ECLI:NL:OGEAC:2023:233

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
11 september 2023
Publicatiedatum
12 september 2023
Zaaknummer
CUR202202935
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Comparitievonnis in verdelingszaak huwelijksgoederengemeenschap en beperkte gemeenschap

In deze zaak, die voor het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao is behandeld, betreft het een verdelingszaak van een huwelijksgoederengemeenschap tussen een vrouw en een man, die beiden in Curaçao wonen. De vrouw, vertegenwoordigd door mr. S.C. Larmonie, heeft een vordering ingediend tegen de man, vertegenwoordigd door S.S. Vierbergen, met betrekking tot de verdeling van hun huwelijksgoederengemeenschap na hun echtscheiding. Het procesverloop omvat verschillende akten en antwoordakten die door beide partijen zijn ingediend, evenals een tussenvonnis van 27 februari 2023 waarin de partijen zijn gelast om bepaalde bescheiden in het geding te brengen.

In het vonnis van 11 september 2023 heeft het gerecht overwogen dat de vrouw recht heeft op de helft van de waarde van de huwelijksgoederengemeenschap, tenzij er wettelijke uitzonderingen van toepassing zijn. De man heeft echter betoogd dat de vrouw kwade intenties had bij het aangaan van het huwelijk, maar het gerecht heeft deze stelling verworpen omdat deze niet onderbouwd was. De vrouw heeft ook een opgave van inboedelgoederen en auto’s ingediend, maar het gerecht heeft vastgesteld dat er onvoldoende informatie is om een verdeling te maken. Daarom is er een comparitie van partijen gelast om nadere inlichtingen te verkrijgen over de inboedelgoederen, de pensioenrechten van de man, en de saldi van diverse bankrekeningen.

Het gerecht heeft ook overwogen dat de woning die door de partijen is gekocht na de ontbinding van de huwelijksgoederengemeenschap niet onder die gemeenschap valt, maar dat er wel een nieuwe gemeenschap is ontstaan. De vrouw heeft gevorderd dat de woning bij helfte wordt verdeeld, maar de man heeft hiertegen verzet aangetekend. Het gerecht heeft besloten dat partijen zich ter comparitie kunnen uitlaten over de voorgestelde verdeling van de gemeenschap. De beslissing over verdere stappen in de zaak is aangehouden, en een verschijning van partijen is gelast voor 11 oktober 2023.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR202202935
Vonnis van 11 september 2023
in de zaak van
[de vrouw/eiseres],wonend in Curaçao,
eiseres,
gemachtigde: mr. S.C. Larmonie,
tegen
[de man/gedaagde],
wonend in Curaçao,
gedaagde,
gemachtigde: S.S. Vierbergen.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man worden genoemd.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
  • het vonnis van 27 februari 2023 (hierna: het tussenvonnis),
  • de akte uitlating ex rov. 5.2 tussenbeschikking van 27 februari 2023, tevens eiswijziging, met een productie van de vrouw, ingediend op 24 april 2023,
  • de akte overlegging stukken met producties van de man, ingediend op 24 april 2023,
  • de antwoordakte van de vrouw, ingediend op 19 juni 2023,
  • de antwoordakte van de man, ingediend op 19 juni 2023.
1.2.
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De verandering van eis en de verdere beoordeling

het tussenvonnis en de akten en antwoordakten van partijen
2.1.
Het gerecht volhardt bij het tussenvonnis.
2.2.
In het tussenvonnis zijn beide partijen gelast de in het vonnis vermelde bescheiden in het geding te brengen en is de vrouw in de gelegenheid gesteld haar vordering ter zake de woning toe te lichten. Daartoe hebben partijen hun aktes respectievelijk antwoordaktes ingediend.
2.3.
Hierna zullen de geschilpunten tussen partijen nader worden besproken in het licht van hun stellingen en de in het geding gebrachte bescheiden. De rechtsoverwegingen 2.6-2.22 hebben betrekking op de huwelijksgoederengemeenschap en de verdeling daarvan en de rechtsoverwegingen 2.23-2.27 op de gemeenschap bestaande uit de woning en de verdeling daarvan. In het tussenvonnis is al beslist dat beide partijen verlof zal worden verleend kosteloos te procederen (het verzoek sub a van de vrouw en het verzoek van de man).
de verandering van eis
2.4.
Bij haar genoemde akte heeft de vrouw haar eis veranderd. De man heeft tegen deze verandering van eis geen bezwaar gemaakt en het gerecht ziet geen aanleiding deze ambtshalve buiten beschouwing te laten, zodat op de veranderde eis zal worden recht gedaan.
2.5.
Na de verandering van eis van de vrouw luidt deze als volgt:
“bij vonnis te bepalen, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad en op de minuut, gelet op het feit dat de ex-partners bij de echtscheiding niet alle gevolgen in acht heeft genomen, dat:
a. aan eiseres toestemming wordt verleend om kosteloos te mogen procederen;
b. gedaagde met eiseres tot scheiding en deling van de huwelijksgoederengemeenschap, wat nog van toepassing is of uit dien hoofde nog verdeeld moet worden, over moeten gaan en dat uw gerecht de verdeling zal vaststellen, bij voorkeur zoals de vrouw hierbij voorstelt;
c. gedaagde met eiseres tot scheiding en deling bij helften van de opgebouwde gemeenschap, na het huwelijk, op de voet van het artikel 3:166 BWC, bestaande uit de woning plaatselijk bekend als [woning nr. A] (prod. 5 verzoekschrift);
d. mocht gedaagde zich daartegen verzetten een derde, onzijdig en onpartijdig persoon en/of personen te benoemen om met eiseres namens gedaagde daartoe over te gaan, althans de nodige notariële akten te doen verlijden;
e. gedaagde, zoals in het lichaam van het verzoek verzocht, te bevelen om authentieke bewijsstukken, voor de juiste vaststelling van de verdeling, in het geding te brengen;
f. een Notaris benoemt wordt ten overstaan van wie de afwikkeling van de scheiding en deling der gemeenschap waarin partijen gehuwd waren zal plaatsvinden;
g. de proceskosten compenseert zal worden, des dat iedere partij de zijne draagt.”.
de huwelijksgoederengemeenchap
2.6.
In het tussenvonnis (r.o. 4.3) heeft het gerecht reeds overwogen dat partijen als deelgenoten in beginsel (behoudens wettelijke uitzonderingen) elk recht hebben op de helft van de waarde van de huwelijksgoederengemeenschap.
In zijn conclusie van antwoord heeft de man aangevoerd dat de vrouw kwade intenties had bij het aangaan van het huwelijk en dat zij daarom geen aanspraak verdient op de helft van de huwelijksgoederengemeenschap. Daaraan wordt voorbijgegaan, reeds omdat de man zijn stelling dat de vrouw bij het aangaan van het huwelijk kwade intenties had, niet onderbouwt. Voor zover de man die kwade intenties zou afleiden uit de door hem gestelde verzwijging door de vrouw van de echtscheiding, gaat dat niet op omdat daaruit, alleen al gezien het tijdsverloop tussen het aangaan van het huwelijk (in 2006) en de echtscheiding (in 2016), geen kwade intenties bij het aangaan van het huwelijk kunnen worden afgeleid. Daarom zal de in het begin van deze rechtsoverweging weergegeven hoofdregel (verdeling bij helfte) worden toegepast.
de inboedelgoederen en de auto’s
2.7.
De vrouw heeft bij haar akte een opgave van de inboedelgoederen en (twee) auto’s in het geding gebracht. De totale waarde daarvan schat zij op NAf 11.355,-. Zij bepleit dat die inboedelgoederen worden toegedeeld aan de man, tegen vergoeding van een bedrag van NAf 5.677,50, de helft van die waarde, aan haar wegens overbedeling.
De man op zijn beurt schat de totale waarde van de inboedelgoederen en de auto’s op NAf 7.265,-, waarvan inboedelgoederen en een auto ter waarde van NAf 3.735,- moeten worden verdeeld. De rest valt buiten de verdeling van de huwlijkgoederengemeenschap.
2.8.
Volgens de man vallen in de huwelijksgoederengemeenschap een bed, een kledingkast, een wasmachine, een eettafel en vier stoelen en een auto “pickup” van het merk GMC, model Fiera, bouwjaar 1992. Hij heeft geen taxatie van de inboedelgoederen kunnen laten opmaken en kan zelf geen schatting van de waarde maken, maar hij schat de waarde van genoemde auto op NAf 2.000,-, zo stelt de man.
2.9.
Of en zo ja in hoeverre die opgaves van de man, weergegeven in r.o. 2.7 en 2.8 met elkaar overlappen, is het gerecht niet duidelijk geworden.
2.10.
De man stelt verder dat buiten de huwelijksgoederengemeenschap vallen een radio, een televisie, een stoof, een ijskast, een airco, een sofa en zes stuks gordijnen. Deze inboedelgoederen komen hem toe en dienen niet te worden verdeeld onder partijen, aldus de man.
2.11.
Partijen hebben over en weer tegenover de stellingen van de andere partij veeleer slechts eigen stellingen geponeerd, zonder op de stellingen van de andere partij in te gaan. Het had gezien de op hen rustende stelplicht op de weg van beide partijen gelegen hun eigen stellingen concreter te onderbouwen en de stellingen van de andere partij gemotiveerder te betwisten dan zij hebben gedaan. Zo volstaat de vrouw met een algemene betwisting van de stellingen van de man zonder concreet in te gaan op de inboedelgoederen die volgens de man in of juist buiten de huwelijksgoederengemeenschap vallen. Het had op de weg van de man gelegen gemotiveerd aan te voeren waarom de opgave van de vrouw van de inboedelgoederen en (twee) auto’s onjuist is in plaats van te volstaan het doen van een eigen veel beknoptere opgave. Ook had het op zijn weg gelegen zijn stelling te onderbouwen dat een aantal door hem opgesomde inboedelgoederen buiten de huwelijksgoederengemeenschap vallen.
2.12.
Het gerecht acht zich door partijen onvoldoende voorgelicht om de inboedelgoederen en de auto’s te kunnen verdelen.
2.13.
In verband daarmee acht het gerecht van belang dat zij omtrent de inboedelgoederen en de auto’s van partijen nadere inlichtingen van hen verkrijgt op een te gelasten comparitie van partijen. Ter comparitie zal onder meer met partijen worden besproken 1) welke goederen wel en niet in de huwelijksgoederengemeenschap vallen en waarom, 2) welke waarde de goederen die in de huwelijksgoederengemeenschap vallen, hebben en 3) bij gebreke van overeenstemming daarover, hoe die waarde kan worden bepaald en 4) aan wie die goederen moeten worden toegedeeld. Partijen zullen hun stellingen ter zake zoveel mogelijk dienen te onderbouwen door bescheiden en deze bescheiden tevoren tijdig te doen toekomen aan het gerecht en aan de andere partij.
de pensioenrechten
2.14.
De man heeft twee brieven van Guardian Group in het geding gebracht, respectievelijk gedateerd 5 september 2018 en 19 mei 2022. In laatstgenoemde brief wordt in de eerste regel gerefereerd aan een ‘brief gedateerd 3 september 2021’, die aan het gerecht niet bekend is. De twee brieven bevatten geen gegevens betreffende de hoogte van de pensioenrechten op 6 mei 2016 en daaruit kan evenmin worden opgemaakt of en zo ja in hoeverre de vrouw aanspraak heeft op die pensioenrechten. Juist die informatie is in het kader van de verdeling van essentieel belang (zie tussenvonnis, r.o. 4.15).
2.15.
Het gerecht acht zich door de man onvoldoende voorgelicht om de pensioenrechten te kunnen verdelen.
2.16.
Het gerecht wenst daaromtrent ter comparitie van partijen van de man nadere inlichtingen te verkrijgen.
2.17.
Daartoe dient de man, zoals ook reeds in het tussenvonnis is bepaald, een opgave van zijn pensioenrechten op 6 mei 2016 bij Damen Shiprepair Curaçao in het geding te brengen, met vermelding of, en zo ja, voor welk deel de vrouw aanspraak heeft op die pensioenrechten. In die opgave dienen bij voorkeur zowel de contante waarde per 6 mei 2016 als de hoogte van voorwaardelijke uitkeringen te worden vermeld. Deze zal ter comparitie van partijen met hen worden besproken.
Saldi van diverse bankrekeningen
2.18.
De man heeft statements over de periode maart/november 2016 betreffende MCB-bankrekening [nummers] in het geding gebracht. Volgens de man blijkt daaruit dat de vrouw ‘haar gedeelte’ van het saldo al heeft ontvangen en dat dat saldo dus al is verdeeld. De vrouw weerspreekt dat.
2.19.
De man stelt dat de vrouw geen aanspraak heeft op de helft van het saldo op de rekening bij ORCO Bank op de peildatum 6 mei 2016 omdat sprake was van bedrog bij de koop van de woning. Zonder toelichting, die ontbreekt, ontgaat het gerecht het verband tussen de aanspraak op de helft van dat saldo en het gestelde bedrog bij de koop van de woning. De peildatum, die bepaalt welk saldo moet worden verdeeld, is immers gelegen voor de datum waarop de woning is gekocht.
2.20.
Ook ontgaat het gerecht de relevantie van de stelling van de man dat hij geen toegang had tot alle spaartegoeden op de rekening bij ORCO Bank.
2.21.
Het gerecht wenst omtrent de bankrekeningen van partijen nadere inlichtingen te verkrijgen op de comparitie van partijen. Ter comparitie zal onder meer met partijen worden besproken 1) waartoe de bedragen zijn aangewend die in de periode maart/november 2016 van de MCB-bankrekening zijn opgenomen
2) de verdeling van het saldo van de rekening bij ORCO Bank 3) de vraag of de man toegang had tot het saldo op de rekening bij Orco Bank en 4) het verband tussen de aanspraak van de vrouw op de helft van dat saldo en het gestelde bedrog bij de koop van de woning.
levensverzekering Pan American Life
2.22.
In het tussenvonnis is reeds overwogen en beslist dat dit onderdeel van de vordering van de vrouw zal worden afgewezen. Hetgeen de vrouw in haar antwoordakte aanvoert, vormt geen grond op deze beslissing terug te komen.
de gemeenschap (de woning)
2.23.
Hetgeen in r.o. 2.6 is overwogen omtrent de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap (kort gezegd: verdeling bij helfte), geldt niet zonder meer onverkort ten aanzien van de verdeling van de gemeenschap, zo leert artikel 3:185 lid 1 BW.
2.24.
Partijen hebben de woning gekocht na de ontbinding van de huwelijksgoederengemeenschap en deze valt dus niet daarin. Wel is door de aankoop door de vrouw en de man tezamen tussen partijen een gemeenschap ontstaan, bestaande uit de woning. Gezien haar vordering sub c vordert de vrouw (ook) de verdeling van de gemeenschap.
2.25.
De vrouw betoogt uitgebreid dat de man en zij tezamen de woning hebben gekocht. Dat wordt door de man niet betwist en staat tussen partijen dus niet ter discussie. De man betwist immers niet dat de vrouw de woning in mede-eigendom heeft, maar is van oordeel dat de woning niet bij helfte moet worden verdeeld.
2.26.
Het verzet van de man tegen de gevorderde verdeling bij helfte van de gemeenschap is erop gebaseerd, naar het gerecht begrijpt, dat de vrouw stiekem van hem is gescheiden en hij de woning niet zou hebben gekocht indien hij van de echtscheiding hebben geweten, en omdat hij de woning heeft gefinancierd doordat deze is betaald uit het saldo van de bankrekening bij ORCO Bank.
2.27.
In het debat tussen partijen met betrekking tot de te verdelen gemeenschap is tot heden het volgende niet aan de orde gekomen. De peildatum voor de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap is 6 mei 2016. Tot de huwelijksgoederengemeenschap behoort het saldo op de peildatum 6 mei 2016 van de bankrekening bij ORCO Bank, dus dat saldo zal in de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap moeten worden betrokken. Op wiens naam die bankrekening staat, is daartoe niet van belang. De door de man gestelde verzwijging van de echtscheiding door de vrouw, zo deze zou komen vast te staan, maakt dat niet anders (zoals reeds is overwogen in rechtsoverweging 2.6). De man stelt dat overigens ook niet: volgens de man moet op die grond immers de gemeenschap (en niet: de huwelijksgoederengemeenschap) niet bij helfte worden verdeeld. Het te verdelen saldo van de bankrekening bij ORCO Bank is na de peildatum verminderd met het bedrag dat daarvan is aangewend voor de aankoop van de woning, naar het gerecht begrijpt de volledige koopsom van NAf 65.000,-. Voor zover met dat saldo de woning is betaald, is een tot de huwelijksgoederengemeenschap behorend vermogensbestanddeel (het saldo) vervangen door een ander vermogensbestanddeel (de woning). Dit betekent naar het voorlopig oordeel van het gerecht dat tussen partijen het saldo van de bankrekening bij ORCO Bank op de peildatum moet worden gedeeld met verrekening van de waarde van de woning moet worden verdeeld.
2.28.
Partijen zullen zich ter comparitie van partijen over deze benadering van de verdeling van de gemeenschap (r.o. 2.28) kunnen uitlaten.
ten slotte
2.29.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

3.De beslissing

Het gerecht:
3.1.
gelast een verschijning van partijen in persoon, desgewenst vergezeld van hun gemachtigden, voor het geven van inlichtingen, in het bijzonder omtrent hetgeen is overwogen in r.o. 2.13, 2.17, 2.21 en 2.27 en/of ter beproeving van een minnelijke regeling op de terechtzitting van woensdag
11 oktober 2023 om 14.00 uurin een nader aan te duiden zaal van het gerechtsgebouw aan de Emancipatie Boulevard Dominico F. Don Martina 18, Curacao;
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. O. Nijhuis, rechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.