ECLI:NL:OGEAC:2023:183

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
26 juli 2023
Publicatiedatum
7 augustus 2023
Zaaknummer
CUR202302282
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van conservatoir beslag in kort geding tussen Curaçao Industrial Services N.V. en Consultoria Buena Vista Playa

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 26 juli 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Curaçao Industrial Services N.V. (hierna: CIS) en Consultoria Buena Vista Playa (hierna: [gedaagde]). CIS vorderde de opheffing van conservatoir beslag dat door [gedaagde] was gelegd. De achtergrond van de zaak betreft een geschil over een commissie van 10% op een betaling die CIS van Aqualectra N.V. heeft ontvangen. CIS stelt dat er geen rechtsgeldige overeenkomst bestaat tussen haar en [gedaagde] en dat het beslag vexatoir is, omdat [gedaagde] geen bemiddelingswerkzaamheden heeft verricht die tot het resultaat hebben geleid.

Tijdens de zitting werd duidelijk dat [gedaagde] zelf niet aanwezig was, maar vertegenwoordigd werd door haar partner. Het Gerecht oordeelde dat er summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door [gedaagde] ingeroepen recht bleek. De rechter concludeerde dat de bemiddeling van [gedaagde] niet heeft geleid tot het resultaat dat CIS heeft behaald, en dat de beslagen daarom opgeheven moesten worden. Tevens werd [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten van CIS, die zijn begroot op NAf 1.950.

De beslissing van het Gerecht houdt in dat de beslagen met onmiddellijke ingang worden opgeheven en dat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad is verklaard. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. C.E.M. Nootenboom-Lock.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR202302282
Vonnis in kort geding van 26 juli 2023
in de zaak van
de naamloze vennootschap CURAÇAO INDUSTRIAL SERVICES N.V.,gevestigd in Curaçao,
eiseres,
gemachtigde: mr. Q.D.A. Carrega,
tegen
[GEDAAGDE],
handelend onder de naam CONSULTORIA BUENA VISTA PLAYA,
wonend in Curaçao,
gedaagde,
gemachtigde: mr. H.M.M. Alejandra.
Partijen worden hierna CIS en [gedaagde] genoemd.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
  • het verzoekschrift van 25 juli 2023,
  • de mondelinge behandeling van 26 juli 2023,
  • de door partijen op voorhand toegestuurde producties,
  • de pleitnotities.
1.2.
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
CIS is een aannemersbedrijf dat (vrijwel uitsluitend) werkzaamheden verricht voor Aqualectra N.V. (hierna: Aqualectra). Tussen CIS en twee andere aannemersbedrijven (Elux Technologies N.V. en Tiger Works B.V.) enerzijds en Aqualectra anderzijds is een geschil ontstaan over de tarieven voor aannemingswerkzaamheden over de periode 2010 – 2017.
2.2. [
Gedaagde] heeft een eenmanszaak, Consultoria Buena Vista Playa, opgericht op 16 oktober 2018. De eenmanszaak richt zich blijkens het uittreksel uit de Kamer van Koophandel op commerciële activiteiten.
2.3.
Op 20 november 2018 is een overeenkomst ondertekend door [gedaagde] en [betrokkene], op dat moment general manager van CIS. De overeenkomst luidt als volgt:
Konvenio di intermediashon
Korsou 20, di November 2018
Firmante, [betrokkene], General Manager i representante di CIS N.V., ta konfirma di lo paga Buena Vista Playa Consultancy un komishon di 10% di tur pago risibi, komo resultado di intermediashon for di Aqualectra N.V. pa pagonan atrasa di 2010
2.4.
In juli 2022 is CIS, samen met Elux en Tiger, een gerechtelijke procedure gestart tegen Aqualectra. Deze procedure heeft, na een gehouden comparitie op 12 juni 2023, geleid tot een vaststellingsovereenkomst tussen partijen. Op grond van deze vaststellingsovereenkomst heeft CIS NAf 1.700.000 ontvangen van Aqualectra.
2.5.
Na door het gerecht verkregen verlof heeft [gedaagde] op 21 juli 2023 ten laste van CIS conservatoir derdenbeslag gelegd onder de MCB en onder C.D.M. Holding N.V., de moedermaatschappij van CIS.

3.De vordering en de standpunten van partijen

3.1.
CIS vordert – samengevat – dat het gerecht de beslagen opheft.
3.2.
CIS legt aan de vordering ten grondslag dat er geen sprake is van enige vordering van [gedaagde] op CIS. De door [gedaagde] gepresenteerde bemiddelingsovereenkomst is niet bekend bij CIS. Bovendien was [betrokkene] niet bevoegd namens CIS een dergelijke overeenkomst aan te gaan. Daar komt bij dat uit niets blijkt dat [gedaagde] enige bemiddelingswerkzaamheden heeft verricht. In ieder geval is de uiteindelijke vaststellingsovereenkomst zonder enige bemoeienis van [gedaagde] tot stand gekomen, terwijl zelfs uit de zeer summiere overeenkomst volgt dat enkel aanspraak kan worden gemaakt op een vergoeding als door de inspanningen van [gedaagde] een concreet resultaat zou worden bereikt. Het gelegde beslag is vexatoir en dient daarom te worden opgeheven. Ook een afweging van belangen dient in het voordeel van CIS uit te pakken. Door het beslag is zij niet in staat lopende rekeningen te betalen en salarissen uit te keren.
3.3. [
Gedaagde] heeft het verweer gevoerd. Zij stelt zich op het standpunt dat zij door haar goede contacten bij Aqualectra de opdracht heeft aanvaard om onder meer CIS aan de onderhandelingstafel met Aqualectra te brengen. Het is [gedaagde] ook inderdaad gelukt om partijen (al voor het ondertekenen van de overeenkomst) met elkaar aan tafel te krijgen. Partijen zijn vervolgens zelf verder gaan onderhandelen, ieder met advocaten. Inhoudelijk is [gedaagde] daarbij niet betrokken geweest, maar de bemoeienis van [gedaagde] heeft uiteindelijk, in 2023, wel geleid tot een financieel resultaat. Omdat CIS niet wil erkennen dat [gedaagde] recht heeft op NAf 170.000 (10% van het ontvangen bedrag) voelde zij zich genoodzaakt beslag te leggen.

4.De beoordeling

4.1.
Ingevolge artikel 705 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering kunnen conservatoire beslagen door de rechter in kort geding onder meer worden opgeheven indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht blijkt. Op deze grond vordert CIS de opheffing.
4.2.
Ter zitting is [de partner van eiseres] verschenen namens [gedaagde]. Volgens zijn mededeling is hij haar partner en gevolmachtigde. [Gedaagde] zelf is niet verschenen. Uit het verhandelde ter zitting is naar voren gekomen dat, voor zover er al bemiddelingswerkzaamheden zijn uitgevoerd, dit in ieder geval niet is gedaan door [gedaagde]. [Gedaagde] heeft zelf ook geen contacten binnen Aqualectra. Het is [de partner van eiseres] geweest die, naar eigen zeggen vanwege zijn contacten als verslaggever, een ingang had bij Aqualectra. Dat [gedaagde], naast het ondertekenen van de door haar overlegde overeenkomst, enige andere activiteit of werkzaamheid heeft verricht is niet gebleken, nog daargelaten of dit dan zou hebben geleid tot resultaat.
4.3.
Er veronderstellenderwijs van uitgaande dat de door [de partner van eiseres] gestelde bemiddelingswerkzaamheden kunnen worden gezien als door [gedaagde] uitgevoerde werkzaamheden, geldt het volgende.
4.4.
In de door [gedaagde] overgelegde overeenkomst, die overigens door CIS wordt betwist, is opgenomen dat recht bestaat op 10% commissie als de bemiddeling van [gedaagde] zou leiden tot financieel resultaat voor CIS. Uit de feiten kan worden opgemaakt dat het behaalde resultaat (de vaststellingsovereenkomst) niet het gevolg is van inspanningen van [gedaagde] (dan wel [de partner van eiseres]). Uitgaande van de stellingen van [gedaagde] is het [de partner van eiseres] gelukt om in 2018 een ontmoeting te regelen tussen [betrokkene], de general manager van Elux en de directeur van Aqualectra […]. Deze ontmoeting vond plaats voor het sluiten van de overeenkomst tussen [gedaagde] en CIS. Ook nadien is er blijkbaar nog eenmaal met elkaar gesproken. Alle correspondentie is verlopen via de advocaten van CIS en Aqualectra. Niet aannemelijk is geworden dat de ontmoeting zoals hiervoor weergegeven heeft geleid tot het uiteindelijk behaalde resultaat. Integendeel, uit het gegeven dat partijen een civiele procedure zijn begonnen volgt dat de onderhandelingen (minst genomen) waren vastgelopen en de bemiddeling dus niet was geslaagd. Door [gedaagde] is niets overgelegd of gesteld waaruit zou kunnen volgen dat het [gedaagde] (of [de partner van eiseres]) is geweest die de ‘bal aan het rollen’ heeft gebracht. Onder die omstandigheden is de stelling van [gedaagde], dat het resultaat is behaald omdat die eerste ontmoeting jaren later heeft geleid tot de betaling van een bedrag, niet houdbaar. Dat betekent dat summierlijk is gebleken van de ondeugdelijkheid van het door [gedaagde] ingeroepen recht op betaling, laat staan op betaling van een bedrag van NAf 170.000.
4.5.
De beslagen zullen worden opgeheven. Omdat [gedaagde] in het ongelijk wordt gesteld, wordt [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten. De kosten van CIS worden tot aan deze uitspraak begroot op NAf 450 aan griffierecht en NAf 1.500 aan gemachtigdensalaris.
4.6.
De veroordelingen in deze uitspraak kunnen ook ten uitvoer worden gelegd als een van de partijen deze beslissing voorlegt aan het Hof.

5.De beslissing in kort geding

Het gerecht:
5.1.
heft de onder 2.5 bedoelde beslagen met onmiddellijke ingang op;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van CIS van NAf 1.950;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E.M. Nootenboom-Lock, rechter, en in het openbaar uitgesproken.