ECLI:NL:OGEAC:2023:121

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
4 april 2023
Publicatiedatum
6 juni 2023
Zaaknummer
CUR202004615
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap en afwijzing van partneralimentatie wegens ernstig wangedrag

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Curaçao op 4 april 2023 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, waarbij de vrouw verzocht om de verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap. De vrouw stelde dat er sprake was van uitzonderlijke omstandigheden die een verdeling rechtvaardigden, terwijl de man verweer voerde tegen de verzoeken van de vrouw. Het gerecht oordeelde dat de verzoeken van de vrouw tot vaststelling van de verdeling niet voor behandeling in aanmerking kwamen, omdat dit zou leiden tot onnodige vertraging van het geding. De vrouw had niet voldoende inzicht gegeven in de omvang van de boedel en de man had de stellingen van de vrouw betwist.

Daarnaast verzocht de man om partneralimentatie, maar het gerecht wees dit verzoek af. De vrouw had onderbouwd dat de man zich schuldig had gemaakt aan ernstig wangedrag, waaronder het dwingen van een huishoudster tot mensonterende seksuele handelingen. Het gerecht oordeelde dat het wangedrag van de man van zodanige ernst was dat hij geen aanspraak kon maken op een bijdrage in zijn levensonderhoud. De vrouw had voldoende feiten en omstandigheden aangevoerd die rechtvaardigden dat de man de consequenties van zijn handelen moest dragen. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR202004615
Beschikking van 4 april 2023
inzake:
[DE VROUW],
wonende in Curaçao,
hierna te noemen: de vrouw,
gevolmachtigde: mr. R.A. Koert,
tegen
[DE MAN],
wonende in Curaçao,
hierna te noemen: de man,
gemachtigde: mr. L.N. Asjes.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
  • de tussenbeschikking van 16 februari 2021;
  • de akte uitlating zijdens de man van 2 maart 2021;
  • de akte inbrenging stukken en verweer op verzoek alimentatie zijdens de vrouw van 2 maart 2021;
  • de beschikking van het Hof van 16 augustus 2022 op het tussentijds appel ingesteld door de man;
  • de akte wijziging verzoek met producties ingediend zijdens de vrouw op 24 januari 2023;
  • de antwoordakte zijdens de man ingediend op 7 maart 2023.
1.2.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het gewijzigde verzoek en het verweer

2.1.
De vrouw verzoekt bij akte wijziging, dat het gerecht bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
- bepaalt dat, op grond van artikel 3:185 BW wordt overgegaan tot verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap, op grond van de navolgende wijze en onder de navolgende voorwaarden:

de man behoudt de gelden en de inboedelgoederen als vermeld in productie U (en voor een specificatie van de inboedelgoederen: productie XII laatste bladzijde bij akte wijziging van eis) opgenomen overzicht, die hij zich reeds in november 2020 heeft toegeëigend (saldo bank MCB (eigen rekening) 76.410 Nafl/waarde boedelgoederen 313.00 Nafl), totaal 389.410 Nafl. Ook de vrouw behoudt de gelden en de boedelgoederen die zij in november 2020 in haar bezit had (saldo en/of rekening MCB Nafl 100.000 en saldo Raborekening 103.800 euro, waarde boedelgoederen Nafl 57.500; totaal (bij een koerswaarde euro/Nafl 1,75) 339.150 Nafl.

de man zal meewerken aan wijziging van de tenaamstelling van de bankrekening(en) voor zover het een en/of rekening betreft, dit naar een tenaamstelling van de betreffende rekening uitsluitend op eigen naam van de vrouw;

de man behoudt de pensioenrechten die voor hem bij de Stichting Directiepensioenfonds MCS (hierna: de Stichting) zijn opgebouwd (in totaal Nafl. 429.000), deze rechten worden aan hem toebedeeld. De resterende voorzieningen die in de Stichting zijn opgebouwd, worden aan de vrouw toebedeeld. De vrouw zal deze voorzieningen onderbrengen in een nieuw door haar op te richten pensioen B.V. Hierna zal de Stichting worden toebedeeld aan de man;

de man behoudt alle persoonlijke schulden bij financiële instellingen, bij de Stichting Directiepensioenfonds MCS en/of particulieren die per 10 november 2020 bestaan of na die datum zijn ontstaan tot aan het moment van inschrijving van de echtscheiding. De vrouw behoudt eveneens alle persoonlijke schulden bij financiële instellingen, bij de Stichting Directiepensioenfonds MCS en/of particulieren die per 10 november 2020 bestaan of na die datum zijn ontstaan tot aan het moment van inschrijving van de echtscheiding. De betreffende schulden worden respectievelijk aan de man en de vrouw toebedeeld;

de man behoudt zijn volledig pensioen dat hij inmiddels ontvangt van de Koninklijke Marine. De vrouw doet afstand van dit opgebouwde recht;

aan de vrouw worden de aandelen toebedeeld die zij houdt in de Dos Mundos Groep, bestaande uit Labadera Investments B.V., Sinti Holding B.V. en Dos Mundos N.V. De waarde van deze aandelen worden bepaald op nihil;

aan de vrouw wordt de netto opbrengst toebedeeld van de verkoop van de woning gelegen aan de [adres A]. Waar noodzakelijk verleent de man – op eerste verzoek van de vrouw – medewerking aan de opheffing van het conservatoir beslag dat op deze gelden ligt;

de onderhavige verdeling vind plaats zonder enige verrekening. Onder de voorwaarde dat onderhavige verdeling integraal in rechte wordt toegewezen doet de vrouw afstand van haar recht op vergoeding van de door haar geleden schade door (onrechtmatig handelen en/of ongerechtvaardigde verrijking van) de man, welke vordering in totaal 1.692.065 Nafl. bedraagt;
subsidiair:
bepaalt dat op grond van artikel 3:185 BW wordt overgegaan tot verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap, op dezelfde wijze en onder dezelfde voorwaarden als hiervoor onder primair omschreven, alsmede
- bepaalt dat de man uit hoofde van overbedeling het bedrag van Nafl. 1.164.621, althans een in rechte te bepalen bedrag, aan de vrouw verschuldigd is en de man wordt gelast dit bedrag op eerste verzoek aan de vrouw te voldoen, onder bepaling dat, indien de man niet binnen tien dagen na de dag waarop het vonnis aan de man is betekend, is voldaan, daarover vanaf de tiende dag de wettelijke rente verschuldigd is;
kosten rechtens.
2.2.
De vrouw heeft aan haar gewijzigde verzoeken het volgende ten grondslag gelegd. Zij stelt dat er sprake is van uitzonderlijke omstandigheden die een verdeling zoals door de vrouw verzocht, rechtvaardigen. Een andere verdeling zou naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn.
2.3.
De man heeft verweer gevoerd tegen de verzoeken van de vrouw en geconcludeerd tot afwijzing van die verzoeken. De man stelt zich op het standpunt dat de verzoeken van de vrouw zich niet lenen voor behandeling in een EJ-procedure.
2.4.
Op nadere stellingen en verweren van partijen zal hierna, voor zover van belang voor de beoordeling, nader worden ingegaan.

3.De verdere beoordeling

3.1.
Het gerecht dient in deze procedure nog op twee verzoeken te beslissen. Het verzoek van de vrouw tot vaststelling van de verdeling van de huwelijksgemeenschap en het tegenverzoek van de man om vaststelling van een door de vrouw aan hem te betalen bijdrage in zijn levensonderhoud.
Vaststelling verdeling
3.2.
In echtscheidingsprocedures is het gerecht bevoegd voorzieningen te treffen met betrekking tot de verdeling van de gemeenschap. Of de rechter in een echtscheidingsprocedure de vaststelling van de verdeling van een huwelijksgemeenschap aan zich houdt, hangt af van de vraag of te verwachten is dat de behandeling daarvan tot onnodige vertraging van het geding zal leiden.
3.3.
Het gerecht is van oordeel dat van dat laatste sprake is en het verzoek tot vaststelling van de verdeling niet voor behandeling in deze procedure in aanmerking komt. Daarvoor is het volgende redengevend.
3.4.
De vrouw verzoekt in haar akte een wijze van verdeling vast te stellen. Zij stelt zich op het standpunt dat de door haar gewenste verdeling redelijk en billijk is, gelet op hetgeen zich gedurende het huwelijk van partijen heeft voorgedaan en uiteindelijk tot de echtscheiding tussen partijen heeft geleid. De man heeft de stellingen van de vrouw over dit voorgevallene en de gewenste wijze van verdeling weersproken.
3.5.
Het gerecht kan, in de eerste plaats, niet tot vaststelling van de verdeling zoals verzocht door de vrouw en betwist door de man, beslissen, nu het verzoek van de vrouw op delen onuitvoerbaar is. Zo kan een stichting niet aan een persoon worden toebedeeld, nu een stichting niet als een boedelbestanddeel te gelden heeft. Alleen eventuele aanspraken op een stichting kunnen worden verdeeld of aan een partij worden toebedeeld. Ook is voor het gerecht niet duidelijk waarom/hoe het subsidiaire verzoek van de vrouw als subsidiair (wat inhoudt alternatief, indien de primaire vordering niet kan worden toegewezen) moet worden aangemerkt.
Daarnaast heeft te gelden dat de omvang van de boedel door de vrouw niet inzichtelijk is gemaakt. Uit de stellingen van de vrouw kan worden opgemaakt dat bij het aangaan van het huwelijk het grootste deel van het vermogen dat thans deel uitmaakt van de huwelijksgemeenschap, eigen vermogen van de vrouw betrof en door de man aanzienlijk minder is aangebracht in de gemeenschap. Of er goederen zijn, als bedoeld in artikel 1:95 BW, die door de vrouw voor het aangaan van het huwelijk met de man voor meer dan de helft uit eigen vermogen zijn verkregen en daarom buiten de gemeenschap blijven, kan door het gerecht niet worden beoordeeld. Kortom, de door de vrouw gewenste afweging naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid kan aan de hand van wat door partijen is aangevoerd en in geding gebracht, vooralsnog niet worden gemaakt. Verdere vertraging van de echtscheidingsprocedure is echter niet wenselijk.
3.6.
Het gerecht zal daarom slechts de verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap bevelen. Mochten partijen ten overstaan van een notaris geen overeenstemming kunnen bereiken over de wijze van verdeling, dan dient de meest gerede partij een verzoek tot verdeling in te dienen bij het gerecht.
Partneralimentatie
3.7.
Artikel 1:157 lid 1 BW bepaalt dat de rechter bij de echtscheidingsbeschikking of bij latere uitspraak aan de echtgenoot die niet voldoende inkomsten tot zijn levensonderhoud heeft, noch zich in redelijkheid kan verwerven, op diens verzoek ten laste van de andere echtgenoot een uitkering tot levensonderhoud kan toekennen.
3.8.
De man heeft aan zijn tegenverzoek ten grondslag gelegd dat hij sinds 1 augustus 2005 in dienst was van het bedrijf waarvan de vrouw de directie voert en een maandelijks inkomen genoot van NAf 6.542,46 netto. Vanaf december 2020 is het loon niet meer aan hem uitbetaald. Ook is hem de toegang tot de gezamenlijke bankrekeningen ontzegd waardoor hij verstoken is van een inkomen. Gelet op de hoge levensstandaard van partijen ten tijde van het huwelijk en de hoge maandelijkse lasten van de man, komt hem een door de vrouw te betalen bijdrage in zijn levensonderhoud toe.
3.9.
De vrouw heeft het verzoek van de man weersproken en heeft zich primair op het standpunt gesteld dat het naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dient te worden geacht dat de vrouw, gelet op het wangedrag van de man, gehouden is partneralimentatie te betalen aan hem. Subsidiair heeft de vrouw aangevoerd dat de man niet behoeftig is omdat hij voldoende inkomen uit directeurschappen en pensioen ontvangt. Meer subsidiair heeft de vrouw een draagkracht verweer gevoerd. Laatstelijk heeft de vrouw als verweer aangevoerd dat een eventuele alimentatieverplichting van de vrouw jegens de man, dient te worden verrekend met de door de man van de vrouw en haar bedrijf ontnomen gelden.
3.10.
Het verzoek van de man zal worden afgewezen en daarvoor is het volgende redengevend. De vrouw heeft onderbouwd gesteld dat de man zich schuldig heeft gemaakt aan ernstig wangedrag. Zo blijkt uit door de vrouw overgelegde stukken dat de man er een relatie op nahield met de huishoudster van partijen. Echter betrof dit geen ‘gewone’ buitenechtelijke relatie, maar hield deze relatie in dat de man uit hoofde van zijn machtsverhouding in relatie tot de huishoudster, haar dwong of op zijn minst aanspoorde tot mensonterende seksuele handelingen. Zo diende de huishoudster – die van buitenlandse komaf is en voor haar verblijfsvergunning afhankelijk was van haar dienstverband bij partijen – onder andere, seksuele handelingen te plegen met een hond en met vreemde mannen (drugsverslaafden/‘chollers’) terwijl de man toekeek. Deze verhouding heeft jaren zonder medeweten van de vrouw voortgeduurd. De relatie kwam pas aan het licht toen de huishoudster de situatie aan een collega (een andere medewerkster van de vrouw) uit wanhoop heeft opgebiecht. Dit heeft ook geleid tot het stranden van het huwelijk tussen partijen. De man heeft dit handelen niet weersproken. Sterker nog, uit een whatsapp bericht van de man aan de vrouw kort nadat zijn handelen aan het licht was gekomen, volgt een erkenning van het handelen. Dat de relatie met de huishoudster met wederzijds goedvinden van de man en de huishoudster plaatsvond zoals aangevoerd door de man, acht het gerecht ongeloofwaardig. Aan de verklaring van de huishoudster hierover, overgelegd door de man, hecht het gerecht geen waarde. Die verklaring staat immers in schril contrast met de vele video en audio opnames heimelijk gemaakt door de huishoudster en door de vrouw in geding gebracht. Uit die opnames volgt dat er wel degelijk sprake was van een machtsverhouding en dwang bij het aanzetten van de huishoudster tot mensonterende seksuele handelingen, die zij ook als zodanig ervaarde. Het verweer van de vrouw slaagt in zoverre.
3.11.
Voorop zij gesteld dat, gelet op het ingrijpende karakter, niet iedere vorm van wangedrag dan wel grievend gedrag aanleiding geeft om een recht op een onderhoudsbijdrage te ontzeggen. Het is aan de alimentatieplichtige om feiten en omstandigheden te stellen en onderbouwen die tot dat oordeel kunnen leiden. Dat heeft de vrouw in dezen voldoende gedaan. Gelet op het wangedrag van de man, dat hiervoor vanwege de mensonterende handelingen slechts summierlijk is omschreven, komt het gerecht tot de conclusie dat de man naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid geen aanspraak toekomt op een door de vrouw te betalen bijdrage in zijn levensonderhoud. Het handelen van de man is van zodanige ernst en aard en zo verwerpelijk, dat veroordeling van de vrouw tot betaling van partneralimentatie aan de man een groot onrecht zou betekenen. Iemand die zich willens en wetens schuldig maakt aan dergelijk handelen, moet ook de consequenties daarvan dragen, namelijk dat de welstand die hij had gedurende de relatie en het huwelijk met de vrouw en dankzij de vrouw, niet langer aan de orde is. De man zal zijn welstand moeten aanpassen aan de aan hem toekomende pensioenuitkering en zich realiseren dat hij het luxe leven dat hij had samen met de vrouw, heeft verspeeld met zijn eigen handelen.
3.12.
Nu er geen bijdrage in de kosten van het levensonderhoud van de man wordt vastgesteld, behoeven de overige stellingen van partijen over de behoefte, behoeftigheid en draagkracht geen verdere bespreking.
3.13.
Het gerecht ziet aanleiding de proceskosten te compenseren.

4.De beslissing

Het gerecht:
Op het verzoek
4.1.
beveelt de verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap waarin partijen zijn gehuwd;
4.2.
benoemt voor het geval dat partijen niet binnen een maand na deze uitspraak omtrent de keuze van een notaris overeenstemming hebben bereikt tot notaris ten overstaan van wie de werkzaamheden der verdeling zullen plaatsvinden: mr. A.R. Chatlein, notaris ter standplaats Curaçao of een van haar plaatsvervangers;
4.3.
benoemt tot onzijdige personen in geval van weigerachtigheid en/of nalatigheid van de man en/of de vrouw tot medewerking aan de werkzaamheden der verdeling, de deurwaarders: S.C.M. Ersilia en C.L. Villanueva, beiden wonende in Curaçao, ter vertegenwoordiging van respectievelijk de man en de vrouw;
4.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
4.5.
wijst af het meer of anders verzochte.
Op het tegenverzoek
4.6.
wijst het verzochte af;
Op het verzoek en het tegenverzoek
4.7.
compenseert de proceskosten, aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. K.A.M. Lasten, rechter, en op 4 april 2023 uitgesproken ter zitting in aanwezigheid van de griffier.