ECLI:NL:OGEAC:2023:140

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
5 juni 2023
Publicatiedatum
12 juni 2023
Zaaknummer
CUR202204551
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis ter nadere instructie in een verdelingszaak tussen echtgenoten na echtscheiding

In deze zaak, die voorligt bij het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, betreft het een verdelingszaak tussen twee echtgenoten, de man en de vrouw, die in algehele gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd zijn geweest. De echtscheiding is uitgesproken op 22 september 2020 en is op 10 juni 2021 ingeschreven. De man heeft verzocht om toestemming om kosteloos te mogen procederen en om de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap vast te stellen. De vrouw heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de vorderingen van de man.

Het gerecht heeft vastgesteld dat de man bewijs van onvermogen heeft geleverd, waardoor hem toestemming wordt verleend om kosteloos te procederen. De verdeling van de gemeenschap moet plaatsvinden op billijke wijze, waarbij de gemeenschap in beginsel bij helfte wordt verdeeld. De man heeft als peildatum 10 juni 2021 voorgesteld, maar na overleg met partijen is besloten om 1 juni 2020 als peildatum aan te houden, omdat dit de datum is van indiening van het verzoek tot echtscheiding.

Er is onduidelijkheid over de activa en passiva die tot de gemeenschap behoren, waaronder de echtelijke woning en de voertuigen. De vrouw heeft betwist dat de echtelijke woning tot de gemeenschap behoort, terwijl de man stelt dat dit wel het geval is. De verdeling van de pensioenrechten en de schulden aan verschillende banken zijn ook aan de orde gekomen. Het gerecht heeft partijen in de gelegenheid gesteld om nadere informatie en bewijsstukken te overleggen. Een nieuwe comparitie van partijen is gelast om verdere inlichtingen te geven en een schikking te beproeven. De beslissing is aangehouden tot de volgende zitting.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
Afdeling Civiel
Zaaknummer: CUR202204551
Vonnis van 5 juni 2023
inzake
[DE MAN],
wonend in Curaçao,
eiser,
gemachtigde: mr. N.B. Louisa,
tegen
[DE VROUW],
wonend in Curaçao,
gedaagde,
in persoon.
Partijen zullen hierna de man en de vrouw worden genoemd.

1.Het procesverloop

1.1
Het procesverloop blijkt uit:
- het inleidend verzoekschrift met producties, ingediend op 25 november 2022;
- de conclusie van antwoord met producties, ingediend op 8 december 2022;
- de comparitie van partijen op 9 mei 2023;
- de brief van 25 mei 2023 van de vrouw, per e-mail verstuurd op 27 mei 2023.
1.2
Vonnis is bepaald op 19 juni 2023, maar zal vandaag bij vervroeging worden uitgesproken.

2.De feiten

2.1
Partijen zijn in algehele gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd geweest. Bij beschikking van 22 september 2020 heeft dit gerecht de echtscheiding uitgesproken. Het huwelijk is ontbonden op 10 juni 2021 door inschrijving van die echtscheidingsbeschikking in de daartoe bestemde registers.
2.2
Bij de echtscheidingsbeschikking is de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap gelast. Die verdeling heeft nog niet plaatsgevonden.

3.Het geschil

De man vordert
“om, bij vonnis, voor zover mogelijk, uitvoerbaar bij voorraad:
(i) eiser toestemming te verlenen om kosteloos te mogen procederen;
(ii) de verdeling van de tussen partijen bestaande gemeenschap vast te stellen en te gelasten, met dien verstande dat de motorvoertuigen en woning, inclusief de daarin bevindende en tot de ontbonden gemeenschap van goederen toebehorende inboedel, aan gedaagde wordt toebedeeld met vergoeding van een eventuele overwaarde aan gedaagde;
(iii) de door gedaagde opgebouwd pensioen(en) bij helfte te verdelen;
(iv) te bepalen dat, indien noodzakelijk, het te wijzen vonnis in de plaats treedt van de noodzakelijke toestemming en medewerking van gedaagde bij het opmaken en tekenen van de notariële akte(s);
(v) ieder ander maatregel te nemen die het Gerecht geraden acht;
(vi) kosten rechtens.”
3.2
De vrouw voert gemotiveerd verweer.
3.3
Op de stellingen van partijen, voor zover voor de beoordeling van belang, zal hierna worden ingegaan.

4.De beoordeling

de onvermogendheid van de man
4.1
Gezien het bewijs van onvermogen dat de man is verleend en dat hij in het geding heeft gebracht, zal het gerecht hem toestemming verlenen kosteloos te procederen.
de verdeling
4.2
Volgens artikel 3:185 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) stelt de rechter de verdeling vast, rekening houdende naar billijkheid zowel met de belangen van partijen als met het algemeen belang. Daarbij geldt als uitgangspunt dat de gemeenschap bij helfte wordt verdeeld. Ook als juist is, zoals de vrouw aanvoert, dat de man nooit een positieve bijdrage ten behoeve van de gemeenschap heeft geleverd, wordt dat niet anders.
de peildatum
4.3
De man stelt voor als peildatum 10 juni 2021 aan te houden. Dit is de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking. De vrouw heeft daartegen aanvankelijk geen bezwaar gemaakt.
4.4
Ter comparitie is met partijen besproken dat dit een afwijking inhoudt van de wettelijke regel van artikel 1:99 lid 1 aanhef en sub b BW. Deze houdt in dat de gemeenschap in geval van beëindiging van het huwelijk door echtscheiding wordt ontbonden op het tijdstip van indiening van het verzoek tot echtscheiding. Volgens de echtscheidingsbeschikking is het verzoek tot echtscheiding ingediend op 1 juni 2020. Beide partijen hebben ter comparitie ingestemd met 1 juni 2020 als peildatum en het gerecht zal dan ook 1 juni 2020 als peildatum aanhouden.
4.5
In haar genoemde brief van 25 mei 2023 stelt de vrouw dat zij de datum van inschrijving van de echtscheiding (bedoeld zal zijn: de echtscheidingsbeschikking) absoluut wenst te handhaven als peildatum. Zoals uit het vorenstaande blijkt, ontbeert die wens een wettelijke basis. Daaraan wordt dan ook voorbijgegaan.
de gemeenschap
4.6
Tussen partijen bestaat geen overeenstemming omtrent de activa en passiva die tot de huwelijksgoederengemeenschap behoren.
4.7
Volgens het verzoekschrift van de man bestaat de gemeenschap uit de echtelijke woning aan het adres [adres A], een tweetal auto’s (een KIA Picanto uit 2015 en een Nissan Kicks uit 2020) en door de vrouw opgebouwde pensioenrechten.
De vrouw voert daartegen verweer in zoverre dat de echtelijke woning en de KIA volgens haar niet tot de activa van de huwelijksgoederengemeenschap behoren.
4.8
Voorts stelt zij dat daartoe wel behoren een aantal door de man niet genoemde schulden, en wel aan RBC Bank, BvCM en Banco di Caribe.
4.9
De activa en passiva die door partijen, althans een van hen, als zodanig worden beschouwd, zullen hierna achtereenvolgens worden besproken.
de echtelijke woning
4.1
Volgens de man is de echtelijke woning eigendom van partijen en valt deze in de gemeenschap.
4.11
De vrouw voert aan dat die woning wordt gehuurd van Woningbouw Curaçao N.V. en dus geen eigendom betreft en niet tot de gemeenschap behoort. Ter onderbouwing daarvan heeft zij producties in het geding gebracht.
4.12
De man zal in de gelegenheid worden gesteld zijn stelling dat de woning in de gemeenschap valt, te onderbouwen.
4.13
Tijdens de comparitie was de man er niet mee bekend of op de woning een hypothecaire schuld rust. Aan de man wordt tevens verzocht zich daaromtrent nader uit te laten. Naar het oordeel van het gerecht ligt het meer op de weg van de man dan van de vrouw om dat te doen, omdat de echtelijke woning volgens de man in de gemeenschap valt en volgens de vrouw een huurwoning is, terwijl zij, zoals hiervoor is overwogen, reeds producties ter onderbouwing van haar stelling in het geding heeft gebracht.
4.14
De vrouw maakt aanspraak op een vergoeding door de man, bestaande uit de helft van het bedrag dat zij aan huur heeft betaald, 50% van NAf 109.200,-, zijnde NAf 54.600,-. Een dergelijke vergoeding komt haar op grond van het huwelijksvermogensrecht niet toe en deze vordering wordt dus niet in de verdeling betrokken.
de KIA Picanto
4.15
De man heeft ter comparitie erkend dat de KIA is verkocht aan een dochter van partijen en dus niet tot de te verdelen gemeenschap behoort.
de Nissan Kicks
4.16
Partijen zijn het erover eens dat de Nissan tot de gemeenschap behoort. De vrouw rijdt in deze auto en wenst, evenals de man, dat deze aan haar wordt toebedeeld.
4.17
Uit de stukken die de vrouw met betrekking tot de Nissan in het geding heeft gebracht, kan niet worden afgeleid wat daarvan de actuele waarde is.
4.18
De vrouw zal in de gelegenheid worden gesteld de actuele waarde van de Nissan te laten taxeren en het daarvan op te stellen rapport (bijvoorbeeld een verklaring van een autodealer of garage) in het geding te brengen.
4.19
De vrouw heeft vanaf de peildatum de auto gebruikt. In verband met dat gebruik zal tussen partijen een nader te bepalen bedrag ten laste van de vrouw en ten gunste van de man moeten worden verrekend. Partijen zullen zich daaromtrent kunnen uitlaten.
de pensioenrechten van de vrouw bij Pan American Life
4.2
In 2022, dus na de ontbinding van de gemeenschap, heeft Pan American Life de contante waarde van haar pensioenrechten uitgekeerd aan de vrouw. Die contante waarde was NAf 29.995,- bruto, zijnde NAf 20.068,00 netto.
4.21
De vrouw zal in de gelegenheid worden gesteld opgave te doen van de contante waarde van haar pensioenrechten bij Pan America Life per 1 juni 2020.
de pensioenrechten van de vrouw bij APC
4.22
Bij de processtukken bevindt zich een brief van 3 mei 2023 van APC houdende een opgave van de ‘per 10 juni 2021 in de huwelijkse periode opgebouwde pensioenaanspraken’.
4.23
Volgens het arrest van de Hoge Raad van 27 november 1981, NJ 1982,503 (Boon/Van Loon) moeten pensioenrechten als deze in het algemeen voor het gedeelte dat op het tijdstip van de ontbinding van de gemeenschap door echtscheiding reeds was opgebouwd, bij de verdeling van de gemeenschap door middel van verrekening in aanmerking worden genomen. Op welke wijze en tot welke bedragen in dit geval verrekening moet plaatsvinden, dient te worden vastgesteld aan de hand van de eisen van redelijkheid en billijkheid, die op de verdeling van een gemeenschap van toepassing zijn.
De verrekenen pensioenrechten bestaan dus niet alleen uit hetgeen is opgebouwd tijdens de huwelijkse periode maar ook hetgeen daaraan voorafgaand is opgebouwd. Omdat de peildatum 1 juni 2020 is, zal dus in beginsel de totale waarde van de pensioenaanspraken per 1 juni 2020 bij de verdeling moeten worden betrokken.
Dat het APC blijkens haar brief van 3 mei 2023 haar berekening heeft beperkt tot de ‘in de huwelijkse periode opgebouwde pensioenaanspraken’, is in het kader van de verdeling dan ook onjuist.
4.24
De vrouw zal in de gelegenheid worden gesteld de waarde van haar pensioenrechten bij APC per 1 juni 2020 te laten berekenen en die opgave in het geding te brengen.
4.25
De man heeft in beginsel, anders dan hij vordert, geen aanspraak op de helft van de contante waarde van dit pensioen, maar op voorwaardelijke uitkeringen. Dit is slechts anders als de vrouw instemt met de verdeling van de contante waarde. Dat laatste is, naar het gerecht begrijpt, niet het geval.
de schulden aan RBC Bank, BvCM en Banco di Caribe
4.26
Volgens opgave van RBC Bank bedraagt de schuld aan haar per 9 februari 2023 NAf 21.620,63, volgens opgave van BvCM bedraagt de schuld aan haar per 13 januari 2021 NAf 18.852,19 en volgens opgave van Banco di Caribe bedragen de schulden aan haar per 31 mei 2021 NAf 461,89, NAf 50.770,06 en NAf 1.984,89.
Deze opgaven heeft de vrouw in het geding gebracht en zijn door de man niet weersproken. Daarvan zal dan ook worden uitgegaan.
4.27
Niet is gesteld of gebleken dat de vrouw deze althans een dezer schulden na de peildatum is aangegaan. In verband met de verdeling verzoekt het gerecht de vrouw naar keuze: of 1) een opgave van die schulden aan RBC Bank, BvCM en Banco di Caribe per 1 juni 2020 of 2) opgave te doen van de betalingen (aflossing en rente) op die schulden die zij aan deze crediteuren heeft gedaan vanaf 1 juni 2020 tot 9 februari 2023 aan RBC Bank, vanaf 1 juni 2020 tot 13 januari 2021 aan BvCM en vanaf 1 juni 2020 tot 31 mei 2021 aan Banco di Caribe, onder overlegging van bewijsstukken van die betalingen.
ten slotte
4.28
Nadat partijen nadere stukken als in dit vonnis omschreven, in het geding hebben gebracht, zal, zoals afgesproken ter comparitie van 9 mei 2023, opnieuw een comparitie van partijen worden gelast tot het geven van inlichtingen en het beproeven van een schikking.
4.29
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5.De beslissing

Het gerecht:
verwijst de zaak naar de rol van
28 augustus 2023voor akte uitlating door beide partijen, en wel
door de man omtrent hetgeen is overwogen in rechtsoverwegingen 4.12, 4.13 en 4.19 en
door de vrouw omtrent hetgeen is overwogen in rechtsoverwegingen 4.18, 4.19, 4.21, 4.24 en 4.27,
bepaalt dat beide partijen daarna bij antwoordakte op elkaars akte zullen mogen reageren,
bepaalt dat vervolgens opnieuw een comparitie van partijen zal worden gelast,
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. O. Nijhuis, rechter, en op 5 juni 2023 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.