ECLI:NL:OGEAC:2022:92

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
7 februari 2022
Publicatiedatum
28 april 2022
Zaaknummer
CUR202004118
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering ex-werknemer tegen stichting inzake pensioenpremies

In deze zaak heeft eiser, een ex-werknemer van de stichting Feffik, een vordering ingesteld wegens vermeende wanprestatie door de stichting met betrekking tot de betaling van pensioenpremies. Eiser was van 15 oktober 1998 tot eind juli 2019 in dienst bij Feffik en stelt dat de stichting haar contractuele verplichtingen niet is nagekomen door niet volledig de pensioenpremies af te dragen. De zaak is behandeld op 7 februari 2022, waarbij eiser werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. S.P. Osepa, en Feffik door mr. E.A. Knoppel.

Tijdens de zitting is naar voren gekomen dat eiser zich baseert op een rapport van de vakbond en een eerdere uitspraak van het gerecht, maar het gerecht heeft geoordeeld dat de berekeningen van de vakbond onjuist zijn. De aanstellingsbrief en de polis geven aan dat er een vaste premie is afgesproken, en niet een berekening op basis van eindloon. Bovendien zijn er bewijsstukken overgelegd waaruit blijkt dat Feffik wel degelijk aan haar verplichtingen heeft voldaan.

Het gerecht heeft geconcludeerd dat er geen aanwijzingen zijn dat Feffik niet aan haar contractuele verplichtingen heeft voldaan. De vordering van eiser is afgewezen, en hij is veroordeeld in de proceskosten van Feffik, die zijn begroot op NAf 2.500 voor het salaris van de gemachtigde. Dit vonnis is uitgesproken door mr. P.E. de Kort in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR202004118
Vonnis d.d. 7 februari 2022
inzake
[EISER],
wonend in Curaçao,
eiser,
gemachtigde: mr. S.P Osepa,
tegen
de stichting
FUNDASHON PA EDUKASHON Y FORMASHON DI FISHI Y KAPASITASHON (FEFFIK),
gevestigd in Curaçao,
gedaagde,
gemachtigde: mr. E.A. Knoppel.

1.Het procesverloop

1.1.
In deze zaak zijn de volgende processtukken ingediend:
  • het inleidend verzoekschrift met producties, op 28 oktober 2020 ter griffie ingediend;
  • de conclusie van antwoord;
  • eisers akte overlegging producties en wijziging van eis.
1.2.
De zaak is besproken op de op 24 november 2021 gehouden comparitie van partijen. Op die zitting is eiser verschenen met zijn raadsvrouw mr. Cicilia. Namens Feffik zijn verschenen de heer […] en mevrouw […], alsmede de gemachtigde van Feffik.
1.3.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Eiser beroept zich ter onderbouwing van zijn vordering op de volgende feiten:
a. a) Eiser is van 15 oktober 1998 tot eind juli 2019 bij Feffik in dienst geweest In zijn aanstellingsbrief van 15 oktober 1998 is onder meer het volgende opgenomen:
“FEFFIK is bereid het haar corresponderend aandeel van de maandelijkse premie als werkgeefster na 1 jaar te betalen, indien u een pensioenvervangende verzekering wenst af te sluiten.”
b) Eind 1997 is door Feffik als verzekeringnemer met gedaagde als verzekerde een “optiepensioen”-verzekering afgesloten bij Fatum. De premie bedraagt volgens deze polis NAf 849,90 per maand, waarin begrepen NAf 151 voor invaliditeitsrente. De polis is mede-ondertekend door eiser.
c) In het verleden is een achterstand ontstaan in de betaling door Feffik van de premies. Bij vonnis van dit gerecht van 20 oktober 2008 (EJ 2008/490) is Feffik op vordering van eiser onder meer veroordeeld de op het loon van eiser ingehouden en nog in te houden pensioenpremies af te dragen en te blijven afdragen.
d) In een in opdracht van vakbond Sitek opgesteld rapport ‘Analyse & Advies Berekening tekort pensioenkapitaal inzake sociaal plan FEFFIK’ is ten aanzien van eiser het volgende opgenomen:
“Het berekende pensioenkapitaal voor [eiser] op basis van eindloon met een salaris van NAf. 5,813.- per berekeningsdatum 1 augustus 2019 inclusief partner bedraagt NAf. 374,056.92. In acht nemende het aanwezige bedrag van NAf. 282,145.53 bij de pensioenuitvoerder rest er een bedrag van NAf. 91,911.39 (…)’.
e) In september 2020 heeft eiser conservatoire derdenbeslagen gelegd ten laste van Feffik ter verzekering van verhaal van het bedrag dat Feffik volgens eiser te weinig heeft afgedragen.

3.De vordering en het verweer

3.1.
Eiser vordert, na eiswijziging, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
“Primair
a. Te verklaren voor recht dat gedaagde jegens eiser wanprestatie, dan wel een onrechtmatige daad heeft gepleegd door de pensioenpremies niet c.q. niet volledig of te dragen bij de pensioenverzekeraar, althans te verklaren voor recht dat gedaagde in strijd met overeenkomst tussen partijen c.q. de redelijkheid en billijkheid geen c.q. niet volledig pensioenpremies heeft afgedragen.
b. Gedaagde te veroordelen, om binnen vijf dagen sedert het door u te geven vonnis, althans binnen een door UEA in goede justitie te bepalen termijn een bedrag groot Naf. 120.876,38, althans een door UEA in goede justitie te bepalen bedrag alszijnde premies, aan Guardian Group, althans aan het pensioenfonds te betalen als zijnde het bedrag dat gedaagde aan pensioenpremies niet c.q. niet volledig heeft afgedragen, althans heeft gestort.
c. Althans gedaagde te veroordelen om de partner van eiser voor wat betreft het pensioen ook mede te verzekeren, zoals door eiser op de aanvraagformulier aangegeven.
d. Alles, voor zover mogelijk, op straffe van een door gedaagde te verbeuren, dwangsom van Naf. 500,- per dag dan wel gedeelte van een dag dat gedaagde in gebreke blijft geheel dan wel gedeeltelijk te voldoen aan het in deze te wijze vonnis.
e. Met veroordeling van gedaagde in de kosten van de procedure, de nakosten en wettelijke rente incluis.
Secundair
Gedaagde te veroordelen tot een door U E.A. in goede justitie te bepalen een of meer voorzieningen te treffen als U.E.A. meent te behoren, alles op straffe van een door gedaagde te verbeuren dwangsom van Naf. 350,= per dag dan wel gedeelte van een dag dat gedaagde in gebreke blijft geheel dan wel gedeeltelijk te voldoen aan het in de e gevorderde te wijzen vonnis tot een maximum van Naf. 100.000,=, met veroordeling van gedaagden in de kosten van dit geding, de nakosten incluis.”
3.2.
Feffik heeft verweer gevoerd.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover voor de beoordeling van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Eiser baseert zijn vorderingen op de stelling dat Feffik haar contractuele verplichting tot betaling van pensioenpremie niet is nagekomen.
4.2.
Uit zijn toelichting ter zitting is duidelijk geworden dat eiser de namens de vakbond uitgevoerde berekening tot uitgangspunt heeft genomen. Dat uitgangspunt is onjuist. Wat Feffik aan premie diende te betalen blijkt uit de aanstellingsbrief en de door partijen getekende polis. Daarin is, anders dan in de berekening van de vakbond, geen sprake van een berekening op basis van eindloon, maar van een vaste, maandelijks af te dragen premie.
4.3.
Voorts is gebleken dat eiser zijn vordering en zijn eisvermeerdering baseert op de brief van 13 september 2016 van Feffik waarin zij heeft uiteengezet welke betalingen door haar ter uitvoering van het vonnis van 6 november 2008 aan Fatum zijn gedaan, en op de daarmee corresponderende opgave door Fatum van de door haar ontvangen betalingen. Ook uit die stukken kan niet worden afgeleid dat Feffik te weinig premie heeft afgedragen. Deze stukken beslaan immers niet de gehele periode dat moest worden en werd afgedragen. Dat blijkt uit de door eiser zelf overgelegde e-mail van Fatum (Guardian) van 23 juli 2021, waarin staat dat naast de in bedoelde stukken genoemde bedragen nog premiebedragen van in totaal NAf 59.556, NAf 9.417,06 en NAf 19.610,09 door Feffik zijn betaald. Voorts wordt in die brief bevestigd dat de partner van eiser als partner verzekerd is op eisers polis. Uit de nader door eiser overgelegde stukken blijkt overigens dat Guardian hem op 15 juni 2020 van een geactualiseerde polis heeft voorzien.
4.4.
Gelet op het voorgaande, is er geen aanwijzing dat Feffik niet heeft voldaan aan haar contractuele verplichtingen jegens eiser tot afdracht van pensioenpremies. Aannemelijk is integendeel geworden dat alle premies zijn voldaan. De vordering van eiser zal dan ook worden afgewezen, met zijn veroordeling als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten.

5.Beslissing

Het Gerecht:
5.1.
wijst af het gevorderde;
5.2.
veroordeelt eiser in de proceskosten, aan de zijde van Feffik tot op heden begroot op NAf 2.500 voor salaris gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.E. de Kort, rechter, en op 7 februari 2022 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.