ECLI:NL:OGEAC:2022:98

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
25 april 2022
Publicatiedatum
29 april 2022
Zaaknummer
CUR202103069
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van leasetermijnen in het kader van een leaseovereenkomst

In deze zaak, die voor het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao is behandeld, vordert CAR LEASE CARIBBEAN B.V. (CLC) betaling van leasetermijnen van de naamloze vennootschap B-VENUE N.V. en twee andere gedaagden. De leaseovereenkomst, die op 3 mei 2016 werd aangegaan, betrof een Nissan X-trail met een maandlast van NAf 1.790,- voor een periode van 48 maanden. Na afloop van deze termijn is de lease voortgezet, maar met een lager bedrag. CLC stelt dat er een achterstand in de betalingen is ontstaan en dat B-Venue nooit een no-claimverklaring heeft ingediend, wat heeft geleid tot een premienaheffing door de verzekeringsmaatschappij. Bij de inlevering van de auto zijn er bovendien verschillende schades geconstateerd.

CLC vordert een bedrag van NAf 23.353,06, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten en rente. De gedaagden, waaronder [gedaagde sub 3], worden hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schade die CLC heeft geleden. Tijdens de comparitie van partijen is naar voren gekomen dat CLC vanaf een bepaalde maand de leasetermijnen aan [gedaagde sub 3] heeft gefactureerd in plaats van aan B-Venue. Het gerecht heeft partijen verzocht om nadere informatie over deze wijziging in facturering en de betalingen die zijn verricht.

De zaak is aangehouden voor verdere uitlatingen van partijen, waarbij het gerecht de mogelijkheid biedt voor een antwoordakte van [gedaagde sub 3]. De beslissing van het gerecht is op 16 mei 2022 genomen, waarbij de zaak naar de rol is verwezen voor verdere behandeling.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
Afdeling Civiel
Zaaknummer: CUR202103069
Vonnis van 25 april 2022
inzake
de besloten vennootschap
CAR LEASE CARIBBEAN B.V.,
gevestigd op Curaçao,
eiseres,
gemachtigden: mrs. A.J. de Winter en A. Faria,
tegen

1.de naamloze vennootschapB-VENUE N.V.,

gevestigd op Curaçao,
niet verschenen,
2. [GEDAAGDE SUB 2],
wonende op Curaçao,
niet verschenen,
3.
[GEDAAGDE SUB 3],
wonende op Curaçao,
gemachtigde: mr. H.H.J. Martis,
gedaagden.
Partijen zullen hierna CLC, B-Venue, [gedaagde 2], en [gedaagde sub 3] (en gedaagden gezamenlijk: gedaagden) worden genoemd.

1.Het procesverloop

1.1.
Voor het procesverloop wordt verwezen naar de volgende stukken:
- het inleidend verzoekschrift met producties ingediend op 14 oktober 2020;
- de conclusie van antwoord met producties van [gedaagde sub 3], ingediend op 7 februari 2022;
- de comparitie van partijen, gehouden op 7 april 2022, waar zijn verschenen namens CLC de heren [naam 1] en [naam 2], eigenaren van CLC, bijgestaan door mr. De Winter, en namens [gedaagde sub 3] mr. Martis.
1.2.
Vonnis is bepaald op 16 mei 2022, maar zal heden bij vervroeging worden uitgesproken.

2.De feiten

2.1
CLC en B-Venue zijn op 3 mei 2016 met elkaar een leaseovereenkomst aangegaan met betrekking tot een auto, een Nissan X-trail, tegen een leasebedrag van NAf 1.790,- per maand. De overeengekomen leasetermijn bedroeg 48 maanden. Na het verstrijken van deze termijn is de lease voortgezet tot 23 december 2020, zij het tegen een lager leasebedrag.
2.2
Op de leaseovereenkomst staat [gedaagde sub 3] als “Aanvrager” en als “Bestuurder” vermeld.
2.3
Volgens een opgave van [gedaagde sub 2] aan het Handelsregister is de door B-Venue gedreven onderneming met ingang van 16 december 2017 gestaakt.

3.Het geschil

3.1
CLC vordert “
bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Gedaagden hoofdelijk, des dat de een betaalt de ander zal zijn gekweten, te veroordelen tot betaling aan eiser van een bedrag van NAf 23,353.06 […], te vermeerderen met 15% buitengerechtelijke incassokosten en de contractuele rente van 1.5% per maand vanaf datum verzoekschrift tot de dag der algehele voldoening, met veroordeling van gedaagde in de proceskosten, en de door eiseres voldane griffierechten en oproepingskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente bij niet tijdige betaling.”
3.2
In het licht van de feiten legt CLC aan haar vordering het volgende ten grondslag. In de betaling van de leasetermijnen is achterstand ontstaan. B-Venue heeft nooit een no-claimverklaring ingediend en daardoor heeft de verzekeringmaatschappij een premienaheffing opgelegd. Bij de inlevering van de auto bleek dat de auto verschillende schades had en bleek op ondeskundige wijze schadeherstel te zijn uitgevoerd. Het totale te vorderen bedrag wegens leasetermijnen, premie en eigen risico bedraagt NAf 21.306,26. In mindering daarop zijn twee betalingen van NAf 1.790,- en NAf 5.000,- gedaan. Het openstaande bedrag per augustus 2020 bedroeg NAf 16.548,97. B-Venue als contractspartij is gehouden de vordering te voldoen.
De bestuurder van B-Venue had de leaseovereenkomst ingaande 16 december 2017 moeten opzeggen, de auto moeten inleveren en met CLC moeten afrekenen. Door dit niet te doen heeft de bestuurder willens en wetens meegewerkt aan de benadeling van CLC en onrechtmatig gehandeld. [gedaagde sub 2] is die bestuurder en daarom hoofdelijk aansprakelijk voor de door CLC geleden schade.
Volgens de oprichtingsakte van B-Venue is [gedaagde sub 3] opgetreden als comparant-oprichter. Hij is als haar eerste bestuurder aangesteld en hield alle aandelen. [gedaagde sub 3] wist dus van het reilen en zeilen van B-Venue en is waarschijnlijk nog steeds haar enig aandeelhouder. Hij was de aanvrager van de leaseovereenkomst, heeft deze ondertekend op basis van een algemene volmacht van de toenmalige bestuurder van B-Venue en was de bestuurder van de auto. Als gebruiker van de auto is [gedaagde sub 3] ongerechtvaardigd verrijkt ten koste van CLC. [gedaagde sub 3] had immers het genot van de auto terwijl hij wist dat CLC niet werd betaald. [gedaagde sub 3] is ook aansprakelijk voor het eigen risico wegens de ondeskundig hertelde schade. Hij is op grond van dat alles hoofdelijk gehouden de schade van CLC te voldoen.
Ten aanzien van [gedaagde sub 3] heeft CLC ter comparitie naast ongerechtvaardigde verrijking tevens als grondslagen aangevoerd dat [gedaagde sub 3] in de plaats is getreden van B-Venue alsmede onrechtmatig handelen.
3.3 [
gedaagde sub 3] voert gemotiveerd verweer en concludeert dat het gerecht de vordering zal afwijzen dan wel niet-ontvankelijk zal verklaren, met veroordeling van CLC in de proceskosten.
3.4
Op de stellingen van partijen, voor zover van belang, zal hierna worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1
Voor zover CLC ter comparitie de grondslagen van haar vordering heeft uitgebreid, zal daarop geen acht worden geslagen. Artikel 109 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering schrijft immers voor dat een vermeerdering van de gronden van de eis schriftelijk, bij conclusie of bij akte ter rolle, dient te geschieden, en dat is in onderhavig geval niet gebeurd.
4.2
Uitgangspunt is dat B-Venue als contractspartij van CLC gehouden is de verplichtingen uit de leaseovereenkomst na te komen. Het navolgende zou echter aan dat uitgangspunt kunnen afdoen.
4.3
Tijdens de comparitie is (voor de eerste maal) aan de orde geweest dat vanaf een zekere maand, naar CLC stelt nog tijdens de oorspronkelijke looptijd van 48 maanden, CLC in overleg tussen partijen de leasetermijnen is gaan factureren aan [gedaagde sub 3] (en niet langer aan B-Venue) en dat de leasetermijnen vanaf dat moment ten laste van bankrekeningen van [gedaagde sub 3] althans van een bedrijf c.q. bedrijven van hem zijn voldaan.
4.4
Met het oog op de beoordeling acht het gerecht van belang nadere informatie ter zake van partijen te verkrijgen. Het gerecht verzoekt partijen daarom zich uit te laten over de volgende vragen:
a. vanaf welke maand heeft CLC de leasetermijnen niet langer aan B-Venue maar aan [gedaagde sub 3] gefactureerd? En tot welke maand zijn de leasetermijnen vervolgens gefactureerd aan [gedaagde sub 3]?
b. wat was de aanleiding voor deze wijziging van factuuradres?
c. wie heeft de onder a bedoelde facturen voldaan?
d. moeten naar het oordeel van partijen juridische gevolgen worden verbonden aan deze in r.ov. 4.3 bedoelde wijzigingen ten aanzien van de facturering en de betaling en zo ja, welke?
4.5
Voorts verzoekt het gerecht CLC zich uit te laten over de vraag wie de beide betalingen van NAf 1.790,- en NAf 5.000,- heeft verricht (inleidend verzoekschrift, randnummer 3).
4.6
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5.De beslissing

Het gerecht:
verwijst de zaak naar de rol van
16 mei 2022, dadelijk peremptoir, voor akte uitlating aan de zijde van CLC omtrent hetgeen is overwogen in dit vonnis in r.ov. 4.4 en 4.5;
bepaalt dat [gedaagde sub 3] vervolgens gelegenheid zal krijgen een antwoordakte te nemen teneinde daarop te reageren en zich uit te laten omtrent hetgeen is overwogen in r.ov. 4.4;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. O. Nijhuis, rechter, en op 25 april 2022 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.