In deze zaak, behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, gaat het om een vordering van [eiseres] tegen de stichting Fundashon Seru Di Orashon en het bisdom Willemstad. De vordering betreft de terugbetaling van een geldlening van NAf 1.000.000, die oorspronkelijk was overeengekomen tussen de stichting en de Caribische Handelsmaatschappij, en later was gecedeerd aan [eiseres]. De zaak draait om de vraag of de vordering is verjaard en of [eiseres] het bisdom als borg kan aanspreken voordat de vermogensbestanddelen van de stichting zijn uitgewonnen.
Het gerecht oordeelt dat de vordering niet is verjaard, omdat er betalingen zijn gedaan door het bisdom in de jaren 2014 tot en met 2022, wat de verjaring stuit. De stichting heeft echter haar verplichtingen uit de geldleningsovereenkomst niet nagekomen, en er is slechts een klein bedrag van NAf 37.348,77 betaald. Het gerecht wijst de vordering van [eiseres] tot betaling van NAf 962.651,23 toe, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 9 september 2022.
Daarnaast oordeelt het gerecht dat [eiseres] eerst het vermogen van de stichting moet uitwinnen voordat zij het bisdom kan aanspreken. Dit is in lijn met het subsidiaire karakter van de borgstelling. Het gerecht verbiedt [eiseres] om executoriale maatregelen te nemen tegen het bisdom totdat de stichting is uitgewonnen. De buitengerechtelijke kosten worden beperkt tot NAf 6.000, en de proceskosten worden gecompenseerd.