ECLI:NL:OGEAC:2023:222

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
21 juli 2023
Publicatiedatum
4 september 2023
Zaaknummer
CUR202203480
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens te late indiening in bestuursrechtelijke zaak

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao geoordeeld over de ontvankelijkheid van het beroep van eiseres tegen een beslissing van de Sociale Verzekerings Bank (SVB) met betrekking tot haar AOV pensioen. Eiseres had op 8 augustus 2022 beroep ingesteld tegen een besluit van de SVB, maar het Gerecht oordeelde dat dit beroep te laat was ingediend. De SVB had op 11 juni 2022 het bestreden besluit per aangetekende post verzonden, en volgens de wet begint de beroepstermijn op de dag na verzending. Eiseres was van mening dat de termijn pas begon te lopen op het moment dat zij het besluit op 4 juli 2022 ontving. Het Gerecht heeft echter vastgesteld dat de beroepstermijn op 12 juni 2022 begon en eindigde op 25 juli 2022. Aangezien eiseres haar beroepschrift pas op 8 augustus 2022 indiende, was dit na het verstrijken van de termijn. Het Gerecht heeft ook geoordeeld dat de overschrijding van de termijn niet verschoonbaar was, omdat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat zij het beroep zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk had ingediend. De beslissing van de SVB om de korting op de verzekerde periode te handhaven blijft daardoor in stand. Het Gerecht heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Uitspraak

in het geding tussen:

[Eiseres],

wonend in Sint Maarten,
eiseres,
procederend in persoon,
tegen

de Sociale Verzekerings Bank (SVB),

verweerder,
gemachtigde: mr. M. Bonafasia.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt het Gerecht het beroep van eiseres tegen de beslissing van de SVB om de verzekerde periode voor de berekening van de hoogte van het AOV pensioen van eiseres niet aan te passen.
1.1
Bij besluit van 4 augustus 2021 heeft de SVB aan eiseres AOV pensioen toegekend en beslist dat op het AOV pensioen van eiseres een korting wordt toegepast in verband met niet verzekerde jaren (het primaire besluit).
1.2
Bij beslissing op bezwaar van 25 mei 2022 heeft de SVB de korting op de verzekerde periode gehandhaafd (het bestreden besluit).
1.3
Bij besluit van 20 juli 2022 heeft de SVB een nieuwe berekening gemaakt van het door de eiseres te ontvangen AOV pensioen (de beslissing op bezwaar van 20 juli 2022).
1.4
Eiseres heeft op 8 augustus 2022 beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
1.5
De SVB heeft op 22 december 2022 een verweerschrift ingediend.
1.6
Het Gerecht heeft het beroep op 9 juni 2023 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen. De SVB heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beoordeling door het Gerecht

2. Het Gerecht moet eerst ambtshalve beoordelen of het beroep van eiseres ontvankelijk is.
3. Het Gerecht komt tot het oordeel dat het beroep van eiseres niet-ontvankelijk is vanwege het overschrijden van de beroepstermijn zonder dat die overschrijding verschoonbaar is. Hierna legt het Gerecht uit hoe het Gerecht tot dit oordeel is gekomen en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Wat zijn de relevante feiten in deze zaak?
4. Het bestreden besluit is door de SVB op 11 juni 2022 per aangetekende post aan het adres van eiseres op Sint Maarten verstuurd.
4.1
Eiseres heeft op 4 juli 2022 het kantoor van de SVB bezocht en verzocht om een afschrift van het bestreden besluit. Dat afschrift is haar die dag door de SVB uitgereikt.
4.2
De beslissing op bezwaar van 20 juli 2022 is op diezelfde dag per e-mail aan eiseres toegezonden.
Welk besluit is de beslissing op bezwaar?
5. In deze zaak zijn door de SVB twee besluiten genomen die beide als onderwerp hebben “de beslissing op bezwaar”. Uit het beroepschrift van eiseres blijkt dat zij de beslissing op bezwaar van 25 mei 2022 heeft aangemerkt als het bestreden besluit en de beslissing op bezwaar van 20 juli 2022 als een nader schrijven.
6. Het Gerecht is van oordeel dat de beslissing op bezwaar van 25 mei 2022 moet worden gekwalificeerd als beslissing op bezwaar. De beslissing op bezwaar van 20 juli 2022 moet worden gezien als een nadere motivering op de beslissing op bezwaar van 25 mei 2022. Dat wordt als volgt gemotiveerd.
6.1
In het bestreden besluit van 25 mei 2022 wordt het bezwaar van eiseres gedeeltelijk gegrond verklaard. De gegrondverklaring ziet op ingehouden bedragen aan buitenland korting en gratificatie die alsnog aan eiseres moe(s)ten worden uitgekeerd. Het bezwaar van eiseres is ongegrond verklaard voor wat betreft de korting van de verzekerde periode. Uit het bestreden besluit blijkt dat die korting gehandhaafd blijft. De beslissing op bezwaar van 20 juli 2022 bevat een opsomming van de beslissingen van de SVB, waaronder die over de toegepaste korting in verband met niet verzekerde jaren. De beslissing is verder toegespitst op de nieuwe berekening van het AOV bedrag en een toelichting over het recht op kerstuitkering en het niet toepassen van de buitenlandse korting. In de beslissing van 20 juli 2022 wordt niet nader ingegaan op de korting in verband met de verzekerde jaren.
6.2
Met de beslissing op bezwaar van 25 mei 2022 was dus al duidelijk op welk punt aan de bezwaren van eiseres tegemoet zou worden gekomen en aan welke bezwaren niet. De beslissing op bezwaar van 20 juli 2022 bevat geen nieuwe beslissing over de korting op de verzekerde jaren, maar een vastlegging van een ingangsdatum voor de kerstuitkering en de berekening van het nieuwe bedrag aan AOV pensioen. De beslissing dat de korting op de verzekerde periode zou worden gehandhaafd was al genomen in de beslissing op bezwaar van 25 mei 2022. Eiseres was er dus vanaf dat bestreden besluit van op de hoogte dat aan haar bezwaren over de korting op de verzekerde periode niet tegemoet zou worden gekomen.
Is het beroep van eiseres ontvankelijk?
7. Eiseres betoogt dat zij wel binnen de beroepstermijn beroep heeft ingediend. De beroepstermijn wordt volgens eiseres bepaald aan de hand van de ontvangst-theorie. Dat betekent dat de termijn pas begint te lopen op het moment dat zij het bestreden besluit heeft ontvangen. Zij heeft het bestreden besluit pas op 4 juli 2022 ontvangen en toen zijn de zes weken pas gaan lopen. Haar beroepschrift is dus op tijd ingediend.
8. Het Gerecht is van oordeel dat het beroep van eiseres te laat is ingediend. Het Gerecht motiveert dat als volgt.
8.1
Op grond van artikel 16, eerste lid, van de Lar is de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken. Deze termijn vangt aan op de dag na die waarop de beschikking is gegeven. Op grond van het tweede lid geldt als de dag waarop de beschikking is gegeven de dag waarop de beschikking is verzonden of uitgereikt. Het vierde lid bepaalt dat wanneer een beroepschrift na afloop van de daarvoor gestelde termijn is ingediend, niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege blijft als de indiener aannemelijk heeft gemaakt dat hij het beroepschrift heeft ingediend zo spoedig als dit redelijkerwijs van hem kon worden verlangd.
8.2
Voor het bepalen van de dag waarop de beroepstermijn is aangevangen is dus niet van belang de dag waarop eiseres het bestreden besluit heeft ontvangen, maar de dag waarop het bestreden besluit is gegeven en in dit geval is dat door middel van verzending.
8.3
De datum van verzending van het bestreden besluit is volgens de SVB 11 juni 2022. De SVB heeft ter zitting verduidelijkt waaruit blijkt dat het bestreden besluit op die datum is verzonden. De SVB heeft een kopie van het bestreden besluit overgelegd en op de eerste pagina onderaan staat een barcode en een stempel met de datum 11 juni 2022. De barcode is afkomstig van C-Post en wordt op het besluit geplaatst op de dag dat het besluit ter verzending wordt aangeboden. Door de bode van de SVB wordt vervolgens op diezelfde dag een stempel geplaatst met de datum van de dag waarop het besluit aan C-Post ter verzending is aangeboden. De SVB heeft (desgevraagd) nog toegelicht dat wegens het grote aantal besluiten dat moet worden verzonden, de bode ook op zaterdag besluiten ter verzending brengt bij C-Post. Het bestreden besluit is dus daadwerkelijk op zaterdag 11 juni 2022 verstuurd, aldus de SVB.
8.4
Het Gerecht acht deze toelichting van de SVB over de verzending van de beslissing op bezwaar aannemelijk. Als datum waarop de beschikking is gegeven geldt dan ook 11 juni 2022. Dat betekent dat de beroepstermijn is aangevangen op 12 juni 2022. De beroepstermijn zou dan eindigen op zaterdag 23 juli 2022. Gelet op artikel 4, eerste lid, van de Lar wordt een beroepstermijn die op een zaterdag eindigt verlengd tot de eerstvolgende werkdag. De laatste dag waarop eiseres beroep kon instellen was dus 25 juli 2022.
8.5
Vaststaat dat eiseres het bestreden besluit op 4 juli 2022 heeft ontvangen. Dat is binnen de beroepstermijn. Zij had haar beroepschrift uiterlijk op 25 juli 2022 in moeten dienen. Zij heeft haar beroepschrift pas op 8 augustus 2022, en dus na het verstrijken van de beroepstermijn, ingediend. Dat betekent dat zij haar beroepschrift te laat heeft ingediend. De volgende vraag is of deze termijnoverschrijding verschoonbaar is.
8.6
De door eiseres aangevoerde omstandigheden leiden niet tot de conclusie dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. Het standpunt van eiseres dat de beroepstermijn pas gaat lopen op het moment dat zij het bestreden besluit heeft ontvangen is onjuist en dat zij in die veronderstelling verkeerde levert geen verschoonbare termijnoverschrijding op. De ontvangsttheorie zou aan de orde kunnen komen als de SVB niet kan aantonen wanneer een besluit is verzonden. De bewijslast van verzending ligt bij de SVB en als onduidelijk is wanneer een besluit is verzonden kan niet worden vastgesteld wanneer de bezwaartermijn is aangevangen. Van een dergelijke situatie is in dit geval geen sprake, omdat de SVB een stuk heeft overgelegd waaruit blijkt dat het bestreden besluit per aangetekende post is verzonden op 11 juni 2022.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is niet-ontvankelijk. Dat betekent dat het Gerecht niet toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van het beroepschrift. In de praktijk betekent dat voor eiseres dat de korting op de verzekerde periode in stand blijft.
10. Voor een proceskostenveroordeling ziet het Gerecht geen aanleiding.

Beslissing

Het Gerecht:
-
verklaarthet beroep
niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mrs. S.C.A. ter Borg, voorzitter, P. Klik en J. Sybesma, leden, en in het openbaar uitgesproken op 21 juli 2023, in tegenwoordigheid van
de griffier.
Tegen deze beslissing staat hoger beroep open binnen
zes wekenna de dag van kennisgeving van de uitspraak.