ECLI:NL:OGEAC:2023:241

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
14 september 2023
Publicatiedatum
19 september 2023
Zaaknummer
CUR202300471
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Einde verblijfsvergunning door langdurig verblijf buiten Curaçao zonder medische uitzondering

In deze uitspraak beoordeelt het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao de beëindiging van de verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd van eiser, die sinds 2003 over deze vergunning beschikte. De Minister van Justitie had geconcludeerd dat de vergunning van eiser was vervallen door een onafgebroken verblijf van meer dan acht jaar buiten Curaçao. Eiser had in 2021 een aanvraag ingediend voor een afschrift van zijn verblijfsvergunning, maar deze werd geweigerd. Het bezwaar tegen deze afwijzing werd op 11 januari 2023 ongegrond verklaard, waarna eiser beroep instelde.

Tijdens de zitting op 3 augustus 2023 werd de zaak behandeld. Eiser stelde dat zijn langdurige verblijf in Venezuela verband hield met medische behandeling, maar het Gerecht oordeelde dat hij niet aannemelijk had gemaakt dat zijn verblijf uitsluitend voor geneeskundige redenen was. Eiser had in de jaren dat hij in Venezuela verbleef een leven opgebouwd, wat de conclusie van de Minister ondersteunde dat zijn verblijfsvergunning was vervallen. Het Gerecht concludeerde dat de uitzonderingsgrond van artikel 12, onder d, van de Landsverordening toelating en uitzetting (Ltu) niet van toepassing was, omdat eiser niet kon aantonen dat zijn verblijf in Venezuela uitsluitend voor medische behandeling was.

Het Gerecht verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de beslissing van de Minister, waardoor de verblijfsvergunning van eiser voor onbepaalde tijd eindigde. De uitspraak werd gedaan door rechter S.C.A. ter Borg op 14 september 2023, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Uitspraak

in het geding tussen:

[Eiser],

verblijvende te Curaçao,
eiser,
gemachtigde: mr. drs. A.J. Henriquez,
en

de Minister van Justitie,

verweerder,
gemachtigden: mrs. J.J.J.M. Suares en S.M. La Croes.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt het Gerecht de conclusie van verweerder dat de toelating van eiser tot verblijf voor onbepaalde tijd is geëindigd doordat eiser langer dan een jaar onafgebroken buiten Curaçao heeft verbleven. Bij de beschikking van 25 oktober 2021 heeft verweerder om die reden de aanvraag van eiser om een afschrift van de verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd geweigerd.
1.1
Bij beschikking op bezwaar van 11 januari 2023 heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een afschrift van zijn verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd ongegrond verklaard (het bestreden besluit).
1.2
Eiser heeft op 17 februari 2023 tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.3
Verweerder heeft op 16 mei 2023 een verweerschrift ingediend.
1.4
De zaak is op 3 augustus 2023 ter zitting van het Gerecht behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.
1.5
Verweerder heeft ter zitting het niet-ontvankelijkheidsverweer ingetrokken.
Beoordeling door het Gerecht
2. Het Gerecht beoordeelt de conclusie van verweerder dat de toelating tot verblijf voor onbepaalde tijd van eiser is geëindigd door een onafgebroken verblijf van langer dan een jaar buiten Curaçao, aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Het Gerecht komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Verweerder heeft kunnen concluderen dat de toelating tot verblijf van eiser in Curaçao is geëindigd. Hierna legt het Gerecht uit hoe het Gerecht tot dit oordeel is gekomen en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Wat zijn de relevante feiten?
4. Eiser is op [datum] in Portugal geboren. Hij heeft de Portugese en Venezolaanse nationaliteit.
4.1
Eiser beschikte sinds 5 februari 2003 over een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd.
4.2
Eiser is in 2003 naar Venezuela gereisd. Hij is in de jaren 2005, 2008 en 2011 voor een kort verblijf teruggekeerd naar Curaçao. Nadat eiser op 27 november 2011 weer uit Curaçao is vertrokken heeft hij tot eind 2019 in Venezuela verbleven. Daarna is hij teruggekeerd naar Curaçao en sindsdien verblijft hij in Curaçao.
4.3
Op 12 augustus 2021 heeft eiser een aanvraag ingediend voor een afschrift van zijn verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd uit 2003. Op die aanvraag heeft verweerder bij besluit van 21 oktober 2021 negatief beslist (het primaire besluit). Verweerder heeft voor de beoordeling van de aanvraag of aan eiser een afschrift van de verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd kan worden verstrekt beoordeeld of eiser nog aan de voorwaarden voor die vergunning voldoet. Ook heeft verweerder onderzocht of zich omstandigheden voordoen op grond waarvan de verblijfsvergunning van eiser voor onbepaalde tijd is geëindigd. Verweerder heeft in de afwijzing van de aanvraag geconcludeerd dat de verblijfsvergunning van eiser is geëindigd door een onafgebroken verblijf van meer dan een jaar buiten Curaçao.
4.4
Eiser heeft tegen het primaire besluit op 25 november 2021 een bezwaarschrift ingediend. Dat bezwaar heeft geleid tot het bestreden besluit.
Wat heeft verweerder aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd?
5. Verweerder concludeert dat eiser in de periode 27 november 2011 tot en met 1 januari 2020 een onafgebroken verblijf buiten Curaçao heeft gehad, waardoor zijn verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd is vervallen. Volgens verweerder doen de uitzonderingen die maken dat een verblijfsvergunning niet eindigt, zich in het geval van eiser niet voor. Een van de uitzonderingen die ertoe leiden dat een verblijfsvergunning niet eindigt bij een onafgebroken verblijf van langer dan een jaar buiten Curaçao is als dat verblijf verband houdt met een geneeskundige behandeling. Verweerder acht het niet aannemelijk dat eiser voor medische behandeling in Venezuela was. Uit het rapport van de psycholoog drs. [A] blijkt dat eiser bewust de beslissing heeft genomen om Curaçao te verlaten en dat hij is geëmigreerd. Dit is door eiser tijdens de hoorzitting bevestigd. Eiser heeft tijdens de hoorzitting in bezwaar zelf verklaard dat hij slechts enkele sessies bij de psychiater in Venezuela heeft gehad. Die verklaring komt niet overeen met het verslag van de psychiater dra. [B]. Uit het verslag van de psychiater blijkt namelijk dat eiser bij aanvang van de behandeling wekelijks een sessie had en dat die sessies geleidelijk aan werden afgebouwd. Volgens verweerder is er verder geen sprake van schending van artikel 8 van het Europees verdrag voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), omdat eiser geen verblijfstitel wordt ontnomen en er geen sprake is van verruimde gezinshereniging.
5.1
Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat aan het bestreden besluit ook ten grondslag is gelegd dat eiser zijn hoofdverblijf heeft verplaatst buiten Curaçao. Verweerder meent dat van een verplaatsing van het hoofdverblijf door eiser sprake is, omdat eiser in Venezuela het centrum van zijn activiteiten had.
Heeft verweerder kunnen concluderen dat de vergunning van eiser tot verblijf voor onbepaalde tijd is geëindigd?
6. Eiser betoogt dat verweerder ten onrechte heeft geconcludeerd dat geen sprake is van een uitzonderingsgrond. Dat maakt dat zijn verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd ook niet is geëindigd. Er was sprake van verblijf buiten Curaçao vanwege een geneeskundige behandeling. Die geneeskundige behandeling heeft er volgens eiser toe geleid dat hij in een overmachtssituatie verkeerde, omdat hij als gevolg daarvan niet terug kon keren naar Curaçao. Eiser is in 2003 uit Curaçao vertrokken vanwege zijn psychische toestand. Hij kon de gewelddadige dood van zijn zus in 2002 in Curaçao niet verwerken en is naar Venezuela vetrokken voor psychische behandeling. Eiser is tot aan zijn terugkeer eind 2019 onder behandeling geweest bij een psychiater. Eiser is na zijn vertrek in 2003 meerdere keren voor korte bezoeken teruggekeerd naar Curaçao. Die bezoeken hadden tot doel te onderzoeken of hij het traumatische verlies van zijn zus voldoende had verwerkt om hier weer verder te kunnen met zijn leven. Deze omstandigheden hadden verweerder volgens eiser tot de conclusie moeten leiden dat de uitzonderingsgrond van artikel 12, onder d, van de Landsverordening toelating en uitzetting (Ltu) zich voordoet. Eiser betoogt verder dat artikel 12 van de Ltu niet noemt dat de verblijfsvergunning van rechtswege eindigt. Het eindigen van de verblijfsvergunning is daarom een beslissing van verweerder. Verweerder had eiser moeten horen voordat hij is overgegaan tot het laten eindigen van de verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd. Deze hoorplicht vloeit voort uit de Lar en eiser had moeten worden gehoord op het moment dat verweerder heeft besloten dat de verblijfsvergunning van eiser eindigde, aldus eiser.
7. Deze beroepsgrond slaagt niet. Het Gerecht motiveert dat oordeel als volgt.
7.1
Op grond van artikel 12, onder d, van de Ltu eindigt de toelating tot verblijf krachtens vergunning door een onafgebroken verblijf buiten Curaçao gedurende langer dan een jaar, behoudens in het geval van overmacht en het geval bedoeld in artikel 4 van de Ltu. Artikel 4, eerste lid, van de Ltu bepaalt – voor zover hier van belang - dat een verblijf buiten Curaçao wegens geneeskundige behandeling niet leidt tot het eindigen van de toelating tot verblijf, tenzij betrokkene blijk geeft zijn toelating tot Curaçao te willen opgeven. Het tweede lid bepaalt dat indien de betrokkene niet binnen een jaar na de beëindiging van de geneeskundige behandeling is teruggekeerd naar Curaçao, zijn toelating wordt geacht te zijn vervallen.
7.2
Verweerder heeft aan het bestreden besluit primair ten grondslag gelegd dat geen sprake is van de uitzondering van artikel 12, onder d, van de Ltu. Vervolgens heeft verweerder beoordeeld of de uitzondering van artikel 12, onder c, van de Ltu zich voordoet. Het Gerecht zal eerst beoordelen of verweerder heeft kunnen concluderen dat de uitzonderingsgrond van artikel 12, onder d, van de Ltu zich in het geval van eiser niet voordoet.
7.3
Artikel 12 van de Ltu bepaalt in welke gevallen een verblijfsvergunning eindigt. Het betreft dus geen intrekking van de verblijfsvergunning door verweerder, maar het eindigen doordat een van de in artikel 12 genoemde situaties zich voordoet. Artikel 12 van de Ltu biedt alleen ruimte voor een beoordeling van verweerder waar het de vraag betreft of een van de uitzonderingsgronden zich voordoet. Het Gerecht stelt vast dat eiser langer dan een jaar onafgebroken buiten Curaçao heeft verbleven. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat de uitzonderingsgrond waar hij zich op beroept, zich voordoet en dus dat hij voor geneeskundige behandeling in Venezuela was.
7.4
Eiser heeft een verklaring overgelegd van drs. [A], GZ-psycholoog/cognitief gedragstherapeut, van 10 mei 2022 waaruit blijkt dat eiser na de dood van zijn zus kampte met een extreme vorm van vermijdingsgedrag. Dat vermijdingsgedrag heeft geleid tot de beslissing van eiser om Curaçao te verlaten. Drs. [A] schrijft verder dat terugkeer naar het land waarnaar eiser emigreerde, Venezuela, zijn verwerking nadelig zal beïnvloeden. Eiser heeft ook een verslag overgelegd van dra. [B], een psychiater in Venezuela, van 10 oktober 2022. Uit die verklaring blijkt dat eiser zich onder behandeling heeft gesteld in verband met klachten van depressiviteit en extreme angst. Uit deze door eiser overgelegde verklaringen blijkt niet dat eiser voor psychiatrische behandeling naar Venezuela is afgereisd en al die tijd met dat doel in Venezuela heeft verbleven. Eiser heeft ter zitting desgevraagd toegelicht dat hij gedurende zijn verblijf in Venezuela eerst eens per week een afspraak had bij de psychiater, vervolgens eens per twee weken en uiteindelijk eens per maand. Uit de verklaring van de psychiater blijkt niet hoe vaak eiser een afspraak had voor behandeling. Eiser heeft verder toegelicht dat hij in Venezuela gedurende de jaren dat hij daar verbleef een leven heeft opgebouwd, hij daar heeft gewerkt en een gezin heeft gesticht. De omstandigheden dat eiser gedurende ruim vijftien jaar in Venezuela heeft gewoond, daar heeft gewerkt, een gezin heeft gesticht en (uiteindelijk) eens per maand een afspraak had bij de psychiater, maken niet aannemelijk dat sprake was van een verblijf in Venezuela vanwege een geneeskundige behandeling. Dat eiser door een omstandigheid, die niet aan hem te wijten is, in Venezuela heeft verbleven is dus ook niet aannemelijk geworden. Dat betekent dat verweerder heeft kunnen concluderen dat zich geen uitzonderingsgrond voordoet als bedoeld in artikel 12, onder d, van de Ltu. De toelating tot verblijf van eiser is geëindigd door het onafgebroken verblijf van eiser buiten Curaçao.
7.5
Verweerder was niet verplicht om eiser te horen voordat hij zich op het standpunt heeft gesteld dat de verblijfsvergunning van eiser voor onbepaalde tijd was geëindigd. Artikel 12 van de Ltu legt die verplichting immers niet aan verweerder op. Die hoorplicht vloeit, in tegenstelling tot hetgeen eiser betoogt, evenmin voort uit de Lar.
7.6
Verweerder heeft kunnen concluderen dat de uitzonderingsgrond van artikel 12, onder d, van de Ltu zich in het geval van eiser niet voordoet. Dat betekent dat de primaire grondslag van het bestreden besluit de conclusie van verweerder, dat de verblijfsvergunning van eiser is geëindigd door een onafgebroken verblijf van een jaar buiten Curaçao, kan dragen. Gelet daarop behoeft de vraag of verweerder heeft kunnen concluderen dat eiser zijn hoofdverblijfplaats heeft verplaatst geen bespreking meer.
8. Eiser betoogt nog dat verweerder bij de beantwoording van de vraag of sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 12 van de Ltu een belangenafweging had moeten maken. Bij die belangenafweging had verweerder volgens eiser artikel 8 van het EVRM moeten betrekken.
8.1
Uit artikel 12 van de Ltu volgt niet dat verweerder een belangenafweging moet maken. Als verweerder concludeert dat een van de situaties zich voordoet en er geen uitzonderingsgrond van toepassing is, is de verblijfsvergunning geëindigd. Voor een belangenafweging is geen plaats. Voor de beoordeling van een aanvraag om een afschrift is verweerder verder niet gehouden aan artikel 8 van het EVRM te toetsen. Verweerder stelt terecht dat met het afwijzen van de aanvraag van eiser geen verblijfstitel wordt ontnomen. De verblijfsvergunning van eiser was immers reeds geëindigd doordat hij langer dan een jaar onafgebroken buiten Curaçao heeft verbleven.

Conclusie en gevolgen

9. De conclusie is dat het beroep ongegrond is. Dat betekent dat de beschikking op bezwaar van 11 januari 2023 in stand blijft. In de praktijk betekent dat voor eiser dat zijn verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd uit 2003 is geëindigd.
10. Het Gerecht ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

Het Gerecht:
-
verklaarthet beroep
ongegrond.
Aldus gegeven door mr. S.C.A. ter Borg, rechter in het Gerecht, en in het openbaar uitgesproken op 14 september 2023 te Curaçao, in tegenwoordigheid van mr. M.F.G. Maes, griffier.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen zes weken na kennisgeving hiervan. Zie hoofdstuk 5 van de Lar