ECLI:NL:OGEAC:2023:199

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
21 augustus 2023
Publicatiedatum
21 augustus 2023
Zaaknummer
555.00085/23
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 74-jarige man tot gevangenisstraf voor poging tot doodslag op buurman met mes

Op 21 augustus 2023 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao een 74-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaren voor poging tot doodslag op zijn buurman. De verdachte had op 15 april 2023, tijdens een conflict, zijn buurman met een mes gestoken, wat resulteerde in ernstige verwondingen. De verdachte voerde aan dat hij handelde uit noodweer(exces) en psychische overmacht, maar deze verweren werden door de rechter verworpen. Het gerecht oordeelde dat de verdachte niet in een situatie van onmiddellijke dreiging verkeerde en dat zijn reactie niet proportioneel was. De omstandigheden van het conflict, waaronder eerdere bedreigingen van de buurman, werden wel meegewogen in de strafmaat. De benadeelde partij heeft zich gevoegd in het proces met een vordering tot schadevergoeding, die werd toegewezen. De verdachte werd ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten van de benadeelde partij.

Uitspraak

Parketnummer: 555.00085/23
Uitspraak: 21 augustus 2023
Tegenspraak
Vonnis van dit gerecht
in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [datum] 1949 in Curaçao,
wonende in Curaçao op het adres […]
.

Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 12 juli 2023 en, na heropening van het onderzoek ter terechtzitting bij tussenvonnis van 19 juli 2023, op 2 augustus 2023. De verdachte is telkens verschenen, bijgestaan door zijn raadsman mr. H.M.M. Alejandra, advocaat in Curacao.
[naam benadeelde partij] heeft zich als benadeelde partij ter terechtzitting in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding.
De officieren van justitie mr. Hato-Willems en Girigoria-Hernandez LLM hebben ter terechtzitting gevorderd dat het gerecht de verdachte ter zake van de onder feit 1 ten laste gelegde poging tot doodslag zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren met aftrek van voorarrest. Hun vordering behelst voorts toewijzing van de vordering benadeelde partij. De raadsman heeft vrijspraak bepleit dan wel ontslag van alle rechtsvervolging.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Primair
dat hij op of omstreeks 15 april 2023 te Curaçao, ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander althans alleen, opzettelijk [slachtoffer], van het leven te beroven, met dat opzet met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, meermalen en/of (met kracht) die [slachtoffer] in zijn buik en/of zij/flank en/of rug heeft gestoken zijnde de verdere uitvoering van dat door hem, verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf niet voltooid;
Subsidiair
dat hij op of omstreeks 15 april 2023 te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, aan een persoon, te weten [slachtoffer] opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel, te weten meerdere steekverwondingen in zijn buik en/of zij/flank en/of rug, heeft toegebracht, door die [slachtoffer] opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp in zijn buik en/of zij/flank en/of rug (met kracht) te steken;
Meer subsidiair
dat hij op of omstreeks 15 april 2023 te Curaçao, ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander althans alleen, opzettelijk [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet toen en daar die [slachtoffer], meerdere steekverwondingen in zijn bulk en/of zij/flank en/of rug, heeft toegebracht, door die [slachtoffer] opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp in zijn buik en/of zij/flank en/of rug (met kracht) te steken, terwijl de uitvoering van dat door hem, verdachtes voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Meest subsidiair
dat hij op of omstreeks 15 april 2023 te Curaçao, ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander althans alleen, opzettelijk [slachtoffer], opzettelijk lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet toen en daar die [slachtoffer], meerdere steekverwondingen in zijn buik en/of zij/flank en/of rug, heeft toegebracht, door die [slachtoffer] opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp in zijn buik en/of zij/flank en/of rug (met kracht) te steken, waardoor die [slachtoffer] een of meerdere steekwond(en) en/of snijwond{en) in elk geval lichamelijk letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;

Formele voorvragen

Het gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

Bewezenverklaring

Het gerecht acht op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverwegingen wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande:
dat hij op
of omstreeks15 april 2023 te Curaçao, ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om
tezamen en in vereniging met een ander althans alleen,opzettelijk [slachtoffer]
,van het leven te beroven, met dat opzet met een mes
, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, meermalen en
/of (met kracht
)die [slachtoffer] in zijn buik en
/of zij/flank en/ofrug heeft gestoken zijnde de verdere uitvoering van dat door hem, verdachte
en/of zijn mededader(s)voorgenomen misdrijf niet voltooid;
Het gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.

Bewijsmiddelen

Het gerecht grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring.
Opgemerkt zij dat in de bewijsmiddelen geen expliciete landsaanduiding is opgenomen, maar dat algemeen bekend is dat de in die bewijsmiddelen wel opgenomen plaatsen zijn gelegen in Curaçao.

1. Proces-verbaal van aanhouding op heterdaad verdachte [naam verdachte] (ambtsedig opgemaakt proces-verbaal, gesloten en ondertekend te Curacao op 15 april 2023 door de verbalisanten A. Hart en S. Semeleer, dossierpagina 26 e.v. van het proces-verbaal van voorgeleiding d.d. 19 april 2023)

“(…) Op zaterdag 15 april 2023 omstreeks 20.40 uur (…) werden wij (…) door de Centrale Meld Kamer gedirigeerd te [adres] voor een mishandeling met een wapen. Aldaar aangekomen constateerden wij een voor ons onbekende man die later bleek te zijn de man genaamd: [slachtoffer] (…) en wonende [adres] die op de grond lag. Wij (…) constateerden dat de darmen van [slachtoffer] helemaal buiten waren. [Verdachte] (…), wonende te [adres] benaderde ons (…) en verklaarde dat hij de man [slachtoffer] met een mes had gestoken. (…)”
2. Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] (ambtsedig opgemaakt op 19 door verbalisant J. Lucasius, Einddossier van 28 juli 2023, blz. 7 e.v ):
“(…) [Verdachte] [had] mij met het mes gestoken. Ik werd drie keer met het mes door [verdachte] gestoken. Twee keer in mijn buik en de andere keer in mijn rug (…)”

3. Een schriftelijk bescheid, houdende een verklaring van J.E.C. van Leeuwen, chirurg verbonden aan het Curacao Medical Center (als bijlage gevoegd bij het Proces-verbaal van voorgeleiding van 19 april 2023, blz. 24):

“Patient: Dhr. [slachtoffer] (…)
Bovengenoemde patiënt werd opgenomen in het CMC op de afdeling chirurgie op 15-04-2023 (…) Vastgestelde letsels:
- steekwonde subscapulair en midaxillair rechts, apicale pneumothorax rechts waarvoor plaatsen thoraxdrain
- steekwonde abdominaal links, evisceratie dundarm met dundarmperforatie waarvoor exploratieve laparotomie
- laceraties vingers rechts (…)”

4. De verdachte heeft in zijn verhoren tegenover de politie onder meer het volgende verklaard (processen-verbaal van verhoor, ambtsedig opgemaakt en getekend door verbalisant S.E. Hermanus op 16 april 2023 en op 25 april 2023; einddossier van 28 juli 2023, pagina’s 61 en 65):

“(…) Thuis aangekomen arriveerde [slachtoffer] bij mij thuis (…). Na dit liep [slachtoffer] direct richting mij op en probeerde het handvat van portier, van het voertuig om op mij te komen. (…) bij het openmaken van de portier had ik [gebruik gemaakt van] het mes dat ik in bezit [had]. Ik zwaaide (…) ongeveer drie (3) [keer] richting [slachtoffer] (…)”
“(…) Binnen op mijn erf geparkeerd, bleven wij zitten in het voertuig, [toen] ik verrast werd door [slachtoffer]. Hij trad het terrein (…) zonder toestemming op, [viel] mij direct aan met verschillende scheldende woorden en bedreigende woorden. Ik haalde het mes tevoorschijn en gaf hem een stoot met dit. (…)”

Bewijsoverwegingen

Door de verdediging is aangevoerd dat de verdachte zichzelf tegen zijn buurman heeft verdedigd en dat hij daarbij niet het opzet heeft gehad op de dood van zijn buurman of op het toebrengen van zwaar letsel.
Het gerecht verwerpt dit verweer. Vast staat dat de verdachte zijn buurman met een mes een stoot in zijn buik heeft gegeven. Hij gebruikte hiervoor een groot, stevig, en kennelijk scherp mes dat doorgaans door de verdachte werd gebruikt om tijdens het vissen het aas te snijden. Wordt zo’n mes als wapen gebruikt, dan kan daarmee gemakkelijk dodelijk letsel worden toegebracht. De aangever liep bij het incident diepe steekwonden met als resultaat onder meer een klaplong, een darmperforatie, en een evisceratie van de dunne darm. Een afbeelding van het letsel toont twee gehechte wonden op de buik van de aangever met elk een lengte van zeker 20 centimeter. Dit letsel is als potentieel dodelijk aan te merken. De verdachte heeft verklaard dat hij de aangever op hem af heeft zien komen lopen en dat hij toen het mes heeft gepakt en dat tegen de aangever heeft gebruikt. Gelet op de aard van het letsel, het wapen dat is gebruikt, en de wijze waarop dat wapen is gebruikt, kan niet worden gezegd dat de verdachte op dat moment niet het opzet heeft gehad op de dood van de aangever of op het toebrengen van zwaar letsel.

Verweren ten aanzien van de strafbaarheid

Het verweer
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte zal worden ontslagen van alle rechtsvolging. Hij heeft daartoe een beroep gedaan op noodweer(exces) dan wel op psychische overmacht. Het gerecht zal deze strafuitsluitingsgronden beoordelen tegen de achtergrond van de toedracht die tot het incident heeft geleid. Die achtergrond is de volgende.
De aangever en de verdachte woonden jarenlang harmonieus naast elkaar in de wijk Noord Santa Rosa, tot er enkele jaren geleden conflicten ontstonden. De verdachte zegt last te hebben van stankoverlast vanwege de dieren die door de aangever worden gehouden, en door vuilnis dat de aangever op zijn terrein zou verbranden. Hiervan heeft hij veelvuldig aangifte bij de politie gedaan, wat op zijn beurt tot onmin en onbegrip bij de aangever leidde. In de week voorafgaande aan het steekincident zou de aangever doodsbedreigingen aan het adres van de verdachte en zijn gezin hebben geuit, hiervan deed de verdachte aangifte bij de politie. De verdachte zou vaker door de aangever zijn bedreigd, ook met het in brand steken van zijn woning. Dat er al lange tijd een gespannen verhouding bestond tussen de verdachte en de aangever was bij de autoriteiten bekend, tot succesvolle (buurt-) bemiddeling heeft dit echter niet geleid. Aan de stress die door de verdachte werd ervaren zal hebben bijgedragen dat hij op hoge leeftijd is, veertien jaar ouder dan de aangever, en een broze gezondheid heeft.
Op de avond van het incident was het donker in Santa Rosa als gevolg van een stroomstoring, en kwamen de verdachte en aangever elkaar op straat tegen. Vervolgens loopt lezing van de gebeurtenissen uiteen. Hieronder volgt een korte beschrijving van de verklaringen die zijn afgelegd door de aangever, door de verdachte, en door de getuigen, alsmede een weergave van de resultaten van het forensisch onderzoek, en een beschrijving en noodzakelijkerwijs een weging van het door de verdediging aangeleverde beeldmateriaal.
In zijn aangifte verklaart de aangever dat hij zag hoe de verdachte en zijn zoon in hun personenauto kwamen aanrijden. Hij gaf hen voorrang en reed achter hen aan. Ter bestemde plaatse aangekomen, parkeerde de aangever zijn pick-up voor het hek van het bedrijf van zijn broer. De aangever zag hoe de verdachte en zijn zoon hun eigen naastgelegen erf opreden en hun auto daar parkeerden. De aangever stapte uit zijn pick-up om het hek te openen. Hij dacht dat de verdachte en zijn zoon naar hun woning waren gelopen, maar opeens stonden zij voor hem, pakte de zoon hem vast en stak de verdachte hem met een mes in zijn buik. Vervolgens ontstond er een worsteling om de macht over het mes, aldus de aangever.
Ook de verdachte verklaarde dat hij met zijn zoon op weg naar huis was en daar de aangever tegenkwam. Hij stelt dat de aangever vervolgens scheldend, dreigend en bumperklevend achter hen aanreed. Toen de auto waar de verdachte in zat op het eigen erf stond geparkeerd, werd de verdachte verrast door de aangever die al scheldend en dreigend probeerde het portier van verdachtes auto te openen. Bij het openmaken van het portier pakte de verdachte het mes uit de auto en zwaaide ermee naar de aangever. Hierbij werd de aangever in zijn buik geraakt. Vervolgens ontstond er een worsteling, waarbij de zoon van de verdachte ook probeerde om het mes af te pakken, aldus de verdachte.
De zoon van de verdachte verklaarde dat hij die avond hun auto op het eigen erf parkeerde - de aangever parkeerde zijn pick-up daarbuiten op het zandplein. De aangever stapte vervolgens uit, liep hun erf op en raakte in een woordenwisseling met de verdachte. Daarbij zou hij met zijn vuist in de richting van de verdachte hebben gezwaaid. Bijna gelijk stak de verdachte de aangever met een mes. De zoon zag dat de ingewanden van de aangever naar buiten kwamen. Hij bleef vergeefs roepen dat zij moesten stoppen met vechten. Beiden bleven het mes vasthouden. De zoon is daarop naar zijn moeder gegaan, en kort daarna kwam de politie.
Getuige [1] is als buschauffeur in dienst bij het bedrijf van de broer van de aangever. Zij verklaarde dat zij op de avond van het incident achter de aangever aanreed om haar bus op het bedrijfsterrein te parkeren. Bij het bedrijf aangekomen parkeerde de aangever zijn auto voor het hek. De personenauto die voor de aangever uit reed, parkeerde op het erf van de naastgelegen woning. De getuige keerde de bus om achteruit te kunnen inparkeren en toen zij zich omdraaide om naar achter te kijken, zag ze twee mannen uit de auto stappen en richting de aangever lopen. De aangever liep ook op het tweetal toe. Buiten voor de ingang naar het erf van de verdachte ontmoeten ze elkaar. De getuige benadrukt dat zij de aangever niet het erf van de verdachte heeft zien betreden. Zodra de mannen elkaar ontmoetten, begonnen ze met elkaar te vechten. Zowel de verdachte als de zoon had met de aangever gevochten. De getuige heeft niet gezien dat de zoon de aangever heeft vastgehouden zodat de verdachte hem kon steken; zij zag hem wel vechten met de aangever. Op enig moment viel de aangever op de grond en is de zoon weggegaan. Toen de politie aankwam zag de getuige dat de verdachte de aangever met iets zijn rug stak.
Ook getuige [2] werkt als buschauffeur voor het bedrijf van de broer van de aangever, ze is familie van de aangever. Zij reed op de avond van het incident in haar personenauto achter de bus van haar collega Balentien aan. Getuige [2] heeft niet gezien dat de aangever en zijn zoon uit hun auto stapten. Ze heeft de verdachte en zijn zoon met de aangever zien vechten, maar niet gezien hoe de steekwond in de buik werd toegebracht. Getuige [2] heeft de aangever niet het erf van de verdachte zien betreden.
Op de avond van het incident heeft het Team Forensische Opsporing van het politiekorps te Curacao op de plaats van het incident sporenonderzoek verricht. Het proces-verbaal van dat onderzoek bevat fotografische opnamen, genummerd 1 tot en met 6. Foto nummer 1 is een overzichtsfoto van de aangetroffen situatie. De foto’s 2 tot en met 5 laten vanuit verschillende posities twee bloedplassen zien op de plaats waar de verdachte door de politie is aangetroffen, en een met bloed doordrenkt stuk textiel. Foto 6 is een afbeelding van het mes dat bij het steekincident is gebruikt.
Door de verdediging is bij herhaling aangevoerd dat het forensisch onderzoek niet compleet is geweest. Er zouden op het erf waar de auto van de verdachte op de avond van het incident stond geparkeerd nog meer bloedsporen zijn, die niet door de technische recherche zijn onderzocht. Gezegd moet worden dat het dossier inderdaad geen beelden bevatte van de omgeving van het steekincident, en van de plek waar de auto van de verdachte toen stond. De scope van het forensisch onderzoek lijkt daarmee wat beperkt te zijn geweest. Bij tussenvonnis is dan ook bevolen om de beelden van de omgeving van het steekincident die daags na het incident door de broer van de verdachte zijn gemaakt, aan het dossier toe te voegen, en die door de technische recherche te laten beschrijven. Die beelden zijn aan het dossier toegevoegd, en tonen niet alleen de bloedplassen van de hiervoor bedoelde foto’s 2 tot en met 5, maar ook vlekken op het erf waar de auto van de verdachte auto stond. Gelet op de vergelijkbare kleur (roodbruinachtig) en vorm (spattenpatroon) van die vlekken, en gelet op de omstandigheid dat het navolgende bij herhaling door de verdediging is aangevoerd en niet gemotiveerd door het openbaar ministerie is weersproken, is voldoende aannemelijk geworden dat de vlekken op het naastgelegen erf ook bloedsporen zijn, en net als de foto’s 2 tot en met 5 in het hiervoor bedoelde proces-verbaal stil getuigen van het steekincident.
Het bloedspoor op het erf waar de verdachte op de avond van het incident uit zijn auto is gestapt, biedt steun aan de verklaring van de verdachte dat de confrontatie met de aangever op zijn terrein is begonnen. Die lezing verdraagt zich met de verklaringen van de getuigen die niet hebben gezien dat er is gestoken in de buikstreek, en niet hebben gezien dat de verdachte uit zijn auto stapte. Ten aanzien van de verklaring van getuige [1] overweegt het gerecht dat zij mogelijk het begin van het incident heeft gemist doordat zij op dat moment bezig was haar bus te keren en daarom niet heeft kunnen zien dat de aangever zich op het terrein van de verdachte heeft begeven; dat zij het incident niet van A tot Z heeft waargenomen verklaart waarom zij de eerste messteek heeft gemist. Het gerecht stelt dan ook als voldoende aannemelijk geworden vast dat de aangever een steekwond in zijn buikstreek heeft opgelopen op het moment waarop hij zich op het erf van de verdachte bevond, en niet op het zandplein daarvoor. Dat de aangever de verdachte in het gezicht heeft geslagen is niet aannemelijk geworden nu alleen de zoon van de verdachte daarover spreekt maar de verdachte zelf dat tijdens geen enkele van zijn verhoren heeft verklaard.
Niet strafbaar is een gedraging geboden door de noodzakelijke verdediging tegen de ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van lijf, eerbaarheid of goed van de dader zelf of van een ander, aldus de wettelijke definitie van het leerstuk ‘noodweer’ in artikel 1:114, lid 1, onderdeel b, van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
Van een ogenblikkelijke aanranding is ook sprake bij een onmiddellijk dreigend gevaar voor een aanranding, maar de enkele vrees voor zo'n aanranding is daartoe niet voldoende. De gestelde aanranding moet in redelijkheid beschouwd zodanig bedreigend zijn voor de verdachte dat deze kan worden aangemerkt als een ogenblikkelijke aanranding in de zin van het hiervoor geciteerde wetsartikel.
In het voor noodweer geldende vereiste dat de gedraging is ‘geboden door de noodzakelijke verdediging’ worden zowel de zogenoemde subsidiariteits- als de proportionaliteitseis tot uitdrukking gebracht. Deze met elkaar samenhangende en niet altijd scherp te onderscheiden eisen hebben betrekking op de vraag of de verdediging tegen de aanranding noodzakelijk was, respectievelijk op de vraag of de gekozen wijze van verdediging tegen de aanranding geboden was.
Artikel 1:115, onderdeel c, Sr bepaalt dat iemand niet strafbaar is wanneer hij een gedraging pleegt die het onmiddellijk gevolg is van een hevige gemoedsbeweging door een wederrechtelijke aanranding veroorzaakt, en daarbij de grenzen van noodzakelijke verdediging overschrijdt. Dit zogenoemde ‘noodweerexces’ kan in beeld komen bij een overschrijding van de grenzen van de noodzakelijke verdediging, dus wanneer aan alle voorgaande eisen is voldaan behalve aan de proportionaliteitseis.
Aangevoerd is dat de verdachte zich heeft verdedigd tegen de aangever, dat de aangever zich bedreigd voelde en toen zijn mes tegen de aangever heeft gebruikt.
Toegegeven kan worden dat de aangever op de avond van het incident niets te zoeken had bij de auto van de aangever, temeer daar er sprake was van een langlopend conflict tussen de beide buren. Zoals overwogen is de enkele vrees voor een aanranding niet voldoende voor een succesvol beroep op noodweer. Tot aan de avond van het incident was het bij dat conflict altijd bij woorden gebleven. Er zijn geen gronden bekend geworden op basis waarvan in redelijkheid kan worden gesteld dat sprake was van een zodanig bedreigende situatie voor de verdachte, dat deze kan worden aangemerkt als een ogenblikkelijke aanranding. Daaruit volgt dat er voor de verdachte geen noodzaak bestond om zich tegen de aangever te verdedigen, zodat dat het beroep op noodweer(exces) niet opgaat.
Indien een beroep op psychische overmacht is gedaan, zal op grond van dat verweer moeten worden onderzocht of de voorwaarden voor aanvaarding van psychische overmacht zijn vervuld. Die houden in dat sprake moet zijn van een van buiten komende drang waaraan de verdachte redelijkerwijze geen weerstand kon en ook niet behoefde te bieden. De voorwaarde dat ‘geen weerstand behoefde te worden geboden’ (‘behoorde te bieden’) toont aan dat psychische overmacht is niet alleen een psychologisch begrip is, maar ook een juridisch normatief begrip.
Zoals overwogen wordt het beroep op overmacht beoordeeld tegen de achtergrond van de toedracht die tot het incident heeft geleid. Die houdt in dat de verdachte door de aangever werd benaderd op zijn eigen terrein waar de aangever op dat moment niets te zoeken had. Er was sprake van een black-out en dat zal hebben bijgedragen aan de stress die de verdachte heeft ervaren door de conflictsituatie en de bedreigingen die de aangever uitte tegen de verdachte en zijn gezin. Daarnaast speelt een rol dat er sprake was van een verschil in fysiek tussen de verdachte en de jongere en forser gebouwde aangever. Deze omstandigheden tezamen vormen een van buiten komende drang om zich tegen de aangever teweer te stellen.
Niet aannemelijk geworden is echter dat de verdachte door de aangever werd aangevallen. Bovendien was de verdachte ten tijde van het incident niet alleen maar in het gezelschap van zijn zoon, en heeft hij bij eerdere incidenten steeds de hulp van de autoriteiten ingeroepen. Onder deze omstandigheden kan niet worden gezegd dat de noodsituatie zo acuut was dat de verdachte geen weerstand behoefde te bieden aan zijn aandrang om een mes te gebruiken. Dat maakt dat ook het beroep op psychische overmacht faalt.
Het beroep op een strafuitsluitingsgrond wordt weliswaar verworpen, de bovengenoemde feiten en omstandigheden zullen wel in strafmatigende zin meewegen bij het vaststellen van de op te leggen straf.

Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 2:259 juncto artikel 1:119 van het Wetboek van Strafrecht en wordt als volgt gekwalificeerd:
poging tot doodslag
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.

Strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.

Oplegging van de straf

Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Daarbij kan aansluiting worden gezocht bij de oriëntatiepunten straftoemeting, waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid van de gerechten in eerste aanleg zijn neerslag heeft gevonden. Daarin wordt voor een poging doodslag (waarbij zoals in dit geval sprake is van zwaar lichamelijk letsel) als indicatie een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes jaren gegeven.
In dit geval heeft de verdachte zijn buurman zo ernstig met een mes verwond dat zijn leven in gevaar kwam; het toegebrachte letsel is zodanig dat de aangever daardoor niet in staat is zijn vroegere arbeid te hervatten.
Naar het oordeel van het Gerecht kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde, met het oog op vergelding als strafdoel, in dit geval niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming meebrengt. De omstandigheden waaronder het feit is gepleegd maken evenwel dat het gerecht een lagere straf geboden vindt dan de straf die door het openbaar ministerie is gevorderd. Die omstandigheden zijn hierboven uitgebreid beschreven onder het kopje ‘verweren ten aanzien van de strafbaarheid.’ In het kort komen die erop neer dat de aangever met zijn vele bedreigingen aan het adres van de verdachte en zijn gezin, en door de verdachte tijdens een black-out op zijn eigen terrein te belagen, zelf in ernstige mate heeft bijgedragen aan de escalatie van het burenconflict. Daar komt bij dat de verdachte onjuist heeft verklaard over de toedracht van het incident.
Het gerecht houdt ook rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte is op leeftijd en, zo blijkt uit zijn strafkaart, nooit eerder veroordeeld voor enig misdrijf of overtreding. Thuis is de verdachte mantelzorger voor zijn hulpbehoevende en eveneens op leeftijd zijnde vrouw.
Het gerecht is, na dit een en ander te hebben afgewogen, tot de slotsom gekomen dat de na te noemen straf passend en geboden is. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.

Schadevergoeding

De benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt ANG 13.070 en bestaat voor een deel (ANG 10.070) uit materiele schade en voor het overige (ANG 3000) uit immateriële schade.
De verdediging heeft de vordering betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het Gerecht genoegzaam gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 april 2023.
De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Het gerecht ziet aanleiding daarbij een schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 1:78 Sr aan de verdachte op te leggen.
Voor het geval volledige betaling of volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet volgt, zal vervangende hechtenis van na te melden duur worden opgelegd.
De proceskosten van de benadeelde partij zullen ten laste van de verdachte worden gebracht. Tot op heden zijn die proceskosten begroot op een bedrag van
nihil.
BESLISSING
Het gerecht:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de
twee jaren;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
heft op de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte;
wijst de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij geleden schade toe tot een bedrag van
ANG 13.070,vermeerderd met de wettelijke rente over dit
bedrag vanaf 15 april 2023 tot aan de dag van de voldoening, en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij;
veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op
nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken;
legt aan de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij de verplichting op tot betaling aan het Land van een bedrag van
ANG 13.070, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
100 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 april 2023 tot aan de dag van de voldoening;
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. J. Snitker, bijgestaan door griffier mr. B.G. Scheepbouwer, en op 21 augustus 2023 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Curaçao.