In deze civiele zaak, uitgesproken op 3 juli 2023 door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, staat de vordering van I.F.C. International Freight (Caribbean) B.V. centraal. De eiseres, gevestigd in Nederland, vordert betaling van een bedrag van EUR 50.075 van de gedaagde, G&V Caribbean Cargo Services N.V., gevestigd in Curaçao. De zaak is ontstaan na een reeks van betalingen die door CCS zijn gedaan naar een Poolse bankrekening, waarvan later bleek dat deze niet toebehoorde aan IFC. De partijen hebben een langdurige samenwerking gehad, waarbij CCS jarenlang gelden overmaakte naar de bankrekening van IFC bij ABN AMRO in Nederland. Na beëindiging van de samenwerking heeft CCS, op basis van een e-mail die afkomstig leek te zijn van IFC, een bedrag van EUR 50.000 overgemaakt naar de Poolse bankrekening. IFC betwist echter dat deze betaling bevrijdend was, omdat de e-mail niet van haar afkomstig was en zij niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de cybercrime die heeft plaatsgevonden. Het gerecht heeft geoordeeld dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat de onjuiste betaling aan CCS kan worden toegerekend. De vordering van IFC is toegewezen, en CCS is veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De proceskosten zijn eveneens voor rekening van CCS.