In deze zaak, die voor het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao werd behandeld, stond de vraag centraal of de executie van een eerder vonnis moest worden geschorst. Dit eerdere vonnis, gewezen op 17 oktober 2022, verklaarde dat de eiseres de maximale bouwhoogte had overschreden bij de bouw van haar woning te Cas Abou. De eiseres, vertegenwoordigd door mr. E.B. Wilsoe, vorderde in kort geding dat de executie van dit vonnis werd geschorst, terwijl de gedaagden, vertegenwoordigd door mr. S.A. Hortencia, zich verzetten tegen deze vordering.
De eiseres stelde dat zij een deskundige had ingeschakeld die had vastgesteld dat de woning niet te hoog was gebouwd, en dat de gedaagden misbruik maakten van hun bevoegdheid door de executie voort te zetten. De gedaagden daarentegen betoogden dat de eiseres geen verweer had gevoerd in de bodemprocedure en dat zij geen bewijs had geleverd dat de bouwhoogten niet waren overschreden. Het gerecht oordeelde dat de eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat de gedaagden misbruik maakten van hun bevoegdheid en dat er geen noodtoestand was ontstaan door de tenuitvoerlegging van het vonnis.
Uiteindelijk wees het gerecht de vorderingen van de eiseres af en veroordeelde haar in de proceskosten van de gedaagden. Het vonnis benadrukte dat de eiseres zelf verantwoordelijk was voor de situatie en dat de gedaagden een legitiem belang hadden bij de handhaving van de welstandsbepalingen.