ECLI:NL:OGEAC:2023:176

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
19 juni 2023
Publicatiedatum
27 juli 2023
Zaaknummer
CUR202102158
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding na verkeersongeval

In deze zaak, die voor het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao is behandeld, betreft het een vordering tot schadevergoeding na een verkeersongeval. De eiser in conventie, wonend in Curaçao en vertegenwoordigd door mr. G.G. van Gils, heeft de New India Assurance Company Ltd en Seguros Muskús N.V. aangeklaagd. De zaak is op 19 juni 2023 behandeld, waarbij het gerecht het tussenvonnis van 17 oktober 2022 heeft gehandhaafd, met enkele aanpassingen. De eiser heeft gesteld dat hij financiële schade heeft geleden door loonderving als gevolg van het ongeval, maar het gerecht heeft geoordeeld dat de eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd om zijn stellingen te onderbouwen. De eiser heeft geprobeerd zijn schade te bewijzen met verklaringen en betalingsbewijzen, maar het gerecht heeft geconcludeerd dat de stelplicht en bewijslast bij de eiser ligt. Het gerecht heeft uiteindelijk de schade wegens inkomstenderving geschat op NAf 80.000,-, maar heeft de vordering van de eiser afgewezen, omdat hij aan New India een bedrag van NAf 10.500,- verschuldigd was. In reconventie heeft New India aanspraak gemaakt op terugbetaling van een voorschot van NAf 16.000,-, wat door het gerecht is toegewezen. De proceskosten zijn toegewezen aan New India, en de eiser is veroordeeld in de kosten van het geding. Het vonnis is uitgesproken door mr. O. Nijhuis, met mr. G. Benedictus als griffier.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR202102158
Vonnis van 19 juni 2023
in de zaak van
[EISER IN CONVENTIE],wonend in Curaçao,
eiser in conventie, verweerder in reconventie,
gemachtigde: mr. G.G. van Gils,
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
THE NEW INDIA ASSURANCE COMPANY LTD, general agent
SEGUROS MUSKUS N.V.,
gevestigd in Curaçao,
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,,
gemachtigden: mrs. A.C. van Hoof en E.G.I. van der Plank.
Partijen zullen hierna [eiser in conventie] en New India worden genoemd.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
- het vonnis van 17 oktober 2022 (hierna: het tussenvonnis),
- de akte van [eiser in conventie], ingediend op 23 januari 2023,
- de antwoordakte van New India, ingediend op 8 mei 2023.
1.2.
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De verdere beoordeling

in conventie
2.1.
Het gerecht handhaaft haar overwegingen en beslissingen in het tussenvonnis, behoudens voor zover daarvan in het navolgende wordt afgeweken.
2.2.
In reactie op de handhaving door [eiser in conventie] van diens stelling dat hij zijn financiële stukken heeft overhandigd aan [naam], betwist New India dat opnieuw. Naar het oordeel van het gerecht kan dat echter in het midden blijven. Bedoelde stukken zijn immers niet in het geding gebracht en [eiser in conventie] verbindt geen juridische gevolgen aan deze stelling van hem.
loonderving
2.3.
Bij het vonnis is de zaak naar de rol verwezen teneinde [eiser in conventie] voor de laatste maal in de gelegenheid te stellen zijn stellingen met betrekking tot de door hem gestelde inkomstenderving nader te onderbouwen.
2.4.
Daartoe heeft [eiser in conventie] in het geding gebracht een verklaring d.d. 17 januari 2023 van [naam 1] van Totaal Fast Bouw B.V. en een aantal betalingsbewijzen betreffende betalingen door Totaal Fast Bouw B.V. aan [eiser in conventie].
2.5.
Daaromtrent wordt het volgende overwogen. De stelplicht en de bewijslast ten aanzien van de door hem gevorderde vergoeding wegens loonderving rust op [eiser in conventie]. Zoals al eerder in deze procedure aan de orde is geweest, is voor de beoordeling van belang of [eiser in conventie] al dan niet in loondienst is van Totaal Fast Bouw B.V. Op deze vraag is [eiser in conventie] in zijn akte niet ingegaan en daarover geeft ook [naam 1] in zijn vorenbedoelde verklaring geen uitsluitsel.
Uit de door [eiser in conventie] in het geding gebrachte betalingsbewijzen valt daaromtrent evenmin iets af te leiden. Dat [eiser in conventie] in loondienst is bij Totaal Fast Bouw B.V., is dan ook niet komen vast te staan.
2.6.
Nu niet vaststaat dat [eiser in conventie] in loondienst was bij Totaal Fast Bouw B.V. en evenmin sedert het ongeval zijn mate van arbeidsongeschiktheid ooit is vastgesteld, kan de schade van [eiser in conventie] niet nauwkeurig worden vastgesteld. Het gerecht zal daarom overeenkomstig 6:97 Burgerlijk Wetboek (BW) de schade wegens inkomstenderving van [eiser in conventie] begroten door deze te schatten. De rechter heeft, mede blijkens de redactie van artikel 6:97 BW, een grote vrijheid bij de vaststelling van de hoogte van de te vergoeden schade. Hij is daarbij niet strikt gebonden aan de gewone regels van stelplicht, bewijslast en motiveringsplicht. In dit verband zal het volgende in aanmerking worden genomen.
2.7.
Naar het oordeel van het gerecht staat op grond van de stellingen van [eiser in conventie] en de door hem in het geding gebrachte producties voldoende vast dat [eiser in conventie], op welke juridische basis dan ook, structureel werkzaamheden verrichtte voor Totaal Fast Bouw B.V. en daarmee NAf 1.500,- per 2 weken verdiende.
2.8.
Dat [eiser in conventie] inmiddels niet meer bij Totaal Fast Bouw B.V. maar bij een derde zou hebben gewerkt, heeft New India niet onderbouwd. Daaraan wordt dan ook voorbijgegaan.
2.9.
Dat [eiser in conventie] NAf 1.500,- per 2 weken verdiende, wordt gebaseerd op de stellingen van [eiser in conventie] zelf alsmede op de verklaringen van [naam 1], te weten diens ongedateerde verklaring (verzoekschrift, prod. 4 en 11) en diens verklaring van 17 januari 2023 (akte van [eiser in conventie], prod.1). Concrete aanwijzingen dat de inkomsten van [eiser in conventie] een ander bedrag beliepen, zijn het gerecht niet bekend.
2.10.
Het staat vast dat [eiser in conventie] feitelijk niet heeft gewerkt van september 2017 tot en met augustus 2020 en voor 50% heeft gewerkt van september 2020 tot en met december 2020, maar diens mate van arbeidsongeschiktheid is sedert het ongeval nooit vastgesteld.
2.11.
Wel blijkt uit de in het geding gebrachte rapportages en verklaringen onder meer het volgende:
- Dokter Cabenda, die [eiser in conventie] op 28 september 2017 heeft gezien, rapporteert dat [eiser in conventie] forse beperkte rechterschouderfuncties heeft en dat met name de abductie fors is beperkt met een “painful arc” en dat het beeld neigt naar een zich ontwikkelende frozen schouder. En voorts: “De heer [eiser in conventie] kan met zijn schouderletsel geen armbelastende activiteiten uitvoeren. Hij kan zijn beroep als timmerman voorlopig niet uitvoeren, daar hij niet boven schouderhoogte kan werken en ook niet kan tillen, duwen, klimmen etc.” (verzoekschrift, prod. 3, en conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie, prod. 2).
- In zijn in r.o. 2.9 bedoelde ongedateerde verklaring schrijft [naam 1]: “[…] I mi kier informa boso ku actualmente e no ta trahando debi na un aksidente ku a tuma loga Mr . [eiser in conventie] ta ausente for di dia 28/8/2017 .”
- In een e-mail van 28 november 2017 schrijft dokter Cabenda dat de mobiliteit van de rechterschouder vrijwel onbeperkt is, dat [eiser in conventie] aangeeft alleen pijn te hebben bij abductie in de eindstand, dat [eiser in conventie] aangeeft af en toe al te klussen aan zijn eigen huis en dat hij (Cabenda) [eiser in conventie] weer volledig inzetbaar acht voor al zijn werkactiviteiten.
- Navin Ramrattan, orthopedisch chirurg, schrijft in zijn e-mail van 7 mei 2018 aan de gemachtigde van [eiser in conventie] (verzoekschrift, prod. 4): “[…] Gezien het feit dat patiënt rechts dominant is en zijn beroep van timmerman […] is mijn verwachting dat een beoordeling van de arbeidsongeschiktheid door een arbo-arts zal resulteren in een vooralsnog gehele arbeidsongeschiktheid. […] ”.
- Op 17 april 2019 schrijft genoemde Navin Ramrattan: “I am hereby referring to you Mr. [eiser in conventie] […]. He has a partial full thickness supraspinatus tendon rupture of his right shoulder, is a carpenter and is unable to work because of his shoulder complaints. […]” (verzoekschrift, prod. 7)
2.12.
Alle omstandigheden in aanmerking nemende, schat het gerecht de schade van [eiser in conventie] wegens inkomstenderving op een bedrag van NAf 80.000,-.
extra kosten en immateriële schade
2.13.
Met betrekking tot de door [eiser in conventie] als zodanig genoemde extra kosten heeft het gerecht reeds eerder geoordeeld en beslist dat deze zullen worden toegewezen tot een bedrag van NAf 1.500,- (tussenvonnis d.d. 17 oktober 2022) en met betrekking tot de immateriële schade dat deze zal worden toegewezen tot een bedrag van NAf 4.000,- (tussenvonnis d.d. 21 maart 2022).
schadebeperkende maatregelen
2.14.
Anders dan New India bepleit, zal met de eventuele inkomsten van [eiser in conventie] uit de verhuur van zijn woning geen rekening worden gehouden. Naar het oordeel van het gerecht kunnen die inkomsten namelijk niet worden beschouwd als inkomsten uit schadebeperkende maatregelen.
conclusie
2.15.
Het door [eiser in conventie] gevorderde bedrag van NAf 72.000,- bestaat uit een bedrag wegens loonderving, verminderd met reeds betaalde voorschotten, alsmede bedragen wegens extra kosten en immateriële schade. Per saldo heeft [eiser in conventie] naar het oordeel van het gerecht geen vordering op New India, maar is hij aan New India NAf 10.500,- verschuldigd:
Loonderving NAf 80.000,-
Reeds ontvangen
NAf 96.000,-
-/- NAf 16.000,-
Extra kosten NAf 1.500,-
Immateriële schade
NAf 4.000,-
-/- NAf 10.500,-
2.16.
Voor zover de vordering van [eiser in conventie] betrekking heeft op loonderving, zal deze daarom worden afgewezen. Wel toewijsbaar is het bedrag van NAf 5.500,- wegens extra kosten en immateriële schade.
in reconventie
2.17.
Gezien de beslissing in conventie heeft New India tot een bedrag van NAf 16.000,- aanspraak op terugbetaling van het door haar reeds betaalde voorschotbedrag van NAf 96.000,- wegens loonderving. In zoverre is haar vordering toewijsbaar en voor het overige zal deze worden afgewezen.
voorts in conventie en in reconventie
2.18.
Als in overwegende mate in het ongelijk gestelde partij zal [eiser in conventie] worden veroordeeld in de kosten van dit geding in conventie en in reconventie, gevallen aan de zijde van New India en tot aan dit vonnis begroot op: in conventie NAf 4.500,- (3 punten x NAf1.500,-, tarief 6) en in reconventie NAf 4.500,- (3 punten x NAf 1.500,-, tarief 6) x 50% wegens salaris gemachtigde, dus in totaal 6.750,-. De daarover gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar.

3.De beslissing

Het gerecht:
in conventie
3.1.
veroordeelt New India tot betaling aan [eiser in conventie] van een bedrag van NAf 5.500,-;
3.2.
verklaart dit vonnis wat betreft de veroordeling onder 3.1 uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie
3.3.
veroordeelt [eiser in conventie] tot betaling aan New India van een bedrag van NAf 16.000,-;
3.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de veroordeling onder 3.3 uitvoerbaar bij voorraad;
voorts in conventie en in reconventie
3.5.
wijst af het meer of anders gevorderde;
3.6.
veroordeelt [eiser in conventie] in de kosten van dit geding, gevallen aan de zijde van New India en tot aan dit vonnis begroot op NAf 6.750,-.
3.7.
bepaalt dat de proceskosten moeten worden betaald binnen veertien dagen na dit vonnis en veroordeelt [eiser in conventie] tot betaling van de wettelijke rente daarover vanaf veertien dagen na dit vonnis als niet binnen deze termijn wordt betaald;
3.8.
verklaart dit vonnis wat betreft de veroordelingen onder 3.6 en 3.7 uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. O. Nijhuis, rechter, bijgestaan door
mr. G. Benedictus, griffier, en in het openbaar uitgesproken.