In deze zaak, die voor het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao is behandeld, betreft het een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man die in gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd zijn geweest. De vrouw heeft een verzoek ingediend om kosteloos te mogen procederen en om de man te veroordelen tot medewerking aan de verdeling van de pensioenrechten. De man heeft verweer gevoerd en verzocht om niet-ontvankelijkverklaring van de vrouw in haar vorderingen, met name met betrekking tot de pensioenrechten die tijdens het huwelijk zijn opgebouwd.
De feiten van de zaak zijn als volgt: het huwelijk van partijen is op 20 november 2017 ontbonden door echtscheiding, na een eerdere beschikking van het gerecht op 23 mei 2017. De vrouw heeft gesteld dat de man weigert om tot een verdeling van de pensioenrechten te komen. Het gerecht heeft vastgesteld dat de vrouw niet in staat is de proceskosten te dragen, en heeft haar verzoek om kosteloos te mogen procederen toegewezen.
Het gerecht heeft verder overwogen dat de man niet onwelwillend staat tegenover de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap, maar dat er ook andere vermogensbestanddelen en schulden zijn die in de verdeling moeten worden betrokken. Het gerecht heeft besloten om een comparitie van partijen te gelasten om meer informatie te verkrijgen over de pensioenrechten van de man en de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap. De man is opgedragen om uiterlijk op de derde werkdag voor de zitting een opgave van zijn pensioenrechten aan het gerecht en aan de vrouw te sturen. De comparitie zal ook worden benut om te bespreken hoe de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap gerealiseerd kan worden.
De beslissing van het gerecht is dat partijen op 31 augustus 2023 in persoon moeten verschijnen voor het geven van inlichtingen, en dat verdere beslissingen worden aangehouden.