ECLI:NL:OGEAC:2023:209

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
21 juli 2023
Publicatiedatum
25 augustus 2023
Zaaknummer
CUR202204572
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van ziekengeld door de Sociale Verzekeringsbank en de vereisten voor werknemerstatus onder de Landsverordening Ziekteverzekering

In deze uitspraak beoordeelt het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao het beroep van eiser tegen de beslissing van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) om geen ziekengeld uit te keren. De SVB had het verzoek van eiser afgewezen op basis van het argument dat hij niet als werknemer in de zin van de Landsverordening Ziekteverzekering (Lv Zv) kon worden aangemerkt. Eiser had op 11 februari 2022 een aanvraag ingediend voor ziekengeld, die door de SVB werd afgewezen. Na een beslissing op bezwaar op 19 september 2022, waarin het bezwaar ongegrond werd verklaard, heeft eiser op 1 november 2022 beroep ingesteld.

Het Gerecht heeft op 9 juni 2023 de zaak behandeld, waarbij eiser zelf aanwezig was en de SVB vertegenwoordigd werd door zijn gemachtigde. Het Gerecht oordeelt dat de SVB onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de feiten en omstandigheden die aan de afwijzing ten grondslag lagen. Eiser was eerder geregistreerd als werknemer en had gedurende zijn arbeidsongeschiktheid ziekengeld ontvangen. Het Gerecht concludeert dat de SVB niet zonder eigen onderzoek kon concluderen dat eiser geen werknemer was. De SVB had de registratie van eiser als werknemer niet zomaar kunnen wijzigen zonder nader onderzoek.

Het Gerecht vernietigt de beslissing van de SVB en draagt de SVB op om binnen vier maanden opnieuw op het bezwaarschrift van eiser te beslissen, met inachtneming van deze uitspraak. De SVB moet ook het door eiser betaalde griffierecht vergoeden. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldig onderzoek door de SVB bij het nemen van besluiten over ziekengeld en de status van werknemers onder de Lv Zv.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Uitspraak

in het geding tussen:

[Eiser],

wonend in Curaçao,
eiser,
procederend in persoon,
tegen

de Sociale Verzekeringsbank (SVB),

verweerder,
gemachtigde: mr. M. Bonafasia.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt het Gerecht het beroep van eiser tegen de beslissing van de SVB om aan hem geen ziekengeld uit te keren.
1.1
Bij besluit van 11 februari 2022 heeft de SVB het verzoek van eiser om uitbetaling van ziekengeld afgewezen, omdat eiser niet als werknemer in de zin van de Landsverordening Ziekteverzekering (Lv Zv) kan worden aangemerkt (het primaire besluit).
1.2
Bij beslissing op bezwaar van 19 september 2022 heeft de SVB het bezwaar van eiser ongegrond verklaard (het bestreden besluit).
1.3
Eiser heeft op 1 november 2022 beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. De SVB heeft een verweerschrift ingediend.
1.4
Het Gerecht heeft het beroep op 9 juni 2023 ter zitting behandeld. Eiser is zelf verschenen. De SVB heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beoordeling door het Gerecht

2. Het Gerecht zal de beslissing van de SVB om aan eiser geen ziekengeld op grond van de Lv Zv uit te keren beoordelen aan de hand van de door eiser daartegen gerichte beroepsgronden.
3. Het Gerecht komt tot het oordeel dat het beroep gegrond is. De SVB heeft niet zonder eigen nader onderzoek naar de feiten kunnen concluderen dat eiser niet als werknemer kan worden aangemerkt. Hierna legt het Gerecht uit hoe het Gerecht tot dit oordeel is gekomen en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Wat zijn de relevante feiten in deze zaak?
4. Eiser is op 17 december 2018 voor de duur van zes maanden als oproepkracht in dienst getreden bij Antillean General Contractors N.V. (AGC). Door AGC was aan de SVB doorgegeven dat eiser als oproepkracht werkzaam was gedurende vijf dagen per week.
4.1
Eiser is met ingang van 13 april 2019 arbeidsongeschikt verklaard. Gedurende zijn arbeidsongeschiktheid is eiser door de SVB gecontroleerd als werknemer. Aan de werkgever van eiser is gedurende de eerste maanden van de arbeidsongeschiktheid van eiser ook 80% ziekengeld uitbetaald.
4.2
Bij civiel vonnis van dit Gerecht van 11 augustus 2021 (in de zaak met nummer CUR202100908) heeft het Gerecht geoordeeld dat eiser niet als werknemer in de zin van artikel 1 van de Lv Zv kan worden aangemerkt. Het Gerecht heeft vastgesteld dat eiser gedurende drie-en-een-halve maand gemiddeld 86,5 uur per maand heeft gewerkt en gemiddeld dus 10,8 dagen per maand.
Welke redenen heeft de SVB aan de afwijzing van de aanvraag van eiser ten grondslag gelegd?
5. De SVB heeft de aanvraag van eiser om ziekengeld afgewezen, omdat eiser niet als werknemer in de zin van de Lv Zv kan worden aangemerkt. Door een van de SVB onafhankelijke instantie, namelijk het Gerecht, is vastgesteld dat eiser geen werknemer is in de zin van de Lv Zv. Eiser heeft geen bewijzen overgelegd waaruit blijkt dat hij wel als werknemer moet worden aangemerkt. Dat eiser aanvankelijk door de SVB als werknemer was geregistreerd is niet aan de SVB te wijten, maar aan zijn werkgever.
Heeft de SVB kunnen concluderen dat eiser geen werknemer is in de zin van artikel 1 van de Lv Zv?
6. Eiser betoogt dat hij wel werknemer is in de zin van artikel 1 van de Lv Zv. Hij stond als werknemer geregistreerd in het systeem van de SVB en hij is gedurende de periode van arbeidsongeschiktheid ook door de SVB gecontroleerd als werknemer. Bovendien mocht hij ervan uitgaan dat hij was verzekerd op grond van de Lv Zv, omdat van zijn loon premies werden ingehouden. Eiser heeft daar ter zitting aan toegevoegd dat hij veel meer werkte dan de twaalf achtereenvolgende dagen per maand. Dat blijkt uit de door hem overgelegde loonstroken.
6.1
Deze beroepsgrond slaagt. Het Gerecht motiveert dat als volgt.
6.2
Artikel 1 van de Lv Zv bepaalt, voor zover hier van belang, dat onder werknemer wordt verstaan een ieder die voor een werkgever in dienstverband of persoonlijk in aangenomen werk arbeid verricht behalve losse werknemers. Onder losse werknemers wordt verstaan werknemers die als regel geen twaalf achtereenvolgende dagen, niet medegerekend zondagen en daarmee krachtens de Arbeidsregeling 1952 gelijkgestelde dagen in dienst van de werkgever zijn.
6.3
In het bestreden besluit kon de SVB niet volstaan met het overnemen van het door de civiele rechter in het vonnis van 11 augustus 2021 vastgestelde aantal uren van gemiddeld 86,5 per maand en een verwijzing naar dat vonnis. De SVB is in het kader van de zorgvuldige voorbereiding van een besluit gehouden zelf onderzoek te doen naar de feiten en omstandigheden die zij aan een beslissing ten grondslag legt. Die feiten en de belangen die bij een besluit rechtstreeks betrokken zijn moet de SVB vervolgens afwegen. Het civiele vonnis kan daarbij worden betrokken, maar het besluit van de SVB kan niet enkel op dat vonnis zijn gebaseerd.
Ten eerste was de SVB geen partij bij de procedure en het vonnis geldt dus niet in de verhouding tussen eiser en de SVB. Het vonnis geldt tussen de partijen in de procedure en dat waren eiser en AGC.
Ten tweede blijkt uit het vonnis dat de vaststelling door de civiele rechter van het aantal gewerkte uren is gebaseerd op een stelling van AGC die door eiser onvoldoende is weersproken. Met het civiele vonnis is dus op grond van het partijdebat enkel in de rechtsverhouding tussen AGC en eiser komen vast te staan dat eiser gemiddeld 86,5 uur per maand heeft gewerkt. De SVB kon die vaststelling daarom niet zonder (nader) eigen onderzoek aan het besluit ten grondslag leggen.
Ten derde heeft de SVB eiser in eerste instantie geregistreerd als werknemer en hem gedurende zijn arbeidsongeschiktheid als zodanig onderzocht. De eerste periode van de arbeidsongeschiktheid heeft de SVB ook het ziekengeld van eiser aan AGC uitbetaald. De SVB kan niet zonder nader onderzoek de registratie die voor eiser ingrijpende gevolgen heeft wijzigen. Voordat tot die wijziging werd overgegaan had de SVB moeten nagaan of het aantal gewerkte uren dat door de civiele rechter is vastgesteld overeenkomt met de werkelijke situatie.
Nu de SVB heeft nagelaten onderzoek naar de feiten en omstandigheden te doen, is het besluit onzorgvuldig voorbereid. Het beroep is gegrond en het bestreden besluit zal worden vernietigd.
7. Het Gerecht moet vervolgens bezien of de rechtsgevolgen van het te vernietigen bestreden besluit in stand kunnen blijven. Naar het oordeel van het Gerecht kunnen de rechtsgevolgen van het bestreden besluit niet in stand blijven.
7.1
De SVB heeft ter zitting toegelicht dat een werkgever bij indiensttreding van een nieuwe werknemer een formulier moet invullen waarop het aantal werkdagen en/of werkuren wordt vermeld. Het is voor de SVB niet mogelijk de door elke werkgever voor elke werknemer opgegeven informatie te controleren. Zij gaat daarom uit van de door de werkgever opgegeven informatie, tot het moment dat blijkt dat die informatie niet juist is. In dit geval is eiser dus conform de opgave van de werkgever in het systeem geregistreerd als werknemer. Achteraf is door het civiele vonnis gebleken dat die informatie niet juist was en dat eiser geen vijf dagen per week werkzaam was voor AGC. De SVB heeft geen onderzoek gedaan bij de werkgever naar het daadwerkelijk aantal gewerkte uren van eiser. De SVB heeft nog gekeken naar de loonstroken van eiser en daaruit blijkt volgens de SVB niet dat eiser meer dan twaalf achtereenvolgende dagen werkte.
7.2
Deze ter zitting door de SVB gegeven toelichting kan het besluit evenmin dragen. De SVB heeft geen onderzoek gedaan bij de werkgever van eiser over het aantal uren dat door de civiele rechter is vastgesteld, terwijl zij zelfstandig de feiten die zij aan haar besluit ten grondslag legt moet vaststellen. Het had op de weg van de SVB gelegen bij AGC stukken op te vragen aan de hand waarvan zij het aantal uren dat eiser daadwerkelijk heeft gewerkt kan vaststellen. De SVB heeft ter zitting verder niet kunnen toelichten uit welke loonstroken zij de conclusie heeft getrokken dat eiser voorafgaand aan zijn arbeidsongeschiktheid minder dan twaalf achtereenvolgende dagen heeft gewerkt.
Het Gerecht stelt vast dat uit de door eiser overgelegde loonstroken blijkt dat eiser in april 2019, de maand waarin hij arbeidsongeschikt is geworden, meer dan 100 uur uitbetaald heeft gekregen. In de twee maanden daaropvolgend heeft eiser 168 en 184 uur uitbetaald gekregen. Als dat het aantal uren is dat eiser voorafgaand aan zijn arbeidsongeschiktheid heeft gewerkt, zou dat tot de conclusie leiden dat eiser meer dan twaalf achtereenvolgende dagen in dienst van de werkgever heeft gewerkt.
De SVB zal het onderzoek naar het aantal gewerkte uren van eiser alsnog moeten doen om vervolgens zelf vast te stellen of eiser al dan niet aan het vereiste van de twaalf achtereenvolgende dagen in dienst zijn van de werkgever voldoet. Aan de hand van de uitkomst van dat onderzoek zal de SVB kunnen concluderen of eiser als werknemer in de zin van de Lv Zv kan worden aangemerkt. De SVB zal vervolgens opnieuw op het bezwaar van eiser moeten beslissen.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is gegrond en het bestreden besluit zal worden vernietigd. De rechtsgevolgen van het bestreden besluit kunnen niet in stand blijven. De SVB zal binnen vier maanden opnieuw op het bezwaarschrift van eiser van 10 maart 2022 moeten beslissen met inachtneming van deze uitspraak. Het Gerecht kan niet zelf in de zaak voorzien, omdat onvoldoende gegevens voorhanden zijn over de feiten en de af te wegen belangen die rechtstreeks betrokken zijn bij het besluit. Het is aan de SVB dat onderzoek te doen en de feiten en belangen die uit dat onderzoek blijken vervolgens af te wegen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding, omdat eiseres in persoon procedeert. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht kan een veroordeling van proceskosten worden uitgesproken voor kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand en niet in het geval een partij in persoon procedeert.. Wel zal het Gerecht bepalen dat de SVB het door eiser betaalde griffierecht van NAf 50,- aan hem dient te vergoeden.

Beslissing

Het Gerecht:
  • verklaarthet beroep
    gegrond;
  • vernietigtde beslissing op bezwaar van 19 september 2022;
  • draagtde SVB op binnen vier maanden na de datum van deze uitspraak opnieuw op het bezwaarschrift van eiser van 10 maart 2022 te beslissen;
  • bepaaltdat de SVB het door eiser betaalde griffierecht van NAf 50,- aan hem vergoedt.
Aldus vastgesteld door mrs. S.C.A. ter Borg, voorzitter, J. Sybesma en P. Klik , leden, en in het openbaar uitgesproken op 21 juli 2023, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing staat hoger beroep open binnen
zes wekenna de dag van kennisgeving van de uitspraak.