ECLI:NL:OGEAC:2023:223

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
5 juli 2023
Publicatiedatum
4 september 2023
Zaaknummer
CUR202204229
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van verblijfsvergunning met als doel arbeid wegens gevaar voor de openbare orde

In deze uitspraak beoordeelt het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao het beroep van eiseres, een Venezolaanse, tegen de beslissing van de minister van Justitie om haar geen verblijfsvergunning onder de beperking arbeid te verlenen. De minister handhaafde deze beslissing op basis van een eerder afgegeven verwijderingsbeschikking, die eiseres als ongewenst verklaarde en haar verbood om Curaçao binnen te komen voor de duur van drie jaar. Eiseres, die in 2017 als toerist Curaçao binnenkwam, heeft na het verstrijken van haar toeristische verblijf niet het eiland verlaten en is in 2019 aangehouden. Ondanks haar aanvraag voor een verblijfsvergunning in 2021, werd deze afgewezen omdat zij niet voldeed aan de voorwaarden van het tijdelijk beleid "Integrashon Responsabel" (IR-beleid) en een gevaar voor de openbare orde vormde. Het Gerecht oordeelt dat de minister terecht de verwijderingsbeschikking als weigeringsgrond heeft tegengeworpen, aangezien eiseres niet voldeed aan de voorwaarden van het IR-beleid en haar langdurig verblijf zonder vergunning in strijd was met de wet. Eiseres betoogde dat haar verwijderingsbeschikking ten onrechte was tegengeworpen en dat zij anders werd behandeld dan andere vreemdelingen, maar het Gerecht oordeelt dat haar situatie niet vergelijkbaar is met die van andere aanvragers. De beroepsgronden van eiseres worden ongegrond verklaard, wat betekent dat de afwijzing van haar aanvraag om een verblijfsvergunning in stand blijft.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Uitspraak

in het geding tussen:

[Eiseres],

verblijvende te Curaçao ,
eiseres,
gemachtigden: mrs. G.C.A. Scheperboer-Parris en B. Scheperboer, beiden advocaat,
en

de minister van Justitie,

verweerder,
gemachtigden: mrs. J.J.J.M. Suares en S.M. La Croes.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt het Gerecht het beroep van eiseres gericht tegen de beslissing van verweerder om geen verblijfsvergunning onder de beperking arbeid aan haar te verlenen. Verweerder heeft die beslissing bij beschikking op bezwaar met datumstempel van 4 september 2022 (hierna: de bestreden beschikking) en door klaagster ontvangen op 4 oktober 2022, gehandhaafd.
1.1
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.2
De zaak is op 3 mei 2023 ter zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door mr. B. Scheperboer. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Beoordeling door het Gerecht

2. Het Gerecht beoordeelt de beslissing van verweerder om geen verblijfsvergunning aan eiseres te verlenen. Het Gerecht doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. Het Gerecht komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Verweerder heeft kunnen beslissen dat eiseres niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning met als doel arbeid.
Waar gaat de zaak over?
4.1
Eiseres heeft de Venezolaanse nationaliteit en is Curaçao op 6 maart 2017 als toerist binnen gereisd. Zij heeft Curaçao niet verlaten nadat de periode van haar toeristisch verblijf was verstreken.
4.2
Eiseres is op 25 maart 2019 aangehouden door de lokale autoriteiten en toen is aan haar een beschikking (hierna: de verwijderingsbeschikking) uitgereikt waarbij zij ongewenst is verklaard, is bepaald dat zij uit Curaçao zal worden verwijderd en dat zij Curaçao voor de duur van 3 jaar niet binnen mag reizen. Aangezien de grenzen met Venezuela gesloten waren, heeft verweerder eiseres niet verwijderd en aan haar bij de verwijderingsbeschikking een meldplicht opgelegd. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen de verwijderingsbeschikking. Het beroep is bij, inmiddels onherroepelijk geworden, uitspraak van het Gerecht van 27 januari 2022 ongegrond verklaard.
4.3
Eiseres heeft op 11 maart 2021 een aanvraag ingediend ter verkrijging van verblijfsvergunning onder de beperking arbeid.
4.4
Verweerder heeft de aanvraag van eiseres afgewezen omdat zij een Verklaring omtrent het Gedrag had overgelegd die ouder was dan drie maanden, zij geen inkomensverklaring van haar garantsteller had overgelegd en omdat aan haar een verwijderingsbeschikking is uitgereikt. Zij heeft daartegen bezwaar gemaakt.
4.5
Verweerder heeft bij de beoordeling van het bezwaar toepassing gegeven aan het tijdelijk beleid “Integrashon Responsabel” (hierna: het IR-beleid). Het IR-beleid is op 19 maart 2021 in de Landscourant van Curaçao bekend gemaakt. Het IR-beleid houdt kort gezegd in dat bij het beoordelen van een aanvraag om een vergunning tot tijdelijk verblijf het zogenoemde uitlandigheidsvereiste de aanvrager niet zal worden tegengeworpen, op voorwaarde dat de aanvrager legaal Curaçao is binnengekomen vóór of op 13 maart 2020. Het uitlandigheidsvereiste houdt in dat een aanvrager de beslissing op zijn aanvraag om een verblijfsvergunning buiten Curaçao dient af te wachten.
4.6
Het bezwaar is bij de in overweging 1 genoemde bestreden beschikking ongegrond verklaard. Verweerder heeft daaraan ten grondslag gelegd dat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden van het IR-beleid. Er is sprake van een verbod van binnenkomst in Curaçao en gelet op dat verbod vormt eiseres een gevaar voor de openbare orde of de nationale veiligheid. Ook de belangenafweging valt niet in het voordeel van eiseres uit, gelet op het zwaarwegend belang van verweerder om de wet- en regelgeving met betrekking tot toelating van vreemdelingen strikt te handhaven.
Kon verweerder concluderen dat eiseres niet aan de voorwaarden voldoet en een gevaar vormt voor de openbare orde?
5. Eiseres betoogt dat verweerder de verwijderingsbeschikking ten onrechte als weigeringsgrond heeft tegengeworpen. Op grond van het IR beleid is het hebben van een verwijderingsbeschikking geen weigeringsgrond. Verweerder heeft verder ten onrechte geconcludeerd dat eiseres een gevaar vormt voor de openbare orde. Het is niet aan eiseres te wijten dat zij niet kon uitreizen. Het paspoort van eiseres was vervallen voordat zij kon uitreizen en daarna werden de grenzen met Venezuela gesloten.
5.1
Deze beroepsgrond slaagt niet. Het Gerecht motiveert dat als volgt.
5.2
In het IR-beleid is onder ‘Algemene regels’ opgenomen dat een aanvrager geen verbod van binnenkomst in Curaçao mag hebben. Eiseres voldoet niet aan deze voorwaarde. De verwijderingsbeschikking bevat immers een verbod van binnenkomst in Curaçao voor de duur van drie jaar. Verweerder mocht de verwijderingsbeschikking dan ook aan eiseres tegenwerpen en de aanvraag op die grond afwijzen.
5.3
De tweede afwijzingsgrond is dat eiseres een gevaar vormt voor de openbare orde, omdat eiseres lange tijd in Curaçao heeft verbleven zonder vergunning tot tijdelijk verblijf en aan haar een verwijderingsbeschikking is uitgereikt.
5.4
Op grond van het eerste lid van artikel 6, van de LTU wordt, behalve in de artikelen 1 en 3 vermelde personen, niemand in Curaçao toegelaten zonder vergunning tot tijdelijk verblijf of tot verblijf. Op grond van artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a, van de LTU kan een vergunning tot tijdelijk verblijf door of namens de minister van Justitie worden geweigerd met het oog op de openbare orde of het algemeen belang, waaronder economische redenen mede worden begrepen.
5.5
Verweerder kon naar oordeel van het Gerecht concluderen dat sprake is van een gevaar voor de openbare orde. Eiseres heeft immers in strijd met de LTU in Curaçao verbleven door na het verlopen van haar toeristisch verblijf in 2017 in Curaçao te verblijven zonder dat zij beschikte over een vergunning tot tijdelijk verblijf. Ook het geen gevolg geven aan een verwijderingsbeschikking wordt in strijd geacht met de openbare orde.
5.6
De omstandigheden die door eiseres zijn aangevoerd maken dat oordeel niet anders. Dat eiseres niet over een geldig paspoort beschikte is niet aannemelijk. Verweerder heeft in het kader van deze procedure een kopie van het paspoort van eiseres overgelegd waaruit blijkt dat op 15 november 2018 een paspoort aan haar is afgegeven dat tot 14 november 2023 geldig is. Het niet beschikken over een geldig reisdocument kon dus geen beletsel zijn voor eiseres om Curaçao te verlaten. Dat de grenzen met Venezuela gesloten waren maakt dat verweerder eiseres niet kon uitzetten naar Venezuela, maar maakt niet dat eiseres Curaçao niet kon verlaten. Eiseres hoefde immers niet per se naar Venezuela terug te gaan. Zij kon ook naar een ander land reizen. Bovendien zijn de grenzen met Venezuela pas in februari 2019 gesloten, hetgeen betekent dat eiseres nadat haar toeristisch verblijf was verlopen bijna twee jaar de mogelijkheid had om naar Venezuela terug te reizen voordat de grenzen tussen Curaçao en Venezuela werden gesloten.
Had verweerder rekening moeten houden met het artikel 3 van het EVRM verzoek?
6. Eiseres stelt dat verweerder bij de beoordeling van haar aanvraag rekening had moeten houden met het door haar ingediende beschermingsverzoek op grond van artikel 3 van het EVRM.
7. Deze beroepsgrond slaagt niet. Het Gerecht motiveert dat als volgt.
7.1
Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij een artikel 3 EVRM verzoek heeft ingediend. Zij kon daar ter zitting ook geen nadere toelichting over geven. Ook als wel aannemelijk zou zijn dat eiseres een beschermingsverzoek op grond van artikel 3 EVRM zou hebben ingediend, zou verweerder daar bij de beoordeling van de aanvraag van eiseres geen rekening mee hoeven houden. Een beschermingsverzoek op grond van artikel 3 van het EVRM heeft, zolang verweerder daar niet op heeft beslist, tot gevolg dat als de aanvraag om een reguliere verblijfsvergunning wordt afgewezen, verweerder niet over kan gaan tot verwijdering. Een beschermingsverzoek leidt er niet toe dat een aanvraag om een reguliere verblijfsvergunning moet worden toegewezen. De beoordeling van een beschermingsverzoek op grond van artikel 3 van het EVRM betreft een aparte procedure met een eigen toetsingskader.
Wordt eiseres anders behandeld dan andere aanvragers door haar de verwijderingsbeschikking tegen te werpen?
8. Eiseres heeft ter zitting nog aangevoerd dat zij anders wordt behandeld dan andere vreemdelingen die een aanvraag hebben gedaan op grond van het IR-beleid. In beginsel hebben alle vreemdelingen die op grond van het IR-beleid een aanvraag doen een periode onrechtmatig in Curaçao verbleven. Eiseres voldoet net als die vreemdelingen aan alle voorwaarden die gelden op grond van het IR-beleid.
9. Deze beroepsgrond slaagt niet. Het Gerecht motiveert dat als volgt.
9.1
Verweerder heeft verder toegelicht dat het voldoen aan de overige voorwaarden van het IR-beleid niet leidt tot toewijzing van de aanvraag om een verblijfsvergunning als een aanvrager een verbod van binnenkomst heeft in Curaçao. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat de vreemdelingen die op grond van het IR-beleid een verblijfsvergunning hebben gekregen geen verbod van binnenkomst in Curaçao hadden. Dat maakt hun situatie anders dan die van eiseres. Zij voldoet weliswaar aan de overige voorwaarden van het IR-beleid, maar aan haar is een verwijderingsbeschikking met daarin een ongewenstverklaring en een verbod van binnenkomst in Curaçao opgenomen. Dat het tegenwerpen van de verwijderingsbeschikking nadelig voor eiseres uitpakt is juist, maar maakt niet dat verweerder een ongeoorloofd onderscheid maakt tussen twee groepen personen. De twee groepen verkeren immers niet in dezelfde omstandigheden. Aan eiseres is een verwijderingsbeschikking uitgereikt en de andere vreemdelingen hebben geen verwijderingsbeschikking met daarin een ongewenstverklaring en een verbod van terugkeer naar Curaçao voor een bepaalde periode.

Conclusie en gevolgen

10. De conclusie is dat de beroepsgronden niet slagen en dat het beroep om die reden ongegrond zal worden verklaard. In de praktijk betekent dat voor eiseres dat de afwijzing van de aanvraag om een verblijfsvergunning in stand blijft.
11. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het Gerecht:
-
verklaarthet beroep on
gegrond.
Aldus gegeven door mr. S.C.A. ter Borg, rechter in het Gerecht, en in het openbaar uitgesproken op 5 juli 2023 te Curaçao, in tegenwoordigheid van P.N.F. Pereira do Tanque, de griffier.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen zes weken na kennisgeving hiervan. Zie hoofdstuk 5 van de Lar.