ECLI:NL:OGEAC:2023:200

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
21 augustus 2023
Publicatiedatum
23 augustus 2023
Zaaknummer
CUR202300315
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de oproeping in een nalatenschapsverdeling en verjaring van erfdeel

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, is op 21 augustus 2023 een vonnis uitgesproken in een geschil over de verdeling van de nalatenschap van erflater [naam 1]. De eisers, bestaande uit de weduwe van erflater en zijn kinderen, hebben een verzoek ingediend om de onroerende zaken in de nalatenschap te verdelen. Gedaagde, een van de erfgenamen, is niet verschenen in de procedure. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde niet op de juiste wijze is opgeroepen, waardoor de eerdere verstekverlening op een onjuiste juridische grondslag berust. De eisers hebben de mogelijkheid gekregen om gedaagde alsnog op de juiste wijze op te roepen. De rechtbank heeft de zaak aangehouden voor verdere beslissingen en de oproeping zal plaatsvinden via publicatie in het Antilliaans Dagblad. De zaak is opnieuw gepland voor 18 december 2023.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR202300315
Vonnis van 21 augustus 2023
in de zaak van

1.[EISERES SUB 1],2.[EISER SUB 2],3.[EISERES SUB 3],4.[EISER SUB 4],5. [EISER SUB 5],allen wonend in Curaçao,eisers,gemachtigde: Mr. L.L.A. Davelaar-Franklin,

tegen
[gedaagde],
wonend in Curaçao,
gedaagde,
niet in rechte verschenen.
Partijen zullen hierna eisers – en afzonderlijk eiseres, respectievelijk eiser sub 2, 3, 4 en 5 – en gedaagde worden genoemd.
Inleiding
In deze procedure moet worden beoordeeld of in het kader van de verdeling van de nalatenschap van erflater onroerende zaken mogen worden toebedeeld als door eisers wordt voorgestaan, en of de aanspraak van gedaagde op haar erfdeel is verjaard. Het gerecht komt tot de conclusie dat het inleidend verzoekschrift niet op de juiste wijze is betekend en zal eisers in de gelegenheid stellen gedaagde alsnog op juiste wijze op te roepen.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
  • het vonnis van 17 april 2023,
  • de comparitie van partijen op 13 juni 2023.
1.2.
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
Eiseres is in gemeenschap van goederen gehuwd geweest met [naam 1] (hierna: erflater). Erflater is overleden op 2 juni 1973. Eiseres is de weduwe van erflater en eisers sub 2, 3 en 4 en gedaagde zijn kinderen van erflater. Eiser sub 5 is gehuwd geweest met gedaagde, welk huwelijk door echtscheiding is ontbonden.
2.2
Erflater heeft niet bij testament over zijn nalatenschap beschikt. De nalatenschap is tot heden niet verdeeld. Tot de nalatenschap behoren onroerende zaken gelegen aan de adressen [adres A en B].

3.De vordering en het standpunt van eisers

3.1.
Eisers vorderen
“ bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
  • de verdeling van de nalatenschap van erflater [naam 1] met betrekking tot de onroerende zaak aan de [adres A en B] als volgt vast te stellen;
  • de registergoederen tegen de getaxeerde waarde toebedeeld en verkocht worden vooor [adres A] (Naf. 180.000,-) en [adres B] (Naf. 208.000,-);
  • de vordering van gedaagde te laten verjaren en haar aandeel in de nalatenschap aan verzoekers toe te laten komen;
  • gedaagde te veroordelen tot medewerking aan de notariële levering van de registergoederen binnen een week na het eerste verzoek daartoe door de notaris belast met de toedeling, verkoop en levering;
  • dat indien gedaagde niet aan deze oproep gehoor geeft het vonnis in de plaats treedt van alle door gedaagde vereiste rechtshandelingen, inclusief beneficiaire aanvaarding van de nalatenschap van erflater;
  • gedaagde te veroordelen in de kosten van deze procedure.”
3.2.
In het licht van de feiten leggen eisers aan hun vorderingen het volgende ten grondslag. Eisers en gedaagde zijn gerechtigd tot de nalatenschap van erflater. Eiseres en eisers sub 2-4 hebben de nalatenschap beneficiair aanvaard. Gedaagde is onvindbaar en onduidelijk is of en zo ja hoe zij de nalatenschap heeft aanvaard. Eisers wensen niet langer deel uit te maken van een onverdeelde boedel.

4.De beoordeling

4.1.
Ter comparitie hebben eisers de strekking van de vordering tot verdeling als volgt verduidelijkt. Eisers wensen dat de onroerende zaken aan de adressen [adres A en B] worden toegedeeld aan eiser sub 2, met verrekening met eiseres en eisers 3 en 4 van het bedrag waarmee hij daardoor zal worden overbedeeld (vordering, tweede gedachtestreepje).
De vordering, derde gedachtestreepje, strekt tot het verkrijgen van een verklaring voor recht dat de aanspraak van gedaagde op haar aandeel als erfgenaam in de nalatenschap is verjaard.
4.2.
Gedaagde is niet in deze procedure verschenen. Naar aanleiding van de stellingen van eisers en het besprokene ter comparitie dient het gerecht te onderzoeken of gedaagde op de juiste wijze - dat wil zeggen: conform de daartoe in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) gestelde regels - is opgeroepen. Deze bepalingen strekken er immers toe zoveel mogelijk te bevorderen dat de oproeping en het verzoekschrift gedaagde bereiken, zulks om te voorkomen dat het mede door artikel 6 EVRM gewaarborgde recht op toegang tot de rechter en het recht op wederhoor worden geschonden.
4.3.
Het inleidend verzoekschrift is betekend aan het adres [adres C ] te Curaçao. Op dat adres staat gedaagde volgens het in het geding gebrachte uittreksel uit de basisadministratie persoonsgegevens ook ingeschreven. Ter comparitie hebben eisers echter verklaard dat gedaagde niet feitelijk op dat adres woont en dat haar werkelijke woon- of verblijfplaats aan hen niet bekend is. Mogelijk woont gedaagde op Aruba, maar daar staat zij niet ingeschreven, aldus eisers.
4.4.
De deurwaarder heeft dat adres [adres C] te Curaçao kennelijk beschouwd als de woonplaats van gedaagde, bedoeld in artikel 2 lid 1 Rv. Dit is niet juist: volgens artikel 1:10 lid 1 Burgerlijk Wetboek bevindt de woonplaats van een natuurlijk persoon zich te zijner woonstede en bij gebreke van woonstede ter plaatse van zijn werkelijk verblijf. Omdat gedaagde voormeld adres heeft verlaten, kan genoemd adres niet langer gelden als haar woonstede.
4.5.
De plaats van het werkelijk verblijf van gedaagde is aan eisers niet bekend.
4.6.
Gezien het bovenstaande moet gedaagde worden geacht geen bekende woon-of verblijfplaats te hebben. De betekening van het verzoekschrift had daarom moeten plaatsvinden op de wijze als bepaald in artikel 5, aanhef en ten zevende Rv en is dus op onjuiste wijze geschied.
4.7.
Het verstek tegen gedaagde is verleend omdat zij niet in de procedure is verschenen. Nu aannemelijk is dat gedaagde niet is verschenen omdat de betekening niet op de juiste wijze heeft plaatsgevonden en de oproeping haar niet heeft bereikt, berust de eerdere verstekverlening op een evident onjuiste juridische grondslag. Het verlenen van verstek vormt een bindende eindbeslissing. Onder deze omstandigheden is het gerecht bevoegd op die verstekverlening terug te komen en komt zij daarop ook terug. Het tegen gedaagde verleende verstek wordt bij deze dan ook ongedaan gemaakt.
4.8.
Het gerecht stelt eisers in de gelegenheid gedaagde alsnog op te roepen op de wijze als bepaald in artikel 5, aanhef en ten zevende Rv. Hierbij wordt bepaald dat het daarin bedoelde “hier te lande verschijnend […] dagblad”, waarin het exploot wordt gepubliceerd, het Antilliaans Dagblad zal zijn.
4.9.
Gezien de termijn van drie maanden, bedoeld in artikel 9 lid 1 Rv, zal de oproeping geschieden tegen de na te noemen roldatum.
4.10.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5.De beslissing

Het gerecht:
verwijst de zaak naar de rol van
maandag 18 december 2023 om 9.30 uurvoor oproeping van gedaagde als overwogen in rechtsoverweging 4.8
;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. O. Nijhuis, rechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.