ECLI:NL:OGEAC:2023:143

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
6 juni 2023
Publicatiedatum
12 juni 2023
Zaaknummer
CUR202301228
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de vordering tot executie van alimentatieverplichting middels lijfsdwang

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, heeft de moeder een verzoek ingediend om de alimentatieverplichting van de vader middels lijfsdwang te executeren. De vader, die in 2021 gescheiden is van de moeder, heeft geen kinderalimentatie betaald, ondanks een eerdere beschikking die hem verplichtte om NAƒ 200 per kind per maand te betalen. De moeder heeft in juni 2022, zonder medeweten van de vader, met de kinderen naar Nederland verhuisd. De vader heeft pas na de zitting een eis in reconventie ingediend om de beslagen op te heffen, wat in strijd was met de procesregels. Het gerecht heeft deze eis buiten beschouwing gelaten.

De moeder heeft verschillende executiemaatregelen genomen, waaronder derdenbeslag bij de werkgever van de vader en de bank, en heeft een deel van de achterstallige alimentatie geïnd. De vader heeft echter recent een bedrag van NAf 6.000 aan achterstallige alimentatie betaald, wat de moeder heeft doen concluderen dat lijfsdwang noodzakelijk is om verdere betaling af te dwingen. Het gerecht heeft echter geoordeeld dat de vader inmiddels aan zijn verplichtingen heeft voldaan en dat de moeder niet voldoende heeft aangetoond dat andere dwangmiddelen niet effectief zouden zijn geweest.

Uiteindelijk heeft het gerecht de vorderingen van de moeder afgewezen, met de overweging dat de vader zijn verplichtingen inmiddels is nagekomen en dat de toepassing van lijfsdwang niet gerechtvaardigd is. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken door rechter F.J.F. Gerard, bijgestaan door griffier H. Akbuz.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

zaaknummer: CUR202301228
Vonnis in kort geding van 6 juni 2023
in de zaak van

[DE MOEDER],wonend in Nederland,eiseres in conventie, verweerster in reconventie, hierna: de moeder,gemachtigden: mrs. R.M.L. Conquet en D.J. Brug,

tegen

[DE VADER],

wonend in Curaçao,
gedaagde in conventie, eiser in reconventie, hierna: de vader,
gemachtigde: mr. D. Wildeman.

De procedure

1. Het procesverloop blijkt uit:
  • het verzoekschrift met producties, ingediend op 21 april 2023,
  • de producties zijdens de vader, ingediend op 22 mei 2023,
  • de mondelinge behandeling van 23 mei 2023, waarbij beide partijen pleitnotities hebben overgelegd.
2. Vonnis is bepaald op vandaag.

De feiten

3. Uit het huwelijk van de partijen zijn vier kinderen geboren.
4. De partijen zijn in 2021 gescheiden. De vader is op 14 april 2022 hertrouwd. Hij heeft met zijn nieuwe echtgenote een dochtertje, dat op 8 februari 2023 geboren is.
5. Bij in kracht van gewijsde gegane beschikking van 13 mei 2022 (hierna: Beschikking) heeft het gerecht bepaald dat de vader met ingang van 1 juni 2022 NAƒ 200 per kind per maand aan kinderalimentatie aan de moeder dient te voldoen.
6. De vader is vervolgens geen kinderalimentatie aan de moeder gaan betalen.
7. De moeder is eind juni 2022, zonder medeweten van de vader, met de kinderen naar Nederland verhuisd.
8. De Beschikking is op 23 juli 2022 aan de vader betekend, met bevel om aan de veroordeling te voldoen.
9. De vader is ook daarna geen kinderalimentatie gaan betalen.
10. Op 25 januari 2023 heeft de moeder ten laste van de vader executoriaal derdenbeslag gelegd onder Grown Up Early Learning Center B.V., volgens de moeder de toenmalige werkgever van de vader.
11. Bij e-mail van 19 april 2023 heeft de derdebeslagene aan (de gemachtigde van) de moeder kenbaar gemaakt dat de vader al een tijdje niet bij hen werkzaam is.
12. Op 28 april 2023 heeft de moeder executoriaal derdenbeslag ten laste van de vader gelegd onder de Maduro & Curiel’s Bank N.V. (hierna: MCB). Met dit beslag heeft de moeder een bedrag van NAf 2.798,63 geïnd.
13. Op 12 mei 2023 heeft de moeder executoriaal derdenbeslag ten laste van de vader gelegd onder Axxon B.V. (hierna: Axxon), de huidige werkgever van de vader.
14. Op 21 mei 2023 heeft de vader een bedrag van NAf 6.000 aan achterstallige alimentatie aan de moeder overgemaakt, gevolgd door NAf 1,37 op 23 mei 2023.

Het geschil

15. De vader heeft pas ter zitting een eis in reconventie – strekkende tot opheffing van de beslagen - ingediend. Dat is in strijd met art. 58j ° 57 van het Procesreglement, op grond waarvan die eis vóór 2 mei 2023 om 14.00 uur had moeten worden ingediend. De moeder heeft hierop niet gereageerd en heeft zich op deze tegenvordering ook niet kunnen voorbereiden Het gerecht laat daarom de eis in reconventie als in strijd met een behoorlijke procesorde buiten beschouwing. Beoordeling van die vordering zou overigens niet tot toewijzing hebben geleid, aangezien anders dan de vader stelt, hij nog steeds een schuld aan de moeder heeft. Hij is haar namelijk op grond van art. 706 Rv. ook alle beslagkosten verschuldigd, en die bedroegen volgens de deurwaarder ten tijde van het executoriaal beslag van de MCB (28 april 2023) al NAƒ 1.858,50.
16. De moeder vordert – samengevat – dat het gerecht haar verlof verleent om de Beschikking ten uitvoer te leggen middels lijfsdwang voor de duur van ten hoogste een jaar en tot een bedrag van NAf 9.600, zo nodig met behulp van de sterke arm van de politie en/of justitie. Daarnaast verzoekt de moeder dat het gerecht haar toestemming verleent om kosteloos te mogen procederen.
17. Zij legt daaraan het volgende ten grondslag. Zij is samen met de kinderen noodgedwongen naar Nederland verhuisd, maar heeft het daar nog steeds financieel moeilijk. De vader blijft weigeren kinderalimentatie te betalen, terwijl hij al geruime tijd op de hoogte is van de vaststelling daarvan in de Beschikking, en inkomsten uit arbeid genoot bij Grown Up Early Learning Center B.V. Deze werkgever heeft geen, althans geen juiste, verklaring als bedoeld in artikel 476a Rv. afgelegd. De moeder heeft inmiddels kunnen achterhalen dat de vader een andere baan heeft die hem in staat stelt aan zijn verplichtingen te voldoen. De betalingsonwil zijdens de vader staat daarmee vast. Hoewel hij het verschuldigde bedrag heeft voldaan, zal op korte termijn wederom geen vooruitzicht zijn op nakoming van de veroordeling door de man. Hierdoor worden de moeder en de kinderen zwaar in hun belangen getroffen. Gijzeling is thans dus de enige dwanginvorderingsmaatregel die de moeder daadwerkelijk ten dienste staat.
18. De vader voert daartegen het volgende aan. Naast het feit dat de moeder zich niet houdt aan de omgangsregeling zoals bepaald in de Beschikking, heeft zij hem nimmer de kans heeft gegeven om vrijwillig te betalen. Niet alleen heeft zij nagelaten minder vergaande dwangmiddelen in te zetten, bijvoorbeeld door het LBIO in Nederland in te schakelen, ook heeft zij dwangmiddelen ingezet die voldoende uitkomst hebben geboden waardoor het belang van de moeder lijfsdwang niet rechtvaardigt. Zo heeft de moeder executoriaal beslag gelegd onder de MCB en zo NAf 2.798,63 geïnd. Vervolgens heeft zij loonbeslag gelegd onder zijn huidige werkgever. Nu de vader het restant van het verschuldigde bedrag van NAf 8.800 aan de moeder heeft overgemaakt, is de achterstallige alimentatie in zijn geheel geïnd. Daarom concludeert de vader dat de vordering van de moeder dient te worden afgewezen.

De beoordeling

19. Het verzoekschrift is geen kort geding, maar moet op grond van art. 586 Rv. worden behandeld als een kort geding. Een spoedeisend belang is niet vereist.
20. De rechter kan, voor zover van belang, ingevolge artikel 585, aanhef en onder b Rv, op verlangen van de schuldeiser de tenuitvoerlegging bij lijfsdwang toestaan van beschikkingen waarbij een uitkering tot levensonderhoud, krachtens Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek verschuldigd, daaronder begrepen het verschuldigde voor verzorging en opvoeding van een minderjarige, is bevolen of toegezegd.
21. Het gerecht stelt voorop dat de vader de Beschikking, onder meer strekkende tot vaststelling van kinderalimentatie, dient na te komen. Niet kan worden geduld dat de alimentatieplichtige, in dit geval de vader, zich daaraan ten koste van de kinderen zou kunnen onttrekken. Het executiemiddel lijfsdwang strekt ertoe druk uit te oefenen op de alimentatieplichtige, zodat deze zijn verplichtingen nakomt.
Lijfsdwang is echter ook een zeer ingrijpend middel, omdat de alimentatieplichtige daarmee zijn persoonlijke vrijheid wordt ontnomen. Toepassing daarvan komt slechts aan de orde als aannemelijk is dat toepassing van een ander dwangmiddel onvoldoende uitkomst zal bieden en het belang van de schuldeiser (in dit geval de moeder) de toepasssing rechtvaardigt (art. 587 Rv). Voorts kan uitvoerbaarheid bij lijfsdwang niet worden uitgesproken indien de schuldenaar (de vader) aannemelijk maakt dat hij niet in staat is om aan zijn verplichtingen te voldoen (art. 588 Rv).
22. De vader heeft gesuggereerd dat de moeder hem nooit heeft verzocht om de kinderalimentatie te betalen en dat hij veronderstelde dat de alimentatieverplichting na het vertrek van de moeder naar Nederland niet meer gold.
Dit is juridisch en feitelijk onjuist. Juridisch is het onjuist, omdat de alimentatieverplichting op zichzelf niet wijzigt door emigratie van de kinderen.
Het betoog is ook feitelijk onjuist. Vaststaat immers dat de vader (pas) op 1 juli 2022 wist van de verhuizing van de moeder met de kinderen naar Nederland [1] en dat de Beschikking op 23 juli 2022 door de deurwaarder aan de vader is betekend. [2] De gemachtigde van de vader heeft ter zitting verklaard dat de vader die betekening nooit heeft ontvangen, en bovendien dat de deurwaarder haar heeft gezegd dat die betekening is geschied door een envelop met de Beschikking achter te laten en niet, zoals het betekeningsexploit vermeldt, in persoon. Uit navraag door het gerecht bij de desbetreffende deurwaarder is gebleken dat de gemachtigde van de vader inderdaad telefonisch met de deurwaarder over die betekening heeft gesproken, maar dat de deurwaarder uitdrukkelijk tegen die gemachtigde heeft gezegd dat de beschikking wel degelijk aan hem in persoon is betekend, zoals ook het exploot van 23 juli 2022 vermeldt.
Met andere woorden: de vader wist (ook) toen de moeder al in Nederland woonde, dat de moeder nakoming van de verplichting tot betaling van kinderalimentatie wenste.
24. De vader heeft gemotiveerd de stelling van de moeder betwist dat alle pogingen om hem op minnelijke wijze tot betaling te bewegen zijn mislukt. Haar stelling heeft de moeder niet aannemelijk gemaakt. Vaststaat dat de Beschikking op 23 juli 2022 aan de vader is betekend en dat hij is gesommeerd de kinderalimentatie te betalen. Het dossier bevat geen stukken, zoals e-mails of andere correspondentie, waaruit volgt dat de moeder, zoals zij stelt, de vader voorafgaand aan het verzoekschrift ook verder nog heeft verzocht c.q. gesommeerd om tot betaling over te gaan. Gezien het tijdsverloop en de relatie van de partijen had dit redelijkerwijs van haar mogen worden verwacht.
Daarnaast acht het gerecht van belang dat de moeder, die stelt dat de voormalige werkgever van de vader in gebreke is gebleven een verklaring te doen, althans onjuist heeft verklaard, het middel van artikel 477a Rv ten dienste stond, waarmee mogelijk ook (een deel van) de vordering had kunnen worden geïnd. Gesteld noch gebleken is dat de moeder van deze mogelijkheid gebruik heeft gemaakt.
Van belang is verder dat de vader inmiddels de achterstand aan kinderalimentatie heeft voldaan. Die achterstand bedroeg op de dag van de zitting NAƒ 8.800 en is voldaan door de inning bij de MCB van het bedrag van NAf 2.798,63, de betaling op 21 mei 2023 van NAƒ 6.000 en de betaling van het restant op de dag van de zitting.
Onder deze omstandigheden rechtvaardigt het belang van de moeder de toepassing van lijfsdwang niet. De vordering zal dus worden afgewezen. De vader zal er echter rekening mee moeten houden dat als hij volhardt in zijn weigering om de kinderalimentatie tijdig te betalen, een volgende poging van de moeder om de alimentatieverplichting te mogen executeren middels lijfsdwang meer kans op succes kan hebben.
25. Het gerecht zal het verzoek van de moeder om kosteloos te mogen procederen afwijzen, omdat het door haar overgelegde bewijs van onvermogen een verlenging is van een eerder, op 31 maart 2022 verstrekt bewijs van onvermogen. Dat bewijs dateert van vóór de Beschikking en kan dus niet op de onderhavige procedure betrekking hebben.
26. De slotsom is dat de vorderingen worden afgewezen. Het gerecht ziet in de relatie tussen de partijen aanleiding de proceskosten te compenseren en wijst daarmee de vorderingen van de partijen om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten af. Het is overigens niet vanzelfsprekend dat bij een eventuele volgende procedure wegens het niet betalen van kinderalimentatie de rechter dezelfde beslissing over de proceskosten zal nemen.

De beslissing

Het gerecht:
wijst alle vorderingen af,
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J.F. Gerard, rechter, bijgestaan door mr. H. Akbuz, griffier, en in het openbaar uitgesproken.

Voetnoten

1.Zo blijkt uit produktie 1 van de man.
2.Produktie 2 bij het verzoekschrift.