ECLI:NL:OGEAC:2023:127

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
11 mei 2023
Publicatiedatum
9 juni 2023
Zaaknummer
CUR202300718
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens veranderingen in de omstandigheden en ernstig verwijtbaar gedrag

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 11 mei 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen de Stichting Verpleeghuizen Curaçao, h.o.d.n. Betesda, en de verweerster, een ziekenverzorgende. Betesda verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst op basis van gewichtige redenen, waaronder ernstig verwijtbaar gedrag van de verweerster. De verweerster was sinds 1 oktober 2015 in dienst en had te maken met meerdere incidenten en schendingen van gedragsregels, wat leidde tot een voorwaardelijk ontslag in 2020 en een schorsing in 2023. Betesda stelde dat de verweerster zich niet hield aan de regels en dat er sprake was van een verstoorde arbeidsrelatie. De verweerster voerde verweer en stelde dat er sprake was van discriminatie en schending van haar rechten onder het EVRM. Het Gerecht oordeelde dat de verweerster de feiten van Betesda niet had betwist en dat er voldoende grond was voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst. De ontbinding werd toegewezen per 1 juni 2023, zonder vergoeding aan de verweerster, die ook werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
Zaaknummer: CUR202300718
Beschikking d.d. 11 mei 2023
Inzake
de stichting
STICHTING VERPLEEGTEHUIZEN CURAÇAO,
h.o.d.n. Betesda,
gevestigd in Curaçao,
verzoekster,
gemachtigden: mrs. A.C. van Hoof en S.M.A. Gonzales,
tegen
[VERWEERSTER],
wonend in Curaçao,
verweerster,
gemachtigde: [naam 1].
Partijen zullen hierna Betesda en [verweerster] worden genoemd.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van 9 maart 2023 met producties;
- het ‘verweer(schrift) tevens pleitnota’ van 11 april 2023 met producties van [verweerster];
- de ‘aanvullende pleitnota 2’ van 21 april 2023 met producties van [verweerster];
- een e-mail van 22 april 2023 van [verweerster];
- de mondelinge behandeling op 25 april 2023, waar zijn verschenen namens Betesda mevrouw [naam 2] Wanner, directeur, bijgestaan door haar gemachtigden, en [verweerster], bijgestaan door haar gemachtigde.
1.2.
De beschikking is bepaald op 25 mei 2023, maar zal vandaag bij vervroeging worden uitgesproken.

2.De vaststaande feiten

2.1 [
verweerster] is als ziekenverzorgende in dienst van Betesda. Dit dienstverband is aangegaan per 1 oktober 2015 (volgens de overgelegde arbeidsovereenkomst) dan wel 25 oktober 2015 (zo stelt Betesda).
2.2
In een beoordelingsverslag van 2 september 2016 staat het volgende:
“[…] Voor deze beoordeling heeft zr. [verweerster] een voldoende gescoord, maar zou in de volgende periode een “coaching traject” moeten gaan met mij. Zr. [verweerster] moet aan een aantal punten meer gaan werken:
Vakkennis […]
Gedrag in werksituatie t.o.v. leidinggevend […]
Zelfstandigheid […]”
[verweerster] heeft tegen dat verslag bezwaar gemaakt.
2.3
Per 1 oktober 2016 is het dienstverband omgezet in een dienstverband voor onbepaalde tijd.
2.4
Voor de medewerkers van Betesda, dus ook voor [verweerster], gelden gedragsregels (kódigo di kondukta Kas di kuido Betèsda). Deze zijn in 2016 geïntroduceerd om binnen Betesda een goede sfeer te creëren en/of te behouden.
2.5
Betesda heeft in december 2020 een ziekteverzuimbeleid geïntroduceerd.
2.6
Een brief van 8 mei 2020 van Betesda aan [verweerster] luidt als volgt:
“[…]
Naar aanleiding van het incident op 18 april 2020 het volgende:
Gedurende het gesprek met de directeur [naam 2], manager zorg [naam 3] en pz functionaris [naam 4] heeft u erkent dat u niet conform uw eed als ziekenverzorgster heeft gehandeld.
U heeft de familielid van een bewoner onbeschoft behandeld en vervolgens agressief gedrag vertoond in het bijzijn van medebewoners.
Dit gedrag is onacceptabel in het bijzonder binnen Betèsda en in het algemeen als ziekenverzorgster. Zeker na het feit dat Betèsda u de afgelopen tijd diverse cursussen heeft gegeven over de bejegening naar bewoners en familie toe. U bent de afgelopen jaren diverse malen door uw afdelingshoofd en samen met de pz functionaris aangesproken over uw houding en gedrag. Dit heeft ook niet geleid tot verandering van uw gedrag en bejegening.
Door de ernst van deze situatie en met name het onverbeterlijke gedrag, krijgt u “een voorwaardelijk ontslag”, met een proeftijd van 6 maanden per ingaande 11 mei 2020.
[…]”
2.7
In een brief van 24 januari 2022 aan [verweerster] heeft Betesda eerst een aantal (Covid-gerelateerde) incidenten beschreven waarbij [verweerster] betrokken was, waarna die brief als volgt vervolgde:
“Wij zien een duidelijke lijn in gedrag in deze incidenten in een relatieve kort dienstverband dat aangevangen is op 1 oktober 2015. De ernst van deze incidenten ia op een gegeven moment zodanig opgelopen dat u zelfs amper twee (2) jaar geleden, namelijk 8 mei 2020 een voorwaardelijk ontslag is opgelegd. Net zoals toen vertoont u weer het onverbeterlijke onaanvaardbare gedrag van weigering zich te houden aan protocollen en gedragsregels. U gedraagt zich niet als een goede werknemer betaamt (artikel 1615 d Burgerlijk Wetboek 7A) die zijn verantwoordelijkheid draagt en inhoud geeft aan de eed die zij als ziekenverzorgster heeft afgelegd. U handelt onbeschoft en agressief tegen uw leidinggevenden (artikel 1615 p lid 5 Burgerlijk Wetboek 7A) en omstaande voelen zich bedreigd.
Het niet willen komen werken kan als dienstweigering beschouwd worden dat op zich zelf al ernstig genoeg is […]
Uw weigering om KN95 mondkapje te dragen conform het op dat moment geldende protocol kan beschouwd worden als roekeloos gedrag, hetgeen onze bewoners, uw collega’s en last but not least uzelf en uw gezin in besmettingsgevaar brengt […] (artikel 1615 p lid 8 Burgerlijk Wetboek 7A)
Ieder van deze redenen individueel zijn redenen voor ontslag wegens dringende reden voor de werkgever zoals vastgelegd in artikel 1615 p Burgerlijk Wetboek 7A. Maar het feit dat u reeds in het verleden zich schuldig heeft gemaakt aan dergelijke overtredingen dat u een voorwaardelijk ontslag is opgelegd en u ondanks deze maatregel amper 2 jaar later weer zich schuldig maakt aan een reeks van overtredingen die ieder van dermate ernst zijn dat ontslag wegens dringende reden op zijn plaats is, laat geen andere optie open dan ontslag om dringende reden.
Maar gezien de pandemie tijden waarin onze samenleving zich momenteel in bevindt en de moeilijkheden die deze tijden brengen voor u en uw gezin, halen wij als werkgever ons hand over ons hart. Wij bieden u ondanks het bovenstaande een ontslagvergoeding aan conform onze wetgeving. U bent arbeidsongeschikt tot en met 27 januari 2022, wat de reden is dat wij wachten op de dag dat u weer arbeidsgeschikt bent namelijk 28 januari 2022 om u deze ontslagbrief te overhandigen.”
2.8
Betesda heeft op 23 september 2022 een verzoek tot een ontslagvergunning ingediend bij de directie arbeidszaken. Dat verzoek is afgewezen.
2.9
Betesda heeft [verweerster] geschorst naar aanleiding van een incident dat zich op 24 februari 2023 heeft voorgedaan, welke schorsing thans nog voortduurt.

3.Het geschil

3.1
Betesda verzoekt het gerecht:
“om de arbeidsovereenkomst tussen haar en [verweerster], op de kortst mogelijke termijn, te ontbinden wegens uitgestelde dringende reden thans gewichtige redenen in de zin van artikel 7A:1615w BW, zonder een vergoeding aan [verweerster] toe te kennen.”
3.2
In het licht van de feiten legt Betesda aan dat verzoek het volgende ten grondslag. [verweerster] houdt zich niet aan de regels en schiet tekort in haar houding en gedrag. Er is sprake van ernstige incidenten en onhoudbaar gedrag van [verweerster] jegens haar collega’s en patiënten in Betesda. [verweerster] is hier door de jaren heen meermaals op gewezen en heeft ook meerdere waarschuwingen en schorsingen gehad, maar verbetering is uitgebleven. Ten tijde van de aanvraag om een ontslagvergunning aan SOAW zat [verweerster] in een begeleidingstraject wegens een schorsing en voorwaardelijk ontslag. Op 24 februari 2023 heeft zich wederom een incident voorgedaan tussen [verweerster] en collega’s van haar. Naar aanleiding daarvan is [verweerster] geschorst. Betesda heeft geen enkel vertrouwen in een verdere goede samenwerking met [verweerster].
Ten aanzien van [verweerster] is sprake van dienstweigering, onbeschoft gedrag, overtredingen van regels, slechte werkhouding en gedrag. Dit zou voldoende grond opleveren voor ontslag op staande voet wegens dringende redenen. Daartoe is Betesda als goed werkgeefster niet overgegaan vanwege de slechte sociaal-economische situatie op Curaçao. Het onderhavige verzoek is gebaseerd op gewichtige redenen in de zin van een uitgestelde dringende reden althans in de zin van veranderingen van de omstandigheden. Het slechte gedrag van [verweerster] is er de oorzaak van dat Betesda het dienstverband met [verweerster] wenst te beëindigen. Die beëindiging ligt dan ook in de risicosfeer van laatstgenoemde en daarom behoort billijkheidshalve geen vergoeding aan haar te worden toegekend.
3.3 [
verweerster] voert gemotiveerd verweer en concludeert in haar verweer(schrift) tevens pleitnota:
“dat het Gerecht
1. de verzoeken van de SVC h.o.d.n. Betèsda af te wijzen,
- wegens schending van artikel 14 van het EVRM, en
- wegens schending van de op 16 januari 2023 door het Land Curaçao, namens de Wetgever (Trias Politica) ingevolge de Landsverordening beëindiging arbeidsovereenkomsten (P.B. 1972 no. 111), gegevens WEIGERING’S Beschikking als een WETTIG AFWIJZING tot Beëindiging en/of Ontbinding van de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst van 1 oktober 2016, welke wettig afwijzing sinds 16 januari 2023 in het bezit is van de SVC h.o.d.n. Betèsda;
2. SVC h.o.d.n. Betèsda te veroordelen in de proceskosten, aan de zijde van mw. [verweerster] begroot op NAf. 1.500,00 aan gemachtigde(n)salaris;
2.1
de proceskosten veroordeling uitvoerbaar bij voorraad te
verklaren,”
3.4
In haar aanvullende pleitnota 2 concludeert [verweerster] wat betreft onderdeel 1 in identieke zin, terwijl de onderdelen 2 en 2.1 luiden als volgt:
“2. SVC h.o.d.n. Betèsda te veroordelen tot betaling van een Vergoeding van Naf. 3.300,00 vanwege de door de door de SVC h.o.d.n. Betèsda veroorzaakte Materiële Schade aan mw. [VERWEERSTER];
2.1
De Materiële Schade veroordeling uitvoerbaar bij voorraad te
verklaren,”
3.5
Op de stellingen en verweren van partijen, voor zover voor de te nemen beslissing van belang, zal hierna worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1
Ter zitting kon de gemachtigde van [verweerster] desgevraagd niet aangeven welke conclusie [verweerster] verbindt aan haar verweer, die opgenomen in haar verweer(schrift) tevens pleitnota (r.o. 3.3) of die opgenomen in haar aanvullende pleitnota 2 (r.o. 3.4). Uit het onderstaande volgt dat zulks voor de beslissing in deze zaak niet van belang is.
4.2 [
verweerster] heeft in haar verweer(schrift) tevens pleitnota noch in haar aanvullende pleitnota 2 de stellingen van Betesda in haar verzoekschrift inhoudelijk weersproken en tijdens de behandeling evenmin, ook niet na een expliciete vraag van de rechter daaromtrent. [verweerster] heeft slechts aangevoerd dat al hetgeen Betesda heeft gesteld en in het geding heeft gebracht eenzijdig is en dat [verweerster] nooit de gelegenheid heeft gehad naar voren te brengen wat ze heeft meegemaakt. Dit kan niet worden beschouwd als een gemotiveerde betwisting.
4.3
Nu [verweerster] de in het verzoekschrift gestelde feiten niet heeft betwist, zal worden uitgegaan van de juistheid daarvan.
4.4
Haar verweer dat sprake is van strijd met artikel 14 EVRM heeft [verweerster] onderbouwd door aan te voeren dat, zo begrijpt het gerecht, [verweerster] wordt gediscrimineerd in vergelijking met andere medewerksters van Betesda omdat, als er iets misgaat, zij wordt ‘aangepakt’ en haar collega’s die ‘vertrouwelijk’ zijn met de directeur, niet.
4.5
Artikel 14 EVRM luidt als volgt:
“Het genot van de rechten en vrijheden die in dit Verdrag zijn vermeld, moet worden verzekerd zonder enig onderscheid op welke grond ook, zoals geslacht, ras, kleur, taal, godsdienst, politieke of andere mening, nationale of maatschappelijke afkomst, het behoren tot een nationale minderheid, vermogen, geboorte of andere status.”
4.6
Haar beroep op artikel 14 EVRM heeft [verweerster] op geen enkele wijze feitelijk onderbouwd of gemotiveerd; zij heeft slechts in zijn algemeenheid aangevoerd dat Betesda haar anders behandelt dan haar collega’s.
4.7
Indien Betesda een dergelijk onderscheid zou maken tussen haar werknemers – het gerecht heeft daarvoor overigens geen enkele aanwijzing –, zou dat op zichzelf betreurenswaardig zijn. Ware dat aan de orde, dan zou artikel 14 EVRM [verweerster] echter geen soelaas bieden in het kader van haar verweer tegen het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst, omdat het maken van een degelijk onderscheid niet afdoet aan de onweersproken gebleven verwijten van Betesda aan het adres van [verweerster].
4.8
Dat verweer wordt dan ook verworpen.
4.9
Geen rechtsregel verbiedt Betesda een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst in te dienen nadat haar verzoek tot het verlenen van een ontslagvergunning is afgewezen. Met de trias politica heeft dit overigens niets van doen. Ook het verweer van [verweerster] dat Betesda door haar onderhavige verzoek de beschikking tot weigering van de ontslagvergunning schendt, wordt daarom verworpen.
4.1
Uit de – het zij herhaald: onbetwist gebleven – stellingen en overgelegde producties van Betesda volgt dat vrijwel vanaf het begin van het dienstverband [verweerster] zich jegens collega’s, leidinggevenden en patiënten heeft gedragen op een wijze die voor Betesda niet acceptabel was en zij meermaals bij incidenten was betrokken. Zij heeft zich eveneens meermaals niet gehouden aan interne regels van Betesda. Betesda heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat daardoor sprake is van een verstoorde arbeidsrelatie en dat niet van haar kan worden gevergd het dienstverband met [verweerster] nog langer te laten voorduren. Betesda heeft zich ingespannen het functioneren van [verweerster] te verbeteren, onder meer door haar een begeleidingstraject te laten volgen en door haar herhaaldelijk aan te spreken op haar houding en gedrag en zulks schriftelijk vast te leggen. Dat heeft geen althans onvoldoende resultaat gehad.
4.11
Naar het oordeel van het gerecht kunnen de door Betesda geschetste omstandigheden niet worden beschouwd als omstandigheden die een dringende reden, als bedoeld in artikel 7A:1615o lid 1 BW, zouden hebben opgeleverd, als de dienstbetrekking op die grond onverwijld beëindigd was. Er staat namelijk onvoldoende vast dat de door Betesda aangevoerde omstandigheden zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van [verweerster] zijn, die ten gevolge hebben dat van Betesda redelijkerwijs niet kan worden gevergd de dienstbetrekking te laten voortduren (artikel 7A:1615p lid 1 BW). Dat aan deze wettelijke voorwaarde wel zou zijn voldaan, heeft Betesda ook onvoldoende concreet onderbouwd. Op de grondslag van gewichtige redenen, bestaande uit een uitgestelde dringende reden, is het verzoek tot ontbinding daarom niet toewijsbaar.
4.12
Wel is op grond van het bovenstaande sprake van gewichtige redenen bestaande uit veranderingen in de omstandigheden van dien aard dat de dienstbetrekking billijkheidshalve na korte tijd behoort te eindigen, zodat het verzoek van Betesda de arbeidsovereenkomst te ontbinden op die grond zal worden toegewezen.
4.13
Naar het oordeel van het gerecht kan geen andere conclusie worden getrokken dan dat de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van handelen van [verweerster] dat als ernstig verwijtbaar moet worden aangemerkt. Dit maakt dat de ontbinding geheel en al is te wijten aan haar en dat voor de toekenning van een vergoeding aan haar geen plaats is. Het feit dat Betesda nog recentelijk bereid is geweest het dienstverband in onderling overleg te beëindigen onder betaling van een vergoeding aan [verweerster], maakt dat niet anders.
4.14
Het bedrag van NAf 3.300,- dat [verweerster] als materiële schadevergoeding vordert, bestaat uit een bedrag van NAf 3.000,- wegens ‘Opstellen Verweer(schrift) CUR2023007818’ en een bedrag van NAf 300,- wegens ‘ Kopieën en te Bundelen Verweer(schriften)’. Gezien de beslissing op het verzoek zal het verzoek van [verweerster] tot vergoeding van genoemd bedrag, voor zover zij dat verzoek gezien het in r.o. 4.1 overwogene heeft gehandhaafd, worden afgewezen.
4.15 [
verweerster] zal worden veroordeeld in de kosten van dit geding, gevallen aan de zijde van Betesda en tot aan deze beschikking begroot op NAf 450,- wegens griffierecht en op NAf 2.500,- wegens salaris gemachtigde.

5.De beslissing

Het gerecht:
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen per 1 juni 2023,
verstaat dat geen vergoeding aan [verweerster] wordt toegekend,
veroordeelt [verweerster] in de kosten van dit geding, gevallen aan de zijde van Betesda en tot aan deze beschikking begroot op NAf 2.950,-,
wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mr. O. Nijhuis, rechter, en op 11 mei 2023 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.