ECLI:NL:OGEAC:2022:87

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
14 april 2022
Publicatiedatum
28 april 2022
Zaaknummer
CUR202200419
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • U.I.D. Luydens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst zonder vergoeding wegens doorbetaling van loon

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 14 april 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen Longport Curaçao B.V. en een werknemer, verweerster, die sinds 14 februari 2019 in dienst was als security agent. De verzoekster heeft de arbeidsovereenkomst willen ontbinden op basis van gewichtige redenen, omdat verweerster betrokken zou zijn geweest bij een incident waarbij 8 kilo cocaïne in een vliegtuig is aangetroffen. Verzoekster heeft gesteld dat verweerster een ernstige fout heeft begaan in de uitvoering van haar werkzaamheden, wat heeft geleid tot een gebrek aan vertrouwen. Verweerster heeft het ontslag betwist en verzocht om wedertewerkstelling.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat de door verzoekster aangevoerde dringende reden niet voldoende is onderbouwd, aangezien de bewijsvoering ontbreekt. Desondanks heeft het Gerecht geoordeeld dat er sprake is van veranderingen in de omstandigheden, waardoor voortzetting van de arbeidsovereenkomst niet meer mogelijk is. De arbeidsovereenkomst is ontbonden met ingang van 1 mei 2022. Het Gerecht heeft ook geoordeeld dat er geen recht op een vergoeding bestaat, gezien het feit dat het loon gedurende de periode van non-activiteit is doorbetaald. Het verzoek van verweerster tot wedertewerkstelling is afgewezen. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij elke partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

BESCHIKKING
in de zaak van:
de besloten vennootschap
Longport CuraçaoB.V.,
gevestigd in Curaçao,
verzoekster,
gemachtigde: mr. P.A. van der Hout,
tegen
[verweerster]
,
wonende in Curaçao,
verweerster,
gemachtigde: mr. R. Conquet.

1.Het procesverloop

Dat blijkt uit:
  • het verzoekschrift met producties, ingediend ter griffie op 7 februari 2022;
  • de mondelinge behandeling op 18 maart 2022 (en de door verzoekster overgelegde pleitnotities en het door verweerster overgelegde verweerschrift inhoudende een zelfstandig tegenverzoek).
De uitspraak is bij vervroeging bepaald op heden.

2.De vaststaande feiten

2.1.
Verzoekster verzorgt veiligheidsdiensten aan luchtvaartmaatschappijen en haar personeel houdt zich onder meer bezig met veiligheidschecks om onder meer drugs en andere verboden producten te onderscheppen.
2.2.
Verweerster is sedert 14 februari 2019 bij schriftelijke overeenkomst in (vaste) dienst getreden van verzoekster in de functie van “security agent” en is belast met veiligheidschecks.
2.3.
Op 8 december 2020 viel verweerster in voor een zieke collega en was zij belast met veiligheidschecks bij de ingang via de oprit (ramp) naar een vliegtuig. Die dag deed zich een incident voor waarbij 8 kilo cocaïne in een van de toiletten van een vliegtuig is aangetroffen.
2.4.
Op 11 december 2020 is verzoekster hiervan op de hoogte gesteld. Uit onderzoek is gebleken dat de drugs aan boord van het vliegtuig is gekomen middels onderlinge samenwerking van de werknemers van verschillende instanties, waaronder die van verzoekster. Behalve verweerster was/waren op die dag ook nog een of meerdere werknemer(s) van verzoekster aan het werk. Een van de werknemers die door verzoekster met het incident is geconfronteerd heeft zelf ontslag genomen.
Op 5 januari 2021 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen verzoekster en verweerster. Volgens verzoekster is verweerster, bij brief van 5 januari 2021, ontslag op staande voet aangezegd, volgens verweerster is zij toen op non-actief gesteld.
2.6.
Bij brief van 26 januari 2021 heeft verzoekster SOAW verzocht om toestemming te geven tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst.
2.7.
Op 25 maart 2021 heeft SOAW de gevraagde toestemming geweigerd (wegens weinig onderbouwing en motivering). Partijen zijn hiervan op 6 april 2021 op de hoogte gesteld.
2.8.
Verweerster heeft vervolgens verzoekster gevraagd wanneer zij weer kon komen werken, eerst via een app en daarna bij brief van 14 oktober 2021.
2.9.
Verzoekster heeft het loon van verweerster tot op heden doorbetaald.

3.Het geschil

Verzoekster verzoekt het Gerecht om bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad, zakelijk weergegeven, de arbeidsovereenkomst tussen partijen per direct te ontbinden op grond van gewichtige redenen en zonder toekenning van een vergoeding aan verweerster, met veroordeling van verweerster in de proceskosten.
Verzoekster legt, naast de vaststaande feiten, aan de vordering ten grondslag dat sprake is van gewichtige redenen, bestaande uit de ernst van de fout die is begaan door verweerster, althans het gebrek in de uitvoering van de werkzaamheden van verweerster, althans veranderingen in de omstandigheden (gebrek aan vertrouwen).
3.3.
Verweerster voert verweer.
3.4.
Als zelfstandig tegenverzoek verzoekt verweerster om weder te werkstelling en/of herstel dienstverband.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
In het midden wordt gelaten of verzoekster verweerster op 5 januari 2021 op staande voet heeft ontslagen (standpunt verzoekster) of niet (standpunt verweerster). De door verzoekster gestelde ontslagbrief maakt geen onderdeel van het dossier, terwijl verweerster stelt dat zij op non-actief is gesteld en haar badge heeft moeten inleveren. Nu het loon al die tijd is doorbetaald en door verzoekster een ontslagvergunning is aangevraagd en gelet op het onderhavige ontbindingsverzoek gaat het gerecht, met verzoekster, er vanuit dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen nog bestaat.
het ontbindingsverzoek
4.2.
Ingevolge artikel 7A:1615w, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) is ieder der partijen te allen tijde bevoegd zich wegens gewichtige redenen tot de rechter te wenden met het schriftelijk verzoek de arbeidsovereenkomst ontbonden te verklaren. Als gewichtige redenen worden ingevolge het tweede lid beschouwd omstandigheden welke een dringende reden als bedoeld in artikel 1615o, eerste lid, BW zouden hebben opgeleverd, alsook veranderingen in de omstandigheden welke van dien aard zijn, dat de dienstbetrekking billijkheidshalve dadelijk of na korte tijd behoort te eindigen. Ingevolge artikel 7A:1615p, eerste lid, BW worden voor de werkgever als dringende redenen in vorenbedoelde zin beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die ten gevolge hebben dat van de werkgever redelijkerwijs niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Bij de beoordeling van de vraag of van zodanige dringende reden sprake is, moeten alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking worden genomen.
4.3.
dringende redenen
Verzoekster verwijt verweerster dat zij een ernstige fout heeft begaan in de uitvoering van haar werkzaamheden met (mede) als gevolg dat er 8 kilo drugs aan boord van de vliegtuig van een klant van verzoekster is gekomen. Ter zitting heeft verzoekster verklaard niet te kunnen bewijzen dat verweerster een strafbaar feit heeft gepleegd, doch dat via camera beelden gezien is dat de medewerkster, die zelf ontslag heeft genomen, via de deur waar verweerster staat binnen komt en de tas met drugs in het toilet neerlegt. Wat daar ook van zij, die camera beelden zijn niet aan verweerster getoond, zodat zij zich niet tegen dit verwijt kan verweren behalve dan het betwisten dat zij een ernstige fout heeft begaan. Ook ter zitting zijn deze beelden niet getoond. De stelplicht en de bewijslast ten aanzien van het bestaan van de dringende reden liggen in dit geval bij verzoekster. In een ontbindingsprocedure als de onderhavige komt het aan op een betrekkelijke snelle beoordeling van de feiten, waarbij voor bewijslevering geen plaats is. Dit heeft tot gevolg dat de door verzoekster aangevoerde dringende reden niet vast is komen te staan.
4.4.
veranderingen in de omstandigheden
Vervolgens komt het Gerecht toe aan de vraag of sprake is van dusdanige veranderingen in de omstandigheden dat van verzoekster niet gevergd kan worden de dienstbetrekking met verweerster voort te zetten.
4.5.
Nu verzoekster stelt geen vertrouwen meer te hebben in verweerster behoort een zinvolle en vruchtbare voortzetting van de arbeidsovereenkomst niet meer tot de reële mogelijkheden. Dit leidt tot de slotsom dat sprake is van veranderingen in de omstandigheden, die een gewichtige reden vormen, welke van dien aard zijn dat de arbeidsovereenkomst op korte termijn behoort te eindigen. De arbeidsovereenkomst zal worden ontbonden met ingang van 1 mei 2022.
4.6.
vergoeding
Dat brengt het Gerecht tot de vraag of een vergoeding naar billijkheid passend is. Gelet op het korte dienstverband en de omstandigheid dat het loon al die tijd (ruim 15 maanden al!) is betaald en doorbetaald dient te worden tot de in 4.5. bedoelde datum van ontbinding, zonder dat verweerster daarvoor heeft hoeven werken, is het gerecht van oordeel dat een vergoeding niet op haar plaats is.
ten aanzien van het zelfstandig verzoek
4.7.
Gelet op de beslissingen ten aanzien van het ontbindingsverzoek wordt het verzoek tot wedertewerkstelling afgewezen.
Proceskosten in de ontbindingszaak en het zelfstandig verzoek
4.8.
Gelet op de aard van de procedure worden de proceskosten gecompenseerd.

5.De beslissing

Het Gerecht:

ter zake het ontbindingsverzoek
5.1.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 mei 2022;
ter zake het zelfstandig tegenverzoek
5.2.
wijst de wedertewerkstelling / het herstel dienstverband af;
ter zake het ontbindingsverzoek en het zelfstandig tegenverzoek
5.3.
compenseert de proceskosten in die zin dat elk der partijen de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. U.I.D. Luydens, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 14 april 2022.