In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. B. Lie Atjam, een kort geding aangespannen tegen de openbare rechtspersoon Het Land Curaçao. De procedure is gestart met een verzoek om een dwangsom op te leggen aan het Land, omdat het Land niet had voldaan aan een eerdere uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van 23 mei 2022. Eiser had verzocht om benoeming in de functie van Teamleider, maar het Land was niet verschenen in deze procedure.
Het procesverloop omvatte een tussenvonnis van 2 mei 2023, waarin het gerecht het Land de gelegenheid gaf om binnen zes weken na betekening van het tussenvonnis te reageren op het verzoek van eiser. De betekening vond plaats op 11 juni 2023, maar het Land heeft geen verweer gevoerd en is niet verschenen in het kort geding. Hierdoor heeft het gerecht de vordering van eiser toegewezen.
In de beslissing heeft het gerecht het Land veroordeeld tot betaling van een dwangsom van NAf 250 per dag, tot een maximum van NAf 25.000, zolang het Land in gebreke blijft om te voldoen aan de eerdere uitspraak. Daarnaast is het Land veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op NAf 3.300,78. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde is afgewezen. Dit vonnis is op 1 september 2023 in het openbaar uitgesproken door mr. P.E. de Kort.