ECLI:NL:OGEAC:2023:221

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
21 juli 2023
Publicatiedatum
4 september 2023
Zaaknummer
CUR202203172
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om ongevallengeld op grond van de Landsverordening Ongevallenverzekering

In deze uitspraak beoordeelt het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao het beroep van eiser tegen de beslissing van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) om hem geen ongevallengeld toe te kennen. Eiser had een aanvraag ingediend op basis van de Landsverordening Ongevallenverzekering (Lv Ov) na een vermeend bedrijfsongeval op 12 januari 2014. De SVB heeft deze aanvraag afgewezen omdat eiser het incident niet binnen een jaar had gemeld, zoals vereist door de Lv Ov. Eiser heeft op 15 augustus 2022 beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn aanvraag, maar het Gerecht oordeelt dat de SVB terecht heeft geconcludeerd dat de melding te laat was en dat er onvoldoende bewijs was dat de klachten van eiser het gevolg waren van het inademen van giftige gassen.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat eiser zich pas in oktober 2018 bij de SVB heeft gemeld, terwijl de melding uiterlijk op 12 januari 2015 had moeten plaatsvinden. Bovendien zijn er geen medische rapporten of bewijsstukken overgelegd die de claim van eiser ondersteunen dat zijn klachten het gevolg zijn van het inademen van giftige stoffen. De SVB heeft ook geen bewijs ontvangen van de werkgever van eiser dat er een bedrijfsongeval heeft plaatsgevonden. Eiser heeft geprobeerd aan te tonen dat hij het incident tijdig heeft gemeld, maar het Gerecht heeft deze argumenten verworpen.

Uiteindelijk heeft het Gerecht geoordeeld dat het beroep van eiser ongegrond is en dat de beslissing van de SVB om geen ongevallengeld toe te kennen in stand blijft. Eiser kan geen beroep doen op een hardheidsclausule, omdat de Lv Ov deze niet kent. De uitspraak is gedaan op 21 juli 2023.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Uitspraak

in het geding tussen:

[Eiser],

wonend in Curaçao,
eiser,
gemachtigde: mr. R.E.F.A. Bijkerk,
tegen

de Sociale Verzekerings Bank (SVB),

verweerder,
gemachtigde: mr. M. Bonafasia.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt het Gerecht het beroep van eiser tegen de beslissing van de SVB om hem geen ongevallengeld toe te kennen.
1.1
Bij besluit van 26 juli 2019 (het primaire besluit) heeft de SVB de aanvraag van eiser om een tegemoetkoming op grond van de Landsverordening Ongevallenverzekering (hierna: Lv Ov) afgewezen.
1.2
Bij beslissing op bezwaar van 6 juli 2022 heeft de SVB het bezwaar van eiser ongegrond verklaard (het bestreden besluit).
1.3
Eiser heeft op 15 augustus 2022 beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
1.4
De SVB heeft op 28 november 2022 een verweerschrift ingediend.
1.5
Het Gerecht heeft het beroep op 9 juni 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen samen met zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en [naam], die als verzekeringsarts werkzaam is bij de SVB.

Beoordeling door het Gerecht

2. Het Gerecht zal de beslissing van de SVB om aan eiser geen ongevallengeld op grond van de Lv Ov toe te kennen beoordelen aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Het Gerecht komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is en dat verweerder heeft kunnen oordelen dat aan eiser geen ongevallengeld op grond van de Lv Ov toekomt. Hierna legt het Gerecht uit hoe het Gerecht tot dit oordeel is gekomen en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Wat zijn de relevante feiten in deze zaak?
4. Eiser was sinds 12 mei 2003 werkzaam op het terrein van de Isla Raffinaderij.
4.1
Eiser heeft zich op 18 september 2014 met een ziekmeldingsformulier bij de SVB gemeld voor een arbeidsongeschiktheidsbeoordeling. Eiser was arbeidsongeschikt van 9 september 2014 tot 25 oktober 2014.
4.2
Eiser heeft zich op 18 januari 2018 weer bij de SVB gemeld in verband met arbeidsongeschiktheid. Die arbeidsongeschiktheid duurt nog steeds voort. Ten aanzien van het recht op ziekengeld voor deze arbeidsongeschiktheid heeft de SVB in het primaire besluit beslist dat dat is vervallen op 9 september 2016. De SVB heeft de uitbetaling van het ziekengeld verlengd tot 11 september 2019.
4.3
Op 12 oktober 2018 heeft eiser bij de SVB gemeld dat hem op 12 januari 2014 een bedrijfsongeval is overkomen. Eiser heeft op diezelfde dag een aanvraag ingediend bij de SVB voor een tegemoetkoming op grond van de Lv Ov.
Wat zijn de redenen van de SVB voor de afwijzing van de aanvraag van eiser om ongevallengeld?
5. De SVB heeft de aanvraag van eiser om ongevallengeld afgewezen, omdat eiser het incident dat hem op 12 januari 2014 op zijn werk zou zijn overkomen niet binnen een jaar als bedrijfsongeval bij de SVB heeft gemeld. Dat heeft eiser volgens de SVB pas gedaan in oktober 2018 en dat is te laat. Volgens de SVB is verder niet bewezen dat sprake is (geweest) van een bedrijfsongeval waarbij eiser giftige stoffen heeft ingeademd. De SVB komt tot die conclusie omdat er geen rapport van de werkgever van eiser is overgelegd waaruit blijkt dat sprake is geweest van een bedrijfsongeval. Het incident kan ook niet op grond van het Landsbesluit beroepsziekten als bedrijfsongeval worden aangemerkt. Er zijn meerdere bloedonderzoeken bij eiser gedaan en daaruit is niet gebleken dat in het lichaam van eiser zware metalen zijn aangetroffen. Als wel zou zijn gebleken dat sprake is van een beroepsziekte zou eiser ook te laat zijn geweest met het melden daarvan. Een beroepsziekte moet ook binnen een jaar worden gemeld en dat is niet gebeurd. Tot slot kan eiser zich niet beroepen op een hardheidsclausule, omdat de Lv Ov geen hardheidsclausule kent.
Heeft de SVB kunnen concluderen dat eiser het incident van 12 januari 2014 niet binnen een jaar heeft gemeld?
6. Eiser betoogt dat hij het incident wel binnen een jaar heeft gemeld. Hij heeft zich al op 13 januari 2014 bij de huisarts gemeld met klachten door de inademing van een giftige stof. Volgens eiser heeft hij tijdens de spreekuurcontacten die in 2014 in verband met zijn arbeidsongeschiktheid bij de SVB hebben plaatsgevonden gemeld dat hij op zijn werk een giftige stof heeft ingeademd. Daarna heeft eiser tijdens een medisch bezoek aan Colombia, dat hij op eigen initiatief heeft afgelegd, aangegeven dat zijn klachten zijn ontstaan nadat hij een giftige stof heeft ingeademd. Verweerder beschikt over een kopie van het rapport dat door de arts in Colombia is opgesteld. Verweerder was dus binnen een jaar nadat het incident had plaatsgevonden daarvan op de hoogte.
7. Deze beroepsgrond slaagt niet. Het Gerecht motiveert dat als volgt.
7.1
Op grond van artikel 11, eerste lid, van de Lv Ov vervallen de aanspraken op grond van die landsverordening als een ongeval niet binnen een jaar na de dag waarop het de werknemer is overkomen bij de SVB is gemeld.
7.2
De SVB heeft ter zitting toegelicht dat een bedrijfsongeval bij de SVB moet worden gemeld met een ongevallenmeldingsformulier. Als een werknemer tijdens het spreekuur melding maakt van een ongeval of een verzekerde een bedrijfsongeval op een andere wijze meldt, zonder dat een ingevuld formulier wordt ingeleverd, gaat de SVB bij de werkgever navraag doen naar het bedrijfsongeval en wordt de werkgever verzocht alsnog het formulier in te vullen.
7.3
Eiser heeft met de stukken die hij heeft overgelegd niet aannemelijk gemaakt dat hij het incident uiterlijk op 12 januari 2015 bij de SVB heeft gemeld. Uit de door de SVB overgelegde aantekeningen van de spreekuurbezoeken blijkt niet dat eiser tijdens de spreekuurbezoeken in 2014 melding heeft gemaakt van het inademen van een giftige stof op zijn werk waardoor hij arbeidsongeschikt is geraakt. Uit de overgelegde stukken blijkt dat eiser zich in 2014 één keer arbeidsongeschikt heeft gemeld en in verband met die arbeidsongeschiktheid een aantal keren op het spreekuur is geweest bij de SVB. Er is geen grond om aan te nemen dat SVB de ziekmelding van eiser in 2014 had moeten opvatten als melding van een bedrijfsongeval. Ook uit de brief van de neuroloog uit Colombia van 16 september 2014 blijkt niet van een melding van de inademing van giftige gassen door eiser op zijn werk.
7.4
Het briefje van de huisarts van 20 november 2014 kan evenmin als melding van het bedrijfsongeval worden aangemerkt, omdat de SVB dat pas meer dan een jaar na 12 januari 2014 heeft ontvangen. Eiser verwijst nog naar een medische uitzending in 2017 waaruit zou blijken dat de SVB wel op de hoogte was van de inademing van kwik op zijn werk. De SVB heeft daarover ter zitting toegelicht dat de medische uitzendingen en de bedrijfsongevallen door twee verschillende afdelingen worden gedaan. Voor de beoordeling van een aanvraag om een medische uitzending ziet de arts die de aanvraag beoordeelt de verzekerde in de meeste gevallen ook niet. Een verzoek om een medische uitzending waarin melding wordt gemaakt van klachten die verband houden met het werk, wordt ook niet automatisch doorgestuurd naar de afdeling die gaat over bedrijfsongevallen. Overigens zelfs als de SVB uit de aanvraag voor de medische uitzending in 2017 had moeten concluderen dat er sprake was van een bedrijfsongeval, zou het bedrijfsongeval pas bij de SVB bekend zijn geworden toen de termijn van een jaar al was verstreken. De SVB heeft naar het oordeel van het Gerecht terecht geconcludeerd dat het incident niet binnen een jaar is gemeld.
Heeft de SVB kunnen concluderen dat niet is komen vast te staan dat de klachten van eiser het gevolg zijn van de inademing van giftige stoffen op zijn werk?
8. Eiser betoogt dat er geen andere verklaring is voor zijn klachten dan de inademing van giftige gassen. Volgens eiser blijkt ook uit alle stukken dat de klachten zijn ontstaan in 2014 nadat het incident had plaatsgevonden. Uit de rapporten van de neuropsycholoog en de psychiater van Capriles blijkt dat er geen psychologische oorzaak is aan te wijzen voor de klachten van eiser. Volgens eiser wordt hij op zijn werk doorlopend blootgesteld aan giftige gassen. Met die omstandigheid moet ook rekening worden gehouden bij de beoordeling van de oorzaak van zijn klachten.
9. Deze beroepsgrond slaagt niet. Het Gerecht motiveert dat als volgt.
9.1
Het Gerecht stelt voorop dat het bestreden besluit ziet op een aanvraag van eiser om ongevallengeld als gevolg van een incident in januari 2014. De beoordeling in deze zaak spitst zich dus ook toe op de vraag of verweerder heeft kunnen concluderen dat niet is komen vast te staan dat de klachten van eiser als gevolg van het incident van 12 januari 2014 zijn ontstaan.
9.2
Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat zijn klachten het gevolg zijn van het inademen van giftige gassen. Ten eerste blijkt uit de resultaten van de verrichte bloedonderzoeken niet dat in het bloed van eiser zware metalen zijn aangetroffen. Ten tweede blijkt uit de medische stukken van de verschillende artsen die eiser heeft bezocht niet dat de klachten van eiser zijn veroorzaakt door het inademen van giftige gassen. Ten derde is er geen rapport opgemaakt door de werkgever van eiser waaruit blijkt dat er op 12 januari 2014 een incident heeft plaatsgevonden waarbij giftige gassen zijn vrijgekomen en waarmee de klachten van eiser zouden kunnen worden verklaard. Dat de neuropsycholoog en de psychiater van Capriles concluderen dat er geen psychische oorzaak is aan te wijzen voor de klachten van eiser maakt dit oordeel niet anders. Uit die rapporten kan enkel de conclusie worden getrokken dat de klachten van eiser een andere oorzaak hebben dan een psychische oorzaak, maar niet dat de klachten van eiser
duszijn veroorzaakt door de inademing van giftige stoffen. De SVB heeft in het bestreden besluit kunnen concluderen dat niet is gebleken dat de klachten van eiser zijn veroorzaakt door de inademing van giftige stoffen op zijn werk.
Had de SVB de klachten van eiser als beroepsziekte moeten aanmerken?
10. Eiser doet een beroep op artikel 1, eerste lid, van het Landsbesluit beroepsziekten. Hij betoogt dat de klachten van eiser moeten worden aangemerkt als een aandoening door de blootstelling aan een van de giftige stoffen die zijn opgenomen in artikel 1, eerste lid, van het Landsbesluit beroepsziekten. Die aandoening moet op grond van dat landsbesluit worden aangemerkt als beroepsziekte. Het betreft een aandoening die zich pas in de loop der tijd heeft gemanifesteerd en de termijn van een jaar die is opgenomen in het tweede lid van artikel 1 gaat pas lopen als de ziekte kenbaar is geworden.
11. Deze beroepsgrond slaagt niet. Het Gerecht motiveert dat als volgt.
11.1
In artikel 1, eerste lid, sub a, onder 1 en 2, van het Landsbesluit beroepsziekten is, voor zover hier van belang, opgenomen dat als ongeval in de zin van de Lv Ov worden aangemerkt aandoeningen door lood of loodhoudende stoffen, kwik of kwikhoudende stoffen. In het tweede lid is, voor zover hier van belang, bepaald dat als een ziekte als bedoeld in het eerste lid zich pas na beëindiging van de dienstbetrekking bij de werknemer openbaart de ziekte geacht wordt verband te houden met de dienstbetrekking. Voor de ziekten vermeld onder 1 en 2 van het eerste lid geldt dat deze zich dan binnen 12 maanden dienen te openbaren.
11.2
Hetgeen onder 8.1 en 8.2 is overwogen leidt ook tot de conclusie dat niet is gebleken dat de klachten van eiser vallen onder de ziekten en lichamelijke letsels die zijn opgenomen in artikel 1 van het Landsbesluit beroepsziekten of daardoor zouden kunnen zijn veroorzaakt. Er is immers niet gebleken dat de klachten van eiser worden veroorzaakt door een vergiftiging met een van de stoffen die in artikel 1 van het Landsbesluit beroepsziekten worden genoemd. Dat betekent dat niet wordt toegekomen aan de vraag of eiser op tijd bij de SVB heeft gemeld dat sprake is van een beroepsziekte.
Kan eiser een beroep doen op de hardheidsclausule uit artikel 7a van de Landsverordening Ziekteverzekering?
12. Eiser betoogt dat de hardheidsclausule van de Landsverordening ziekteverzekering analoog moet worden toegepast. Een hardheidsclausule is volgens eiser niets anders dan een formalisering van ongeschreven algemene rechtsbeginselen die van toepassing zijn. Dat de Lv Ov geen hardheidsclausule kent, betekent dus niet dat op die landsverordening geen hardheidsclausule van toepassing is. In dit verband moet volgens eiser ook rekening worden gehouden met de omstandigheid dat de SVB in 2019 een nader onderzoek heeft ingesteld naar de vraag of sprake is van een bedrijfsongeval of een beroepsziekte. Daaruit blijkt dat op dat moment niet duidelijk was of er sprake was van een bedrijfsongeval en/of een beroepsziekte.
13. Deze beroepsgrond slaagt niet. Het Gerecht motiveert dat als volgt.
13.1
In een wet wordt een hardheidsclausule opgenomen als aanleiding is om te verwachten dat de wet gelet op het doel en de strekking daarvan een gevolg zou kunnen hebben dat niet bedoeld is. In de Lv Ov heeft de wetgever geen hardheidsclausule opgenomen. Het ontbreken van een hardheidsclausule in de Lv Ov betekent niet dat dan een hardheidsclausule uit een andere landsverordening van toepassing is. De Landsverordening Ziekteverzekering heeft een ander doel en een andere strekking dan de Lv Ov. Eiser kan dus geen beroep doen op de hardheidsclausule van de Landsverordening ziekteverzekering.

Conclusie en gevolgen

14. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de beslissing op bezwaar van 21 september 2022 in stand blijft. In de praktijk betekent dat voor eiser dat hem geen ongevallengeld op grond van de Lv Zv toekomt.
15. Voor een proceskostenveroordeling ziet het Gerecht geen aanleiding.

Beslissing

Het Gerecht:
-
verklaarthet beroep
ongegrond.
Aldus vastgesteld door mrs. S.C.A. ter Borg, voorzitter, J. Sybesma en P. Klik, leden, en in het openbaar uitgesproken op 21 juli 2023, in tegenwoordigheid van
de griffier.
Tegen deze beslissing staat hoger beroep open binnen
zes wekenna de dag van kennisgeving van de uitspraak.