ECLI:NL:OGEAC:2023:234

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
6 juni 2023
Publicatiedatum
12 september 2023
Zaaknummer
560.00017/21
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Militair verantwoordelijk voor verkeersincident met zwaar lichamelijk letsel door schuld

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 6 juni 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, een militair, die betrokken was bij een verkeersincident op 12 mei 2021. De verdachte had de opdracht gekregen om ondersteuning te verlenen aan de Korps Politie Curaçao (KPC) bij de handhaving van de Corona maatregelen. Tijdens deze controle heeft de verdachte zich midden op de rijbaan gepositioneerd zonder een stopteken te geven aan een naderende scooter. De verdachte heeft zijn linkerbeen opgetild, wat resulteerde in een botsing met de scooter, waarbij het slachtoffer, die met hoge snelheid reed, ten val kwam en zwaar lichamelijk letsel opliep. Het gerecht heeft vastgesteld dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gehandeld, wat heeft geleid tot de verwondingen van het slachtoffer. De verdachte werd vrijgesproken van poging tot doodslag en zware mishandeling, maar werd schuldig bevonden aan zwaar lichamelijk letsel door schuld. Het gerecht heeft geen straf opgelegd, rekening houdend met de context van de situatie en het feit dat de verdachte zich schuldbewust toonde. Daarnaast werd een schadevergoeding van NAf 1.409,49 toegewezen aan het slachtoffer voor de geleden materiële schade.

Uitspraak

Parketnummer: 560.00017/21
datum uitspraak: 6 juni 2023
tegenspraak
Vonnis van het gerecht in eerste aanleg van Curaçao, door de militaire politierechter in de strafzaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2000 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats] op het adres [adres 1].

Het onderzoek van de zaak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 16 mei 2023.
Het gerecht heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie K. Hara en van hetgeen door de verdachte en de raadslieden mr. A.S.M. Blonk, advocaat te Curaçao, en S. Baan, raadsman officier, naar voren is gebracht.

De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding. Van de dagvaarding is een kopie aan dit vonnis gevoegd. De inhoud daarvan wordt hier overgenomen.
De tenlastelegging komt er kort gezegd op neer dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan:
Primair: poging doodslag
op 12 mei 2021 in Curaçao, ter uitvoering van het door de verdachte voorgenomen misdrijf om [naam slachtoffer, hierna: slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, terwijl die [slachtoffer] (met hoge snelheid) op/met een bromscooter op de weg reed,
- in de richting van die [slachtoffer] de weg is opgelopen en/of overgestoken en/of
- zijn linker been heeft opgetild en/of heeft opgeheven en/of omhoog hield en/of
- met zijn linker been op/tegen het lichaam van die [slachtoffer] heeft geschopt/getrapt, althans die [slachtoffer] heeft geraakt, waardoor die [slachtoffer] ten val is gekomen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair: zware mishandeling
op 12 mei 2021 in Curaçao, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toebrengen te weten: een hersenschudding, en/of een snijwond boven de oogkas, en/of een snijwond bij de onderlip, en/of meerdere schaafwonden op de borst en/of de linkerschouder en/of de linkerknie en/of de linker ellenboog en/of een neusbeenfractuur (zonder verplaatsing), terwijl die [slachtoffer] (met hoge snelheid) op/met een bromscooter op de weg reed, met dat opzet
- in de richting van die [slachtoffer] de weg is opgelopen en/of overgestoken en/of
- zijn linker been heeft opgetild en/of heeft opgeheven en/of omhoog hield en/of
- met zijn linker been op/tegen het lichaam van die [slachtoffer] heeft geschopt/getrapt, althans die [slachtoffer] heeft geraakt, waardoor die [slachtoffer] ten val is gekomen;
Meer subsidiair: poging zware mishandeling
Meest subsidiair: zwaar letsel door schuld
op 12 mei 2021 in Curaçao, roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam en/of nalatig, terwijl [slachtoffer] (met hoge snelheid) op/met een bromscooter op de weg reed,
- in de richting van die [slachtoffer] de weg is opgelopen en/of overgestoken en/of
- zijn linker been heeft opgetild en/of heeft opgeheven en/of omhoog hield en/of
- met zijn linker been op/tegen het lichaam van die [slachtoffer] heeft geschopt/getrapt, althans die [slachtoffer] heeft geraakt, waardoor die [slachtoffer] ten val is gekomen, waardoor het aan verdachtes schuld te wijten is geweest dat die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, althans zodanig lichamelijk letsel heeft bekomen dat daaruit tijdelijk ziekte of verhindering van de uitoefening van de ambts- of beroepsbezigheden zijn ontstaan;
Uiterst subsidiair: mishandeling
Vrijspraak
In navolging van de officier van justitie en de verdediging is het gerecht van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte willens en wetens, ook niet in voorwaardelijke zin, het slachtoffer [slachtoffer] gepoogd heeft van het leven te beroven of hem zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht of heeft gepoogd toe te brengen.
De verklaringen van de verschillende ooggetuigen over het trappen door de verdachte tegen de rijdende scooter of het lichaam van het slachtoffer waardoor deze ten val is gekomen zijn zeer uiteenlopend (variërend van geen trapbeweging tot een soort “dead kick” tegen het hoofd van het slachtoffer), terwijl uit camerabeelden ook niet duidelijk is gebleken dat de verdachte een trappende beweging naar [slachtoffer] heeft gemaakt. Dat leidt ertoe dat het gerecht niet buiten redelijke twijfel heeft kunnen vaststellen dat de verdachte met de voor poging doodslag vereiste (voorwaardelijke) opzet heeft gehandeld, zodat de verdachte van het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.
Dat geldt echter niet voor het meest subsidiair ten laste gelegde feit: zwaar lichamelijk letsel dan wel arbeidsongeschiktheid vanwege lichamelijk letsel door schuld. Het gerecht overweegt daartoe als volgt.
Uit de inhoud van het dossier en naar aanleiding van het verhandelde ter terechtzitting zijn de volgende feiten en omstandigheden komen vast te staan.
Op 12 mei 2021 is het slachtoffer [slachtoffer] met de door hem bestuurde scooter, terwijl hij reed op de [straatnaam 1] in de richting van de [straatnaam 2], in botsing gekomen met de verdachte die zich in het midden van de rijbaan bevond. Daarbij is [slachtoffer] ten val gekomen en heeft hij (zwaar) lichamelijk letsel bekomen.
Juridisch kader
Bij de vaststelling van strafrechtelijke aansprakelijkheid van de verdachte ten aanzien van dit ongeluk staat de vraag centraal of er sprake is van zulke grove schuld dat aansprakelijkheidstelling voor het misdrijf zwaar lichamelijk letsel door schuld gerechtvaardigd is. Schuld in de zin van deze wetsbepaling vereist minimaal een verwijtbare aanmerkelijke onvoorzichtigheid of onoplettendheid. Het is een objectief normatieve vaststelling waarbij het gedrag van de verdachte wordt afgezet tegen het handelen van de normale gemiddelde voorzichtige mens. De schuld wordt bepaald door de mate van schuld en het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Daarbij is sprake van schuld in de zin van verwijtbaarheid indien de verdachte in redelijkheid de gevolgen van zijn gedrag had kunnen voorzien.
Het gerecht is van oordeel dat de verdachte door zijn gedragingen verwijtbaar aanmerkelijk onvoorzichtig en onachtzaam heeft gehandeld.
De verdachte is milicien eerste klasse in dienst van de krijgsmacht van Curaçao (CURMIL). Hij is beroepsmilitair in dienst van het Koninkrijk en valt om die reden onder het militaire strafrecht van Nederland.
Op 12 mei 2021 kreeg de verdachte de opdracht om militaire bijstand/ondersteuning te verlenen aan de KPC (Korps Politie Curaçao) bij de handhavingstaken ten behoeve van het toezicht op de naleving van de Covid-maatregelen. Ter zitting heeft de verdachte verklaard dat hij al eerder dergelijke assistentie heeft verleend aan de KPC bij dergelijke acties en dat hij voorafgaand aan deze actie uitleg heeft gekregen over zijn bevoegdheden en over het (eventuele) gebruik van geweld daarbij.
Ter handhaving van de op die datum geldende Corona noodwet werd [slachtoffer], die reed op een gele scooter, gecontroleerd door het KPC, bijgestaan door de leden van de Curaçaose militie. Aan hem werd een stopteken gegeven, maar [slachtoffer] zou zich aan deze (eerste) controlepoging door de KPC hebben onttrokken en met verhoogde snelheid zijn doorgereden richting het vehicle checkpoint waar de verdachte stond.
De verdachte heeft op 15 mei 2021 tegenover de politie verklaard dat hij in opdracht van het KPC een zogenaamd vehicle checkpoint (VCP) heeft opgezet op de kruising van de [straatnaam 1] met de [straatnaam 2], naast de [naam minimarket 1]. Het was zijn taak om voertuigen die vanaf de [straatnaam 1] kwamen aanrijden tegen te houden.
Op een bepaald moment hoorde hij via de portofoon van een collega van het KPC dat hij de gele scooter die kwam aanrijden moest stoppen. De verdachte is daarop begonnen de [straatnaam 1] op te lopen in de richting van het midden van de rijbaan naar de kant waar de scooter vandaan zou komen en hij zag tijdens dat lopen, zo heeft hij verklaard, de bewuste gele scooter aankomen rijden. Hij zag dat zijn collega probeerde de scooter te stoppen en hem een stopteken gaf. Hij zag dat de scooter hier niet aan voldeed en het overige verkeer links inhaalde. Hij zag dat de scooter harder reed dan het overige verkeer. Hij zag ook dat de bestuurder van de scooter achter zijn stuur wegdook. Hij zag dat de scooter zo dichtbij kwam dat een aanrijding niet meer te voorkomen was. Hij heeft zijn linkerbeen opgetild en voelde vervolgens een harde klap tegen zijn linkerbeen waardoor de scooter onderuit ging.
Ter zitting heeft de verdachte enigszins anders verklaard en gezegd dat hij de gele scooter pas 5 á 6 meter vóór de botsing heeft gezien en dat hij door het geroezemoes van de minimarket de scooter ook niet heeft horen aankomen. Pas op het moment dat hij halverwege de straat stond zag hij de scooter, die net een witte auto inhaalde en daardoor op de linkerbaan reed, uit het niets recht op zich af komen en heeft hij in een afwerende en verdedigende beweging zijn linkerbeen opgetild, welke de scooter heeft geraakt waardoor de scooter ten val is gekomen. Het gerecht acht de verklaring dat hij de scooter pas heeft gezien op het moment dat deze vlakbij hem was echter niet aannemelijk geworden, gelet op de eerder kort na het incident door hem tegenover de politie afgelegde gedetailleerde verklaring over het door hem waargenomen rijgedrag van de bestuurder van de scooter voorafgaande aan de botsing. Daaruit leidt het gerecht af dat hij de scooter heeft zien aankomen en dat hij bewust in de richting van de rijbaan van de scooter is gelopen om hem te stoppen.
Ook de camerabeelden laten een ander beeld zien dan de verdachte ter zitting heeft verklaard. Ter zitting zijn deze beelden afgespeeld en ook in raadkamer heeft het gerecht de beelden een aantal keren bekeken. Het gerecht heeft ter zitting waargenomen dat op de beelden te zien is dat de verdachte langs de kant van de weg staat, met zijn gezicht enigszins van de weg afgekeerd. Over de weg komt eerst een scooter voorbijgereden, hoogstwaarschijnlijk die van [naam 1], de vriend van het latere slachtoffer. Vervolgens is te zien dat er een witte auto voorbij rijdt en dan loopt de verdachte naar het midden van de weg. Niet is te zien dat de verdachte een stopteken geeft in de richting van de aankomende gele scooter. In plaats daarvan blijft de verdachte midden op de weg staan, tilt zijn been een stukje omhoog, precies op het moment dat de scooter hem (met een behoorlijke snelheid) passeert. De verdachte raakt daarbij de scooter tegen het achterwiel waardoor de scooter uit balans raakt en ten val komt.
De verdachte heeft verklaard dat hij achteraf bezien anders had moeten handelen.
De officier van justitie heeft ter zitting de gebeurtenis een ongelukkige samenloop van omstandigheden genoemd en geoordeeld dat er onvoldoende aanwijzingen zijn voor het aannemen van opzet of schuld aan de zijde van de verdachte. Volgens de officier van justitie was de omstandigheid dat het slachtoffer met hoge snelheid een auto heeft ingehaald en daarbij op de linker weghelft reed, terwijl aan de verdachte de melding om het slachtoffer te doen stoppen reeds was gegeven, in redelijkheid niet te voorzien voor de verdachte zodat hem om die reden ook geen ernstig verwijt kan worden gemaakt.
Het gerecht gaat daar niet in mee.
Hoewel op de camerabeelden niet is te zien dat de verdachte daadwerkelijk een trap geeft tegen het achterwiel van de scooter van het slachtoffer, zoals verschillende willekeurige omstanders hebben verklaard, is op de beelden wel te zien dat de verdachte de straat oploopt, midden op straat gaat staan, geen stopteken geeft aan de naderende scooter, en op het moment dat de scooter hem passeert, zijn rechterbeen optilt waardoor dit in aanraking komt met het achterwiel van de scooter. Door de snelheid waarmee de scooter rijdt, wordt het slachtoffer uit zijn evenwicht gebracht en verliest hij de macht over het stuur, komt op de straat terecht en glijdt daar meters overheen om uiteindelijk onder een aankomende auto tot stilstand te komen met (zwaar) letsel tot gevolg.
De verdachte heeft door aldus te handelen, ook indien hij de opdracht om de scooter te stoppen wat al te letterlijk heeft opgevat, zich onvoldoende ervan vergewist waar en op welke afstand de gele scooter en het overige verkeer zich op dat moment bevonden. Hij heeft de gele scooter met verhoogde snelheid zien aankomen en doordat hij toch de weg is opgelopen en daar is blijven staan, zonder een stopteken te geven aan de (snel) naderende scooter, heeft hij een in redelijkheid voorzienbaar gevaar veroorzaakt voor zichzelf en voor de overige verkeersdeelnemers onder wie het latere slachtoffer [slachtoffer].
Het effect van het handelen van de verdachte is dat het slachtoffer dusdanig lichamelijk letsel heeft bekomen dat hij tijdelijk niet heeft kunnen werken, hetgeen blijkt uit de brief die namens het slachtoffer door diens toenmalige werkgever aan het gerecht is overgelegd, alsmede uit de verschillende verklaringen van het slachtoffer zelf, laatstelijk op 6 mei 2023, waar hij aangeeft nog steeds last te hebben van de gevolgen van het ongeval.
Anders dan de raadsvrouw bij pleidooi naar voren heeft gebracht is niet aannemelijk geworden dat het slachtoffer om hem moverende redenen bewust of expres tegen de verdachte is aangereden, daarbij kennelijk het zeer aannemelijke gevolg dat hij zelf door die botsing ten val zou komen en zich ernstig zou verwonden op de koop toenemend. Uit de camerabeelden blijkt immers dat het de verdachte is die zich naar het midden van de weg begeeft en zich daar min of meer positioneert in de rijbaan van de scooter en dan een beweging maakt met zijn been richting de scooter als deze hem wil passeren. De scooter rijdt op de beelden gewoon rechtdoor.
Bewezenverklaring
Het gerecht acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het meest subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 12 mei 2021 in Curaçao, aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend, terwijl [slachtoffer] met hoge snelheid op een bromscooter op de weg reed, in de richting van die [slachtoffer] de weg is opgelopen en met zijn linkerbeen die [slachtoffer] heeft geraakt, waardoor die [slachtoffer] ten val is gekomen, waardoor het aan zijn verdachtes schuld te wijten is geweest dat die [slachtoffer] zodanig lichamelijk letsel heeft bekomen dat daaruit tijdelijke ziekte en verhindering in de uitoefening van zijn beroepsbezigheden is ontstaan.
Het gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte onder meest subsidiair meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Het gerecht grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen
1. De verklaring van
de verdachteafgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg van 16 mei 2023. Deze verklaring houdt in, kort en zakelijk weergegeven:
Ik ben milicien eerste klasse, in dienst van de krijgsmacht van Curaçao. Ik ben beroepsmilitair. Op 12 mei 2021 kreeg ik de opdracht om militaire bijstand/ondersteuning te verlenen aan de KPC (Korps Politie Curaçao) bij de handhavingstaken ten behoeve van het toezicht op de naleving van de Covid-maatregelen. Ik heb in opdracht van het KPC en onder leiding van de KPC een controlepost opgezet op de kruising van de [straatnaam 1] met de [straatnaam 2], ter hoogte van een Chinese minimarket.
Ik kreeg op enig moment van een collega via de portofoon door dat ik een gele scooter die zou komen aanrijden over de [straatnaam 1] moest stoppen. Ik ben daarop de weg opgelopen. Ik stond ongeveer in het midden van de rijweg. Ik zag de bewuste gele scooter aan komen rijden. Ik zag dat hij harder reed dan het overige verkeer. Ik heb hem geen stopteken gegeven. Toen de scooter vlakbij mij was heb ik een beweging gemaakt met mijn been. Ik heb mijn been een beetje opgetrokken. Ik voelde dat de scooter tegen mijn been aanreed. De scooter raakte hierdoor uit balans en kwam ten val.
2. Een proces-verbaal van 14 mei 2021, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 2]. Dit proces-verbaal houdt in als de op genoemde datum tegenover verbalisant voornoemd afgelegde verklaring van
[slachtoffer].
Ik heb een scooter grijs met geel gelakt van het merk Gilera runner 180. Ik heb hem vorige week gekocht voor een bedrag van ANG 2.400,--.
Op 12 mei 20221 was ik samen met een vriend [naam 1] die ook op een scooter reed. Wij reden samen richting mijn huis in [wijk 1]. Op de [straatnaam 1] ter hoogte van de Chinese toko zag ik een militair op de parkeerplaats staan. Toen ik kwam aanrijden zag ik dat de militair in de richting van de rijstrook kwam lopen. Toen ik dichter bij hem was gaf de militair mij een schop met het gevolg dat ik kwam te vallen op het wegdek. Ik bleef op mijn buik glijden over het wegdek samen met de scooter. Hierna botste zowel de scooter en ik tegen een tegenligger en sloeg ik met mijn hoofd met kracht tegen het wegdek en de voorbumper van het voertuig. Ik raakte hierdoor bewusteloos. Ik werd wakker in het ziekenhuis. Ik weet niet waar mijn scooter is. Ik moet aan u verklaren dat de militair mij geen stopteken heeft gegeven. Ik zag dat de militairen bezig waren met controle van de Chinese toko maar niet met een verkeerscontrole.
3. Een proces-verbaal van 15 mei 2021, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 3]. Dit proces-verbaal houdt in als de op genoemde datum tegenover verbalisant voornoemd afgelegde verklaring van
[slachtoffer].
Ter hoogte van de Chinese minimarket wordt u uit het niets geschopt door een militair? Correct.
Hij heeft mij ook geen waarschuwing gegeven of gemaand mij te stoppen. Uit het niets kreeg ik een schop van hem. Hij heeft mij geen stopteken gegeven. Hij is de weg opgegaan.
Als gevolg van het ongeluk kan ik niet werken en zit ik thuis. Ik krijg NAf 150 per dag betaald. Ik ben de kostwinnaar thuis. Wat gaat er nu met mij gebeuren als ik geen geld kan verdienen. Ik kan niet werken en verdien dan niks.
4. Een geschrift, te weten een medisch verslag d.d. 14 mei 2021 opgemaakt door C. van Wijngaarden namens D.R. Nellensteijn, werkzaam bij het Curaçao Medical Center, afdeling B2 Heelkunde. Dit verslag houdt in:
Patiënt [slachtoffer], geboren op 15 december 1992, is opgenomen van 12 mei 2021 tot en met 14 mei 2021 op de afdeling Chirurgie in verband met frontale botsing met een auto.
Conclusie
Commotio cerebri
Laceratie supra orbitaal links, gehecht en onderlip gehecht
Schaafwonden over aangezicht, thorax en bovenste ledenmaten
Fractuur os nasale
Bij tertiary survey geen aanvullend letsel.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting een beroep gedaan op een strafuitsluitingsgrond van artikel 38 Wet militair strafrecht te weten dat niet strafbaar is de militair die geweld gebruikt in de rechtmatige uitoefening van zijn taak en in overeenstemming met de regels die voor de uitoefening van die taak zijn vastgesteld.
Nog daargelaten of het door de verdachte toegepaste geweld noodzakelijk en in overeenstemming zou zijn geweest met de regels die voor de uitoefening van zijn controlerende taak op dat moment golden, verwerpt het gerecht dit verweer reeds omdat dit uitgaat van de veronderstelling dat de verdachte geweld heeft gebruikt tegen de bestuurder van de scooter, terwijl dit door de verdachte zelf wordt ontkend en het gerecht, zoals uit het hiervoor overwogene blijkt, de verdachte ook vrijspreekt van het opzettelijk trappen tegen de scooter van het slachtoffer.
Ook acht het gerecht het verweer van de verdediging dat de verdachte een beroep kan doen op noodweer(exces) niet aannemelijk geworden nu de gedragingen van de bestuurder van de scooter niet kunnen worden gekwalificeerd als een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van verdachtes lijf, zodat er op geen enkel moment sprake is geweest van een noodsituatie waartegen de verdachte zich diende te verdedigen.
Er zijn ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Het onder meest subsidiair bewezen verklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
Aan zijn schuld te wijten zijn dat een ander zodanig lichamelijk letsel bekomt dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering van zijn beroepsbezigheden ontstaat.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
Strafmaatoverweging
De verdachte heeft zich in zijn functie van beroepsmilitair aanmerkelijk onvoorzichtig gedragen tijdens een verkeerscontrole ter naleving van de Corona maatregelen door, terwijl hij een scooterrijder met verhoogde snelheid zijn richting uit zag komen rijden, de straat op te lopen en zijn been op te tillen, waardoor een harde botsing met de scooterrijder heeft plaatsgevonden. De scooterrijder is hierdoor gevallen en meters over de weg geschoven waarna hij tegen een aankomende auto is aangebotst. Het slachtoffer heeft hierdoor aanzienlijk lichamelijk letsel opgelopen. Volgens ooggetuige [getuige 1] verloor hij op dat moment veel bloed en had hij veel pijn. Het slachtoffer is als gevolg van het ongeluk geruime tijd niet in staat geweest zijn normale werkzaamheden uit te oefenen. Door het handelen van de verdachte heeft het slachtoffer pijn en letsel ondervonden en is inbreuk gemaakt op zijn lichamelijke integriteit.
Voor het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel door schuld wordt doorgaans een onvoorwaardelijke taakstraf opgelegd. In het onderhavige geval is echter geen sprake van een willekeurige situatie tussen burgers. De verdachte is beroepsmilitair die bijstand verleende aan de KPC. Bij de uitoefening van die taak heeft hij een beoordelingsfout gemaakt ingegeven door zijn wens een scooterrijder te stoppen die vermoedelijk aan controle trachtte te ontkomen. Het gerecht houdt ten voordele van de verdachte rekening met deze bijzondere context. Daarbij weegt het gerecht meer in het bijzonder mee dat wetshandhavers doorgaans ad hoc, in een fractie van een seconde, moeten reageren op soms uiterst complexe, gevaarlijke en acute omstandigheden. In dit verband is ook niet zonder betekenis dat het slachtoffer kort ervoor een stopteken van de politie had genegeerd, mogelijk zijn snelheid daarna heeft verhoogd en niet op zijn eigen weghelft reed.
Voorts houdt het gerecht er rekening mee dat de verdachte zich ter zitting schuldbewust heeft getoond en heeft verklaard dat hij zich op deze manier niet meer zal gedragen. Het slachtoffer is, naar het gerecht begrijpt, inmiddels grotendeels hersteld, maar was volgens een brief van de huisarts op 16 juli 2021 nog steeds arbeidsongeschikt.
Tenslotte heeft het gerecht ook acht geslagen op de strafkaart van de verdachte, waaruit blijkt dat de verdachte nooit eerder voor het plegen van strafbare feiten is veroordeeld en het feit dat de verdachte al jarenlang een vast werkverband heeft bij de CURMIL en graag zijn carrière daar wil voortzetten.
Het gerecht is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat thans geen straf of maatregel meer opgelegd dient te worden.
De benadeelde partij [slachtoffer
Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd [slachtoffer] met een vordering tot vergoeding van door hem geleden materiële schade van een totaalbedrag van NAf 77.368,98.
De gestelde schade bestaat uit de volgende posten:
1. factuur d.d. 26 juli 2021 van de oogarts NAf 92,50
2. factuur aanschaf lenzen NAf 326,48
3. vervanging scooter die total loss is NAf 3.000,00
4. gederfde inkomsten 24 mnd. a NAf 3.000 p.m. NAf 73.950,00
Totaal NAf 77.368,98
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet ontvankelijkheid van de vordering van de benadeelde partij, omdat zij heeft gevorderd dat de verdachte van alle tenlastegelegde feiten wordt vrijgesproken.
De verdediging heeft ter terechtzitting de hoogte van de vordering van de benadeelde partij betwist en zich tegen toewijzing verzet nu zij van oordeel is dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van alle hem ten laste gelegde feiten. Bovendien is de vordering te hoog aangezien deze wettelijk is beperkt tot ten hoogste vijftigduizend gulden. Daarnaast zijn ook de afzonderlijke schadeposten niet dan wel onvoldoende met een factuur of anderszins onderbouwd.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het gerecht voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder meest subsidiair bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
Het gerecht acht het – onder meer op grond van de verwijsbrief van de huisarts van 2 juni 2021 naar de oogarts - aannemelijk geworden dat de benadeelde partij letsel aan het oog heeft opgelopen. Daarom komen de factuur van de oogarts en de aanschaf van de lenzen (NAf 92,50 en Naf 326,48) in beginsel voor toewijzing in aanmerking.
Daarnaast zal het gerecht eveneens de aanschafwaarde van de scooter toewijzen. Volgens de verklaring van [slachtoffer] heeft hij de scooter, een Gilera Runner 180 cc een week eerder gekocht voor een bedrag van NAf 2.400. De scooter was niet verzekerd. Er zijn geen gegevens bekend over wat er met deze scooter is gebeurd. Blijkens de foto’s die zich in het dossier bevinden is deze ernstig beschadigd. Het gerecht gaat er daarom van uit dat de scooter total loss is, zoals de verdachte onbetwist heeft verklaard. Toewijzing van een bedrag van NAf 2.400 acht het gerecht daarom in beginsel redelijk.
Ten slotte acht het gerecht de geclaimde misgelopen inkomsten onvoldoende aannemelijk geworden nu niet is onderbouwd hoe lang het project waarvoor het slachtoffer was ingehuurd nog zou hebben geduurd. Voor dit deel van de vordering wordt de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaard.
Naar het oordeel van het gerecht dient echter ook rekening te worden gehouden met een mate van eigen schuld van het slachtoffer vanwege zijn rijgedrag. Het gerecht zal de vordering in verband hiermee in redelijkheid voor 50% toewijzen, tot een bedrag van NAf 1.409,49 (92,50 + 326,48 + 2400 = 2.818,98 gedeeld door 2).
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed zal het gerecht tevens de maatregel als bedoeld in artikel van het Wetboek van Strafrecht eveneens tot dit bedrag opleggen. Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten van de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van deze uitspraak nog te maken. De tot nu toe gemaakte kosten zijn begroot op nihil.

BESLISSING

Het gerecht:
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder primair, subsidiair en meer subsidiair is ten laste gelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder meest subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan;
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
Kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
Bepaalt dat ter zake van het bewezen verklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Ten aanzien van de benadeelde partij
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het onder meest subsidiair bewezenverklaarde feit tot een bedrag van
NAf 1.409,49 (duizend vierhonderdennegen gulden en negenenveertig cent)ter zake van geleden materiële schade.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan het Land, ten behoeve van de benadeelde partij, van een bedrag van
NAf 1.409,49(
duizend vierhonderd en negen gulden en negenenveertig cent gulden), als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
24 (vierentwintig) dagen hechtenismet dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan het Land ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan één van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere (in zoverre) vervalt.
Dit vonnis is gewezen door de militaire politierechter mr. G.P. Verbeek, bijgestaan door mr. F. Kruiswijk en op 6 juni 2023 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het gerecht in Curaçao.