ECLI:NL:OGEAC:2023:21

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
27 februari 2023
Publicatiedatum
2 maart 2023
Zaaknummer
CUR202202446 en CUR202202491
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en omgangsregeling minderjarigen in een complexe gezinszaak

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, zijn verzoeken ingediend door de moeder van twee minderjarigen, [kind 1] en [kind 2], met betrekking tot de omgangsregeling en de ondertoezichtstelling van de kinderen. De moeder, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. D.I.E.I. Lichtenberg, heeft de rechtbank verzocht om duidelijkheid over de omgangsregeling met de vader, de man, die niet de juridische vader is van de kinderen, maar wel een nauwe persoonlijke betrekking heeft. De procedure is voortgevloeid uit eerdere beslissingen waarbij de kinderen onder toezicht zijn gesteld vanwege zorgen over hun emotionele welzijn en de rol van de man in hun leven.

De rechtbank heeft in haar beoordeling de adviezen van de Voogdijraad meegewogen, die heeft geconcludeerd dat [kind 1] emotioneel wordt mishandeld door de man en dat hij een bedreiging vormt voor de kinderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man geen gezag heeft over de kinderen en dat de moeder alleen verantwoordelijk is voor hun opvoeding. De man heeft ter zitting zijn twijfels geuit over de noodzaak van de ondertoezichtstelling en heeft zijn wens om omgang met de kinderen te hebben geuit, maar de rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen omgangsregeling kan worden vastgesteld zonder dat dit in het belang van de kinderen is.

De rechtbank heeft besloten om de ondertoezichtstelling met een jaar te verlengen en heeft de Voogdijraad opgedragen om onderzoek te doen naar de omgangsregeling. De rechtbank heeft benadrukt dat zowel de moeder als de man veranderingen moeten ondergaan in het belang van de kinderen. De zaak zal worden voortgezet met een spoedonderzoek door de Voogdijraad en een verdere mondelinge behandeling.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
zaaknummer: CUR202202446 en CUR202202491
Beschikking van 27 februari 2023
op de - gevoegde - verzoeken van:

[de moeder],

wonende in Curaçao,
verzoekster, hierna: de moeder,
gemachtigde: mr. D.I.E.I. Lichtenberg,
tegen

[de man],

wonende in Curacao,
verweerder, hierna: de man.
inzake de minderjarigen:
  • [kind 1], geboren op [geboortedatum] 2013, en
  • [kind 2], geboren op [geboortedatum] 2020

De procedure

1. Voor het eerdere verloop van de procedure wordt verwezen naar wat daarover is overwogen in de beschikking van 3 oktober 2022. In die beschikking zijn de minderjarigen onder toezicht gesteld en is de voogdijraad gelast een onderzoek te doen naar de wenselijkheid van voortzetting van de ondertoezichtstelling op de wat langere termijn.
2. Op 1 december 2022 is het rapport van de voogdijraad ingekomen.
3. De moeder heeft op 12 januari 2023 een akte uitlating voogdijrapport ingediend.
4. Op 17 februari 2023 heeft een voortgezette behandeling plaatsgevonden, waarbij aanwezig waren de moeder, bijgestaan door haar gemachtigde, de man, een medewerker van de Voogdijraad en de gezinsvoogd van de GVI.
5. De uitspraak is deels ter zitting gegeven en verder nader bepaald op heden.

De verdere beoordeling

6. De Voogdijraad heeft geadviseerd de OTS te handhaven. Hij heeft geconcludeerd dat [kind 1] emotioneel wordt mishandeld door de man en dat de man een bedreiging vormt voor de minderjarigen, ook al omdat hij niet bewust is van de gevolgen van zijn handelen.
De voogdijraad heeft geconstateerd dat [kind 1] angstig gedrag vertoont als hij de man ziet. De voogdijraad adviseert dat de ouders gezinstherapie volgen en dat [kind 1] op korte termijn met een psychologische behandeling start.
5. De moeder kan zich in het advies van de Voogdijraad vinden, maar wenst dat er spoedig duidelijkheid komt omtrent een omgangsregeling dan wel een ontzegging van de omgang.
6. De man heeft ter zitting zijn twijfels geuit over de noodzaak van de OTS en het volgende gesteld. Hij is als vader degene die de beslissingen neemt over zijn kinderen. Het is aan hem om te bepalen wanneer hij de kinderen ophaalt en men heeft naar hem te luisteren. Op de momenten dat hij samen met de moeder is, is er niks aan de hand. Het is enkel in aanwezigheid van anderen, met name haar advocaat, dat de moeder problemen creëert die er niet zijn en dat doet de moeder om hem te straffen omdat hij de relatie heeft beëindigd. Het is niet erg dat [kind 1] bang voor hem is, omdat hij in zijn jeugd ook bang was voor zijn vader, en daarvoor is hij zijn vader nu dankbaar, omdat hij daardoor een sterke man is geworden.
7. Het gerecht overweegt dat de man niet beseft wat zijn positie is. Niet ter discussie staat dat hij de verwekker is van de minderjarigen. Hij heeft ze echter niet erkend: hij is daarom niet hun juridische vader en staat ook niet in familierechtelijke betrekking tot de minderjarigen.
De man heeft ook geen gezag over de minderjarigen. Het is de moeder die alleen het gezag over de minderjarigen heeft, en (in beginsel alleen) verantwoordelijk is voor beslissingen over de opvoeding en verzorging van de minderjarigen. Daarop wordt thans inbreuk gemaakt door de OTS, met als gevolgen dat de gezinsvoogd medeverantwoordelijk wordt en dat de moeder de aanwijzingen van de gezinsvoogd dient op te volgen (art. 1:260 lid 2 BW).
8. Als de man de (juridische) vader zou zijn, zou hij op grond van de wet (art. 1:377a lid 1 2e volzin BW) recht op omgang met de minderjarigen hebben. Dat heeft hij nu niet. Wél heeft hij een nauwe persoonlijke betrekking met de minderjarigen als bedoeld in art. 1:377a BW, en kan hij daarom ingevolge art. 1:377a lid 2 BW verzoeken om vaststelling van een omgangsregeling. Een schriftelijk verzoek daartoe heeft hij niet gedaan. Uit zijn gedrag en verklaringen ter zitting blijkt evenwel onmiskenbaar dat hij omgang wenst met de minderjarigen, en het gerecht zal dat in deze procedure aanmerken als een verzoek om vaststelling van een omgangsregeling.
Andersom geeft art. 1:377a lid 2 BW ook de bevoegdheid te verzoeken het recht op omgang te ontzeggen, en dat heeft de moeder in deze procedure reeds gedaan.
Hoewel de man strikt genomen geen recht op omgang heeft, ligt het in de rede dat er geen omgangsregeling wordt vastgesteld als wordt voldaan aan een van de in de wet (art. 1:377a lid 3 BW) opgenomen criteria om omgang te ontzeggen, te weten, voor zover hier relevant, als omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind (sub a), de man kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat moet worden geacht tot omgang (sub b) of omgang anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind (sub d).
9. De gezinsvoogd heeft ter zitting aangegeven dat er afspraken zijn gemaakt over de omgang tussen de man en de kinderen. De afspraken komen er op neer dat de man en de kinderen op dinsdag na school en op vrijdag na school omgang met elkaar hebben, en kennelijk ook om het weekend.
Het gerecht betwijfelt of een dergelijke afspraak in het belang van de minderjarigen is, in aanmerking nemende dat de voogdijraad heeft geconcludeerd dat [kind 1] emotioneel wordt mishandeld door de man, dat de man een bedreiging vormt voor de minderjarigen en dat [kind 1] zelfs bang is voor de man. Het gerecht acht verdere voorlichting en advisering hieromtrent wenselijk teneinde zo nodig een instructie aan de gezinsvoogd te geven omtrent eventuele omgang tussen de minderjarigen en de man, en zal daartoe een spoedonderzoek door de voogdijraad gelasten.
10. Ten overvloede overweegt het gerecht dat de ouders in het belang van de minderjarigen moeten veranderen. De situatie is inmiddels al zodanig ernstig dat de voogdijraad adviseert [kind 1] door een kinderpsycholoog te laten behandelen, en dat de gezinsvoogd ter zitting voor het geval van een verdere escalatie zelfs heeft gerefereerd aan de mogelijkheid van uithuisplaatsing. Dat laatste is op zichzelf niet onbegrijpelijk, aangezien de moeder als met het gezag belaste ouder als eerste voor de geestelijke en lichamelijke veiligheid van de minderjarigen verantwoordelijk is. Dat betekent óók dat zij wanneer nodig ingaat tegen de wensen van de man. Zij is echter in het geheel niet tegen de man opgewassen en moet alleen al in het belang van de minderjarigen haar assertiviteit en weerbaarheid verbeteren. Niet alleen [kind 1] heeft dus professionele begeleiding nodig, maar ook de moeder.
De man zal méér moeten veranderen. Het gerecht benoemt in elk geval dat hij zich zal moeten gaan gedragen conform de rechtsposities van hem en van de moeder en dat hij alleen daarom al respect voor de moeder moet hebben en tonen. Verder bestaan er, gelet op de inhoud van de stukken en de verklaringen van de man ter zitting, redenen om te betwijfelen of zijn pedagogische vaardigheden zodanig zijn dat het verantwoord is om hem een rol te geven in de verzorging en opvoeding van de minderjarigen.
11. Er is nog steeds sprake is van een situatie waarin de zedelijke of geestelijke belangen of de gezondheid van de minderjarigen ernstig worden bedreigd. Met toepassing van art. 1:258 lid 1 BW wordt het toezicht daarom verlengd met een jaar.
12. De procedure wordt vervolgd met een spoedonderzoek door de voogdijraad conform het onder 8 en 9 overwogene, en een voortzetting van de mondelinge behandeling.

De beslissing

Het gerecht:
verlengt de termijn van de ondertoezichtstelling van
[kind 1]en
[kind 2], geboren in Curaçao op [geboortedatum] 2013 respectievelijk [geboortedatum] 2020, met één jaar ingaande 17 februari 2023,
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
draagt de voogdijraad op onderzoek te doen naar en advies uit te brengen over de vraag of er omgang tussen de man en de minderjarigen dient te komen, en zo ja: hoe die omgangsregeling eruit dient te zien, een en ander overeenkomstig het overwogene onder 8 en 9,
verzoekt de voogdijraad rapport uit te brengen op de rolzitting van
donderdag 20 april2023 om 8.30 uur,
bepaalt de voortzetting van de behandeling op
vrijdag 5 mei 2023 om 13.30 uur,
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. F.J.F. Gerard, rechter, waarbij de beslissingen a en b zijn uitgesproken ter zitting van 17 februari 2023, maar tegelijk met de andere beslissingen op schrift zijn gesteld en ondertekend op 27 februari 2023, en die andere beslissingen zijn uitgesproken op 27 februari 2023 in aanwezigheid van de griffier.