ECLI:NL:OGEAC:2023:158

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
19 juni 2023
Publicatiedatum
7 juli 2023
Zaaknummer
CUR202101665 t/m CUR202101667 en CUR202104401 t/m CUR202104405
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aftrekbaarheid van onderhoudskosten voor een beschermd monument in de inkomstenbelasting

In deze zaak, uitgesproken op 19 juni 2023 door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, is het geschil ontstaan over de aftrekbaarheid van onderhoudskosten door een belanghebbende die eigenaar is van een onroerende zaak, geregistreerd als beschermd monument. De belanghebbende had kosten opgevoerd als onderhoudskosten in zijn aangiften inkomstenbelasting voor de jaren 2014, 2015 en 2017, maar de Inspecteur der Belastingen heeft deze kosten niet geaccepteerd. De belanghebbende heeft in totaal bedragen van NAf 56.299 (2014), NAf 55.578 (2015) en NAf 13.001 (2017) opgevoerd, maar de Inspecteur heeft slechts NAf 20.035 voor 2014 in aftrek toegestaan. De belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslagen, maar de Inspecteur heeft deze gehandhaafd. Het Gerecht oordeelt dat de belanghebbende niet heeft voldaan aan zijn bewijslast, aangezien hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat de opgevoerde kosten daadwerkelijk betrekking hebben op onderhoudswerkzaamheden aan de woning. De uitspraak van de Inspecteur wordt bevestigd, en het beroep van de belanghebbende wordt ongegrond verklaard. De kosten voor de brand- en natuurrampenverzekering zijn ook niet in aftrek toegestaan, maar het Gerecht oordeelt dat de Inspecteur ten onrechte interne compensatie heeft toegepast. De uitspraak eindigt met de beslissing dat de aanslagen in stand blijven en dat er geen proceskosten of griffierecht worden vergoed.

Uitspraak

Uitspraak van 19 juni 2023
BBZ nrs. CUR202101665 t/m CUR202101667 en CUR202104401 t/m CUR202104405
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[Belanghebbende],wonende te Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende zijn op respectievelijk 13 juli 2018 (2015), 5 oktober 2018 (2014) en 22 februari 2019 (2017) aanslagen inkomstenbelasting voor de jaren 2014, 2015 en 2017 opgelegd naar belastbare inkomens van NAf 203.725 (2014), NAf 141.253 (2015) en NAf 92.725 (2017).
1.2
Aan belanghebbende zijn voor de jaren 2014 en 2017 aanslagen premies AOV/AWW en premie AVBZ opgelegd naar premie-inkomens van respectievelijk NAf 212.103 (2014) en NAf 92.079 (2017). Voor het jaar 2015 is een aanslag premies AOV/AWW opgelegd naar een premie-inkomen van NAf 148.769.
1.3
Belanghebbende heeft op respectievelijk 23 augustus 2018 (2015), 2 november 2018 (2014) en 10 april 2019 (2017) tegen de aanslagen bezwaar gemaakt.
1.4
De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 23 april 2021 de aanslagen gehandhaafd.
1.5
Belanghebbende heeft op 18 juni 2021 pro forma beroep ingesteld tegen de uitspraken van de Inspecteur. Belanghebbende heeft daarvoor een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 50.
1.6
Belanghebbende heeft het beroep op 28 juli 2021 nader gemotiveerd.
1.7
Op 17 december 2021 heeft de Inspecteur wederom uitspraken op bezwaar gedaan. De bezwaren worden niet-ontvankelijk verklaard en de aanslagen worden gehandhaafd.
1.8
Belanghebbende heeft op 16 februari 2022 een nader stuk ingediend.
1.9
De Inspecteur heeft op 19 april 2022 bij e-mailbericht verweer gevoerd.
1.1
De zitting heeft plaatsgevonden op 21 april 2022 te Willemstad. Namens belanghebbende zijn verschenen [A] en [B], verbonden aan [Q]. Namens de Inspecteur is, met voorafgaand bericht, niemand verschenen. De rechter heeft de zaak aangehouden. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgesteld, hetwelk naar partijen is gestuurd.
1.11
Partijen zijn op 9 mei 2022 uitgenodigd voor de zitting van 29 juni 2022. Op verzoek van partijen is uitstel van de zitting verleend.
1.12
Een tweede zitting heeft plaatsgevonden op 29 september 2022 te Willemstad. Namens belanghebbende is verschenen [A]. Namens de Inspecteur is [B] verschenen. De rechter heeft het onderzoek gesloten.

2.FEITEN

2.1
Belanghebbende is eigenaar van de onroerende zaak (hierna: woning) gelegen te [adres]. De woning staat belanghebbende als hoofdverblijf ter beschikking. Belanghebbende is eigenaar van meerdere in Curaçao gelegen onroerende zaken.
2.2
De woning staat geregistreerd als beschermd monument in de zin van de Monumenteneilandsverordening Curaçao.
2.3
Belanghebbende heeft op respectievelijk 17 juli 2017 (2014), 9 november 2017 (2015) en 1 juni 2018 (2017) aangifte inkomstenbelasting gedaan.
2.4
Belanghebbende heeft in de aangiftes een bedrag aan onderhoudskosten opgevoerd van respectievelijk NAf 56.299 (2014), NAf 55.578 (2015) en NAf 13.001 (2017).
2.5
De Inspecteur heeft bij het opleggen van de aanslagen voor het jaar 2014 een bedrag aan onderhoudskosten van NAf 20.035 in aftrek toegelaten. Voor de jaren 2015 en 2017 zijn de opgevoerde onderhoudskosten niet geaccepteerd.
2.6
In de bezwaarfase heeft belanghebbende voor het jaar 2014 te kennen gegeven dat het bedrag aan onderhoudskosten NAf 74.894 bedraagt en niet NAf 56.299.

3.GESCHIL

3.1.
In geschil is of de opgevoerde kosten aftrekbaar zijn als onderhoudskosten in de zin van artikel 16, lid 1, letter h van de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 (hierna: LIB).
3.2
Deze vraag beantwoordt belanghebbende bevestigend en de Inspecteur ontkennend.

4.OVERWEGINGEN

Wettelijk kader onderhoudskosten

4.1.1
Ingevolge artikel 16, lid 1, letter h van de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 (hierna: LIB) worden als persoonlijke lasten aangemerkt bepaalde kosten die verband houden met de eigen woning die de belastingplichtige als hoofdverblijf ter beschikking staat.
4.1.2
Ingevolge onderdeel 3 van voornoemde bepaling worden als persoonlijke lasten aangemerkt de kosten van onderhoud van de eigen woning die is aangewezen tot beschermd monument op grond van de Monumenteneilandsverordening Curaçao.
4.1.3
Ingevolge artikel 4, lid 4, wordt (volgens de wettekst die in de onderhavige jaren gold) onder eigen woning verstaan een woning waarvan de belastingplichtige eigenaar is.
Beoordeling beroep
Vooraf
4.2
De Inspecteur heeft op 23 april 2021 op de bezwaren beslist en de aanslagen gehandhaafd. Bij de tweede uitspraken op bezwaar (17 december 2021) heeft de Inspecteur nogmaals op de bezwaren beslist. Het wettelijk stelsel brengt mede dat met het doen van uitspraak op een bezwaarschrift de behandeling van het bezwaar eindigt. Met de uitspraak op bezwaar van 23 april 2021 is derhalve de bezwaarfase geëindigd. Tegen de uitspraken op bezwaar van 17 december 2021 is geen beroep mogelijk.
4.3.1
De Inspecteur heeft – samengevat - aangevoerd dat de onderhoudskosten niet worden geaccepteerd omdat de overgelegde stukken (bonnen en facturen) onvoldoende inzicht geven in de aard van de (gestelde) verrichte werkzaamheden en ook is niet inzichtelijk gemaakt of de stukken wel zien op de woning. Belanghebbende heeft immers meerdere onroerende zaken. Hierbij heeft de Inspecteur gewezen op afschriften van bonnen en facturen die door belanghebbende zijn overgelegd, en die onder andere betrekking hebben op aankoop van meubels, inverter split-units, beddengoed, matrassen, auto-onderdelen alsmede facturen waarop een ander adres staat dan het adres van de woning. Volgens de Inspecteur is ook niet duidelijk of de kosten ook daadwerkelijk zijn betaald door belanghebbende.
4.3.2
De Inspecteur stelt dat bij het opleggen van de aanslag 2014 een bedrag van NAf 20.035 aan onderhoudskosten in aftrek is toegestaan. Dit is volgens de Inspecteur, nu de kosten niet aannemelijk zijn gemaakt, eerder te veel dan te weinig. Voor de jaren 2015 en 2017 is volgens de Inspecteur de aftrek terecht geweigerd nu belanghebbende ook deze kosten niet aannemelijk heeft gemaakt.
4.4
Een redelijke verdeling van de bewijslast brengt mee dat belanghebbende, die aanspraak maakt op een aftrekpost, daarvan de bewijslast draagt. Deze bewijslastverdeling brengt mee dat indien er twijfel bestaat over het door belanghebbende gestelde, dit ten nadele werkt van belanghebbende.
2014
4.5.1
Belanghebbende stelt dat een bedrag aan onderhoudskosten ten onrechte niet in aftrek is toegestaan. Ter onderbouwing van de onderhoudskosten voor het jaar 2014 heeft belanghebbende bij zijn bezwaarschrift een overzicht verstrekt van de door hem overgelegde bonnen en facturen. Hieraan is te zien dat het uitgaven zijn aan : building depot, Zirkel Trading, Kooyman, Door Design Curaçao, Marchena Hardware, JR’s Cooling Service, Pinturas Uni Curaçao, Mueblerama, Schildersbedrijf Mantenshon, Dani N.V. Cribal Automatismos, Marina Plumbing & Hardware Store en José. Het totale bedrag van de kosten voor het jaar 2014 bedraagt, volgens het overzicht, NAf 74.894,14.
2015 en 2017
4.5.2
Belanghebbende stelt dat voor het jaar 2015 NAf 55.578 en voor het jaar 2017 NAf 13.001 aan onderhoudskosten ten onrechte niet in aftrek zijn toegelaten. In zijn bezwaarschriften tegen de aanslagen inkomstenbelasting 2015 en 2017 heeft belanghebbende het volgende opgenomen: “Verder bevat het aangiftebiljet (..) alleen een vraag met betrekking tot onderhoudskosten van een eigen woning die als monument is aangewezen aftrekbaar zijn. De onderhoudskosten zijn ook bij die vraag ingevuld.” In de motivering van het beroep heeft belanghebbende enkel vermeld dat de bij onderhoudskosten opgevoerde facturen van Marsha Woudstra en Patric Bartels niet aftrekbaar zijn. Het Gerecht merkt op dat deze stukken niet bij het beroepschrift zijn gevoegd. Over deze jaren heeft belanghebbende verder niets ingebracht.
4.6
Het Gerecht overweegt als volgt. Om in aanmerking te komen voor de aftrek van onderhoudskosten in de zin van 16, lid 1, letter h LIB, geldt zoals belanghebbende dat terecht aanvoert, het vrije bewijsleer. Hierbij geldt overigens dat een tijdsverloop van zeven jaren niet meebrengt dat belanghebbende in het kader van een redelijke bewijslastverdeling niet aan zijn bewijslast hoeft te voldoen.
4.7
Voor alle jaren geldt dat belanghebbende niet heeft voldaan aan zijn bewijslast. De door belanghebbende voor het jaar 2014 daartoe ingebrachte overzicht is niet voldoende. Dit geldt eveneens voor hetgeen hij over de jaren 2015 en 2017 heeft aangevoerd. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat de uitgaven betrekking hebben op onderhoudswerkzaamheden aan de woning. Reeds om deze reden komen de uitgaven niet voor aftrek in aanmerking. Aan de vraag of de kosten door belanghebbende daadwerkelijk zijn betaald wordt niet toegekomen.
Premie brand- en natuurrampenverzekering
4.8
Ter zitting is gebleken dat de premie voor de brand- en natuurrampenverzekering voor het jaar 2014 ten bedrage van NAf 1.578 ten onrechte niet in aftrek is toegestaan door de Inspecteur. De Inspecteur heeft daarvoor een beroep op interne compensatie gedaan voor het ten onrechte in aftrek toegelaten bedrag van NAf 20.035. Het Gerecht oordeelt dat nu belanghebbende de onderhoudskosten niet aannemelijk heeft gemaakt, het beroep op interne compensatie van de Inspecteur slaagt.
Slotsom
Gelet op voorgaande dienen de aanslagen in stand te blijven.

5.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT

Het Gerecht ziet geen aanleiding voor een vergoeding van de proceskosten of het griffierecht.

6.DE BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gegeven door mr. D.J. Jansen, rechter, en uitgesproken op 19 juni 2023, in tegenwoordigheid van de griffier mr. A. Vellema-Meijers.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Emancipatie Boulevard Dominico “Don” Martina 18
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffie@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
- natuurlijke personen: NAf 200
- personenvennootschappen en rechtspersonen: NAf 500