ECLI:NL:OGEAC:2023:167

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
19 juni 2023
Publicatiedatum
13 juli 2023
Zaaknummer
CUR202300744
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot herstel van natuurlijke afwatering en proceskostenveroordeling

In deze civiele zaak, behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, heeft Aditi B.V. een vordering ingesteld tegen twee gedaagden, die eigenaar zijn van een naastgelegen perceel. Aditi vordert dat de gedaagden de natuurlijke afwatering van haar perceel in oude staat herstellen en belemmeringen opheffen, op straffe van een dwangsom. De zaak is ontstaan na een bouwvergunning die aan gedaagde sub 2 is verleend voor de bouw van een woonhuis en logeerruimte, wat volgens Aditi de natuurlijke afwatering van haar perceel verstoort. De rechtbank heeft eerder in een kort geding Aditi niet-ontvankelijk verklaard in haar vorderingen tegen de gedaagden, maar de huidige vordering betreft een andere juridische basis, namelijk artikel 5:38 van het Burgerlijk Wetboek, dat betrekking heeft op de afwatering van percelen.

Tijdens de zitting op 19 juni 2023 heeft de rechtbank vastgesteld dat er behoefte is aan nadere informatie van partijen en heeft zij besloten een mondelinge behandeling te plannen. Deze behandeling zal plaatsvinden op 5 september 2023, waarbij partijen in persoon moeten verschijnen, vergezeld van hun gemachtigden. De rechtbank zal ter plaatse de situatie bekijken en nadere inlichtingen van partijen verkrijgen, met als doel een minnelijke regeling te beproeven. De beslissing over de vordering is aangehouden tot na deze mondelinge behandeling.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR202300744
Vonnis van 19 juni 2023
in de zaak van
de besloten vennootschap
ADITI B.V.,gevestigd in Curaçao,
eiseres,
gemachtigden: mrs. D.M. Wildeman en J.F. Baart,
tegen

1.[GEDAAGDE sub 1],

wonend in Curaçao, en
2. [GEDAAGDE SUB 2],
wonend in Curaçao,
gedaagden,
gemachtigden: mrs. E.J.J. Huizing en N.J.M. Huizing.
Partijen zullen hierna Aditi en [gedaagden] c.s. (en gedaagden separaat: [gedaagde sub 1] respectievelijk [gedaagde sub 2]) worden genoemd.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties van 13 maart 2023,
- de conclusie van antwoord met producties, ingediend op 5 juni 2023.
1.2.
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
Aditi is eigenaar van een perceel, plaatselijk bekend [adres A] (hierna: het perceel Aditi). [gedaagden] c.s. zijn eigenaar van het naastgelegen perceel (hierna: het perceel [gedaagden] c.s.).
2.2.
Op 17 december 2020 is aan [gedaagde sub 2] een bouwvergunning verstrekt voor de bouw van een woonhuis en logeerruimte op [adres B] (althans, volgens de bouwvergunning; en dus niet, zoals Aditi kennelijk abusievelijk stelt, voor kavel 9).
2.3.
Bij vonnis in kort geding van 12 september 2022 heeft dit gerecht Adiyogi Trust niet-ontvankelijk verklaard in haar vorderingen jegens [gedaagden], onder meer inhoudende – als samengevat in het vonnis – “gedaagde te bevelen om de werkzaamheden in/om/bij het perceel direct te staken en gestaakt te houden in afwachting van het rapport van Domeinbeheer zodoende de natuurlijke afwatering komende van het perceel van eiser in oude staat te herstellen en de hinder veroorzaakt door gedaagde op te heffen, zulks op straffe van een dwangsom;” (vordering c).

3.De vordering en de standpunten van partijen

3.1.
Aditi vordert – samengevat – dat het gerecht [gedaagden] c.s. zal bevelen om de natuurlijke afwatering komende van het perceel van Aditi in oude staat te herstellen en iedere aan de afwatering opgeworpen belemmering op te heffen, zulks op straffe van een dwangsom, alsmede [gedaagden] c.s. te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
In het licht van de feiten legt Aditi aan haar vorderingen het volgende ten grondslag. De bebouwing van [gedaagden] c.s. verstoort ernstig de natuurlijke afwatering komende van het perceel van Aditi en dit is in strijd met artikel 5:38 Burgerlijk Wetboek (BW). Uit de feitelijke situatie volgt dat sprake is van een natuurlijke afwatering en [gedaagden] c.s. zijn gehouden tot het ontvangen van hemelwater dat op het erf van Aditi valt. Dat laatste gebeurt niet omdat [gedaagden] c.s. het perceel [gedaagden] c.s. zodanig hebben opgehoogd dat de gaten die in de scheidingsmuur van partijen waren aangebracht, zijn afgesloten. [gedaagden] c.s. dienen volgens de hoofdregel van artikel 5:38 BW iedere aan de afwatering opgeworpen belemmering op te heffen, zodat in zoverre de vordering van Aditi voor toewijzing gereed ligt.
3.3. [
gedaagden] c.s. voeren gemotiveerd verweer en concluderen dat het gerecht Aditi in haar vorderingen niet-ontvankelijk zal verklaren althans deze zal afwijzen, met veroordeling van Aditi in de proceskosten.
3.4.
Ter motivering van hun verweer voeren [gedaagden] c.s. het volgende aan. Zoals zij in het kort geding al hebben aangevoerd, hebben [gedaagden] c.s. hun perceel aangrenzend aan de scheidingsmuur tussen beide percelen over een lengte van ongeveer 2 meter opgehoogd. De resterende muur is ongeveer 33 meter lang. Het perceel grenzend aan dit laatstbedoelde gedeelte van de muur is niet opgehoogd; dit moet voldoende zijn om al het hemelwater te doen afvloeien. De ophoging is niet van enige invloed op de gestelde belemmering van de afwatering van eisers’ terrein. Bij die ophoging zijn geen afvoergaten in de muur afgesloten. In dat gedeelte van de muur zaten geen afvoergaten. [gedaagden] c.s. betwisten dat de ophoging in strijd is met de verleende bouwvergunning en met de wet en onrechtmatig is.
Aditi onderhoudt de gaten in de scheidingsmuur ten behoeve van de afwatering niet, heeft zonder toestemming van [gedaagden] c.s., in strijd met artikel 5:42 BW, bomen, heesters en heggen geplant, hetgeen een normale afloop van het hemelwater belemmert en gooit al haar afwaswater bij de muur, waardoor de grond verzadigd raakt.

4.De beoordeling

4.1.
Het gerecht heeft behoefte aan nadere informatie van partijen alsmede om de situatie ter plaatse te bekijken. Daartoe zal het gerecht een mondelinge behandeling bepalen, te houden eerst ter plaatse en direct aansluitend in Kas di Korte, op de dag en tijd als hierna bepaald.
4.2.
De mondelinge behandeling zal worden benut om, met het oog op de beoordeling van dit geschil, een goed inzicht te krijgen in de situatie ter plaatse en om aan de hand van de geschilpunten die partijen verdeeld houden, nadere inlichtingen van partijen te verkrijgen. Ten slotte zal deze mondelinge behandeling ook worden benut voor het beproeven van een minnelijke regeling.
4.3.
Voor zover partijen nadere stukken ter onderbouwing van hun vorderingen wensen in te dienen, moeten deze conform artikel 12 van het Procesreglement 2018, uiterlijk op de derde werkdag voor de dag van de zitting aan het gerecht en de wederpartij worden toegestuurd. Partijen krijgen de mogelijkheid de stukken op de zitting nader toe te lichten.
4.4.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5.De beslissing

Het gerecht:
5.1.
gelast een verschijning van partijen in persoon, desgewenst vergezeld van hun gemachtigden, ten einde:
- een goed inzicht in de situatie ter plaatse te verkrijgen
- nadere inlichtingen van partijen te verkrijgen
- een minnelijke regeling te beproeven.
5.2.
bepaalt daartoe een mondelinge behandeling op
dinsdag 5 september 2023 om 14.00 uur, eerst ter plaatse op het perceel Aditi en het perceel [gedaagden] c.s. en direct aansluitend in een nader te bepalen zaal van het gerechtsgebouw aan de Emancipatie Boulevard Dominico F. Don Martina 18, Curacao;
5.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. O. Nijhuis, rechter, en in het openbaar uitgesproken.