Uitspraak
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
1.[GEDAAGDE SUB 1],
1.Het procesverloop
- het inleidend verzoekschrift met producties, op 9 juni 2022 ter griffie ingediend;
- de conclusie van antwoord van de zijde van [gedaagde sub 2], met producties;
- de conclusie van antwoord, tevens (voorwaardelijke) eis in reconventie van de zijde van [gedaagde sub 1], met producties;
- de e-mail van 3 februari 2023 van mr. Princée, met aanvullende productie;
- de e-mail van 3 februari 2023 van mr. Douwes, met aanvullende producties;
- de conclusie van antwoord in reconventie van de zijde van DWS, met aanvullende producties;
- de aanvullende producties van de zijde van [gedaagde sub 1].
2.De feiten
Omvang Opdracht en cliënt-advocaat relatie
Pen Alley’ heeft [naam 1] namens DWS aan onder meer [gedaagde sub 1] c.s. de definitieve versie van de koopovereenkomst toegestuurd. De e-mail luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
KOOP-/AANNEMINGSOVEREENKOMST VOOR APPARTEMENTSRECHTEN
dossier: PEN ALLEY CURACAO (20160045)’ en ‘
periode: februari 2018 t/m februari 2019’. Het bedrag aan hoofdsom van € 121.294,69 bestaat uit € 115.518,75 aan honorarium en € 5.775,94 aan kantoorkosten.
Declaratie – P.A.H.D. B.V.’.
RE: FW: Pen Alley Curacao – Openstaande declaratie P.A.H.D. B.V.’ heeft D. [naam 1] namens DSW aan [gedaagde sub 1] het volgende te kennen gegeven:
3.De vorderingen en de standpunten van partijen
4.De beoordeling
De cliënt van deze Opdracht zijn de Heren [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] als oprichters van de te Curaçao te vestigen vennootschap Pen Alley 300 N.V., die na de oprichting alle verplichtingen uit hoofde van deze opdrachtaanvaarding zal overnemen’ (zie r.o. 2.2). Hieruit volgt naar het oordeel van het gerecht dat [gedaagde sub 1] c.s. kenbaar hebben gemaakt voornemens te zijn een vennootschap op te richten als drager van rechten en verplichtingen die uit de opdracht voortvloeien. Dat DWS hier eveneens vanuit ging, volgt uit haar e-mail van 9 augustus 2018 waarin zij te kennen geeft dat ‘
omdat P.A.H.D. B.V. nog de oprichtingsfase is (…) ([gedaagde sub 1]) en ([gedaagde sub 2]) als de oprichters de koopovereenkomst [kunnen] ondertekenen. Bij de oprichting neemt de BV dan deze verplichtingen over’. [naam 1] heeft dit ook in de e-mail van 14 augustus 2018 aan [naam 2]en in cc aan [gedaagde sub 1] c.s. bevestigd (zie r.o. 2.5.). Daar komt bij dat uit de factuurspecificatie (productie 1 van de conclusie van antwoord van [gedaagde sub 2]) volgt dat DWS werkzaamheden heeft verricht ter zake de oprichting van PAHD i.o., zodat ook om die reden voor DWS kenbaar is geweest dat PAHD zou worden opgericht. Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van het gerecht vast komen te staan dat het voor DWS voldoende duidelijk is geweest dat [gedaagde sub 1] c.s. niet bereid waren zichzelf te binden, maar slechts de vennootschap nadat deze zou zijn opgericht.
het te declareren bedrag zal worden verrekend zoals wij hebben besproken’. DWS heeft ter zitting desgevraagd bevestigd dat deze afspraak inhield dat de declaratie van DWS voor de uitvoering van de overeengekomen opdracht (voor een deel) verrekend zou worden met een door DWS (en/of [naam 1]) aan te schaffen appartement behorende bij het ‘Penn Alley-project’ en ter verwezenlijking waarvan PAHD is opgericht. Aan DWS is vervolgens na oprichting van PAHD conform overeenkomst appartement 29 te koop aangeboden. Bij e-mail van 16 januari 2019 stuurt DWS vervolgens een concept koop-/aannemingsovereenkomst voor appartement 29 aan [gedaagde sub 1] c.s. (zie r.o. 2.7.). Op 21 januari 2019 heeft DWS per e-mail aan [gedaagde sub 1] en in cc aan [gedaagde sub 2] bericht dat ‘
tegenover dit laatste verzoek (…) ons appartement 29 [is] aangeboden tegen de in (…) [[gedaagde sub 1]s] mail van 9 januari gespecificeerde prijs, hetgeen wij geaccepteerd hebben’. Uit hetgeen partijen naar voren hebben gebracht is gebleken dat niet [gedaagde sub 1] c.s. maar PAHD beschikte over de appartementsrechten, zodat alleen PAHD in staat was een appartement aan DWS aan te bieden. Dat PAHD het appartement heeft aangeboden en DWS naar eigen zeggen dit aanbod heeft geaccepteerd, kan naar het oordeel van het gerecht in het licht van alle feiten en omstandigheden beschouwd worden als een stilzwijgende bekrachtiging van de opdracht door PAHD.
Pen Alley Curacao – Openstaande declaratie P.A.H.D. B.V.’ van DWS in cc aan onder meer [gedaagde sub 1] c.s., bevat een bijlage met de omschrijving ‘
Declaratie – P.A.H.D. B.V.’. Verder is per e-mail van 6 mei 2020 door DWS aan [gedaagde sub 1] bericht dat ‘
het spreekt, dat de betalingsverplichting van P.A.H.D. B.V. aan DeWaardSinke blijft bestaan tot het gehele openstaande bedrag te vermeerderen met vertragingsrente tot het moment van algehele voldoening, zal zijn voldaan’. In de e-mail van 3 maart 2022 met als onderwerp ‘
RE: FW: Pen Alley Curacao – Openstaande declaratie P.A.H.D. B.V.’ heeft DWS aan [gedaagde sub 1] te kennen gegeven dat zij ‘
erg coulant [is] geweest naar jullie met deze uitstaande declaratie van 15 april 2019. Het wordt nu echter tijd om deze declaratie te gaan voldoen. Daarom zie ik mij genoodzaakt jou, [gedaagde sub 2] en P.A.H.D. B.V. een aanmaning te sturen namens DeWaardSinke B.V.’ (zie r.o. 2.9. tot en met 2.11.). Hierbij wordt opgemerkt dat [gedaagde sub 2] bestuurder van PAHD is, wat een logische verklaring kan zijn voor het feit dat zowel [gedaagde sub 2] als PAHD worden aangemaand tot betaling aan DWS. Dat PAHD geen bezwaar heeft gemaakt tegen de ontvangst van de declaraties en/of aanmaning, kan naar het oordeel van het gerecht aangemerkt worden als handelingen die de stilzwijgende bekrachtiging van PAHD zoals genoemd in r.o. 4.9. bevestigen. Anders dan DWS stelt, betreft die stilzwijgende bekrachtiging naar het oordeel van het gerecht geen bekrachtiging met terugwerkende kracht.