In deze uitspraak beoordeelt het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao de beslissing van de Minister van Justitie om aan eiser, een Syrische burger, een tijdelijke verblijfsvergunning op humanitaire gronden te verlenen voor de duur van een jaar. Eiser had eerder een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd, maar deze werd afgewezen omdat hij niet voldeed aan de eis van tien jaar onafgebroken verblijf in Curaçao. Eiser had dertien jaar rechtmatig verblijf in Curaçao, maar niet in de tien jaar direct voorafgaand aan zijn aanvraag voor de verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd. De Minister heeft in zijn besluit rekening gehouden met de omstandigheden in Syrië, maar concludeerde dat er geen reden was om van het beleid af te wijken.
Eiser heeft op 29 december 2022 beroep ingesteld tegen de duur van de verleende verblijfsvergunning. Tijdens de zitting op 3 augustus 2023 heeft het Gerecht de zaak behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigden van de Minister aanwezig waren. Het Gerecht heeft de beroepsgronden van eiser beoordeeld en geconcludeerd dat de Minister terecht heeft besloten om een tijdelijke verblijfsvergunning voor een jaar te verlenen. Het Gerecht heeft vastgesteld dat eiser niet voldoet aan de voorwaarden voor een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd, omdat hij niet in de tien jaar voorafgaand aan zijn aanvraag onafgebroken in Curaçao heeft verbleven.
De uitspraak benadrukt dat de situatie in Syrië kan veranderen, en dat de Minister jaarlijks de humanitaire gronden moet beoordelen. Het Gerecht heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, waardoor de beschikking op bezwaar van 25 november 2022 in stand blijft. Eiser heeft geen recht op een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd, en het Gerecht heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.