft als verweer aangevoerd dat hij mede-eigenaar is van de woning, omdat deze volgens hem deel uitmaakt van de nalatenschap van zijn grootmoeder. Het gerecht heeft echter geoordeeld dat er geen bewijs is dat [huurder] mede-eigenaar is van de woning en dat hij zijn huurverplichtingen niet is nagekomen.
De rechter heeft vastgesteld dat [huurder] de hoogte van de huurachterstand niet heeft betwist en dat de vordering tot betaling van de huurachterstand zal worden toegewezen, met dien verstande dat de huurachterstand vanaf januari 2019 wordt berekend. De ontruiming van de woning is toegewezen, omdat [huurder] jarenlang niet aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan, ondanks eerdere veroordelingen. Het gerecht heeft partijen geadviseerd om de nalatenschap te verdelen voordat verdere aanspraken worden gemaakt. De beslissing van het gerecht houdt in dat [huurder] uiterlijk op 1 december 2023 de woning moet ontruimen.