ECLI:NL:OGEAC:2022:80

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
25 maart 2022
Publicatiedatum
19 april 2022
Zaaknummer
CUR202200762
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot staking van watersportactiviteiten in de Vissershaven door hinder van jetski's

In deze zaak, die zich afspeelt in de Vissershaven van Curaçao, heeft eiser, een visser, een kort geding aangespannen tegen gedaagde, die jetski-tochten organiseert. Eiser stelt dat de aanwezigheid van de jetski's de masbangu's, een vissoort waarvan hij afhankelijk is voor zijn inkomen, belemmert om in de haven eitjes te leggen. Eiser heeft geen scholen masbangu meer gevangen in de Vissershaven en vordert dat gedaagde zijn activiteiten staakt. Gedaagde betwist dat zijn activiteiten schadelijk zijn voor de masbangu's en stelt dat hij geen hindervergunning nodig heeft. De rechter oordeelt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de jetski's de masbangu's wegjagen en dat er geen bewijs is dat gedaagde onrechtmatig handelt. De vordering van eiser wordt afgewezen, en hij wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Afdeling civiel
Zaaknummer: CUR202200762
Vonnis in kort geding d.d. 25 maart 2022
inzake
[EISER],
te Curaçao,
eiser,
gemachtigden: mrs. C.A. Peterson en S.I. Da Costa Gomez,
tegen
[GEDAAGDE],
handelende onder de namen CHICHI CARIBBEAN TOURS, CHICHI JETSKI,
te Curaçao,
gedaagde,
gemachtigde: mr. D.I. Doornbos.

1.Verloop van de procedure

Het procesverloop laat zich als volgt samenvatten:
- het verzoekschrift van eiser van 16 februari 2022;
- de nadere producties van eiser en gedaagde;
- de bezichtiging ter plaatse op 16 maart 2022, 8.15 uur;
- de behandeling ter zitting op 16 maart 2022, 14.30 uur;
- de ter zitting door de gemachtigden voorgedragen pleitnotities.
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

In dit kort geding wordt het volgende als vaststaand aangenomen:
a. a) Eiser is visser van beroep. Hij vist sinds 1993 vanuit de Vissershaven Marie Pampoen (hierna: de Vissershaven). De Visserhaven vormt een (deels door golfbrekers aangelegde) inham in de Caribische Zee ter hoogte van Marie Pampoen (Dr. Martin Luther King Boulevard x Rotterdamweg).
b) Eiser heeft een visvergunning voor het vissen met een treknet (reda) in de wateren ‘tussen Pier Maripampun en Marichi’. Eiser vist onder meer op masbangu.
c) Masbangu’s leggen hun eitjes in inhammen in de kustlijn. Als de eitjes gelegd zijn, blijven de masbangu’s er ter bescherming in een school boven zwemmen. Dit over een periode van ongeveer drie weken. In die fase zijn de masbangu’s rustig. De school vissen kan gedurende die periode in de inham worden ingesloten met een treknet. Al naar gelang de markt, worden in die weken masbangu’s voor de verkoop uit het water gehaald. Na een paar weken verlaten de jonge uit de eieren gekomen masbangu’s de baai. Als zij op hun beurt aan eierenleggen toe zijn, doen ze dat vaak op de plek van hun geboorte. Dit gebeurt 4 a 5 keer per jaar.
d) Gedaagde organiseert sinds 2018 vanuit de Vissershaven tochten met jetski’s langs de zuidkust van Curaçao voor toeristen en anderen. Hij heeft daarvoor doorgaans vijf jetski’s in bedrijf. De jetski’s vertrekken vanaf het strand van de Vissershaven en leggen daar na terugkeer weer aan.
e) Eiser heeft de afgelopen drie jaren in de Vissershaven geen scholen masbangu meer gevangen. In een andere inham binnen zijn visgebied, bij Baoase Hotel, lukt dat nog wel. Die plek heeft voor eiser praktische bezwaren.
f) Eiser heeft gedaagde erop gewezen dat de jetski’s van gedaagde volgens eiser de masbangu’s ervan weerhouden de Vissershaven te gebruiken om eitjes te leggen. Tussen partijen is, ook met tussenkomst van het Ministerie van Economische Zaken, overleg gevoerd over hun beider bedrijfsuitoefening. Tot een akkoord heeft dit niet geleid.

3.De vordering

3.1.
Eiser vordert, samengevat, veroordeling van gedaagde om zijn watersportbedrijfsactiviteiten in de Vissershaven te staken en gestaakt te houden, op straffe van een dwangsom.
3.2.
Gedaagde voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering.

4.De beoordeling

4.1.
Eiser legt aan zijn vordering ten grondslag dat gedaagde onrechtmatig jegens hem handelt door zonder hindervergunning zijn bedrijf uit te oefenen en door met zijn bedrijfsactiviteiten – het in- en uitvaren van de Vissershaven met jetski’s – te belemmeren dat masbangu’s de Vissershaven kiezen als plek om eitjes te leggen en samen te scholen. Eiser stelt daardoor visvangst en dus inkomsten mis te lopen. Gedaagde betwist onrechtmatig te handelen en betwist dat eiser door zijn bedrijfsactiviteiten schade lijdt.
4.2.
Uit de stukken en het besprokene ter zitting blijkt dat eerder is gekeken naar mogelijkheden voor een oplossing. In het door MEO opgestelde voorstel voor een regeling wordt vermeld dat gedaagde met zijn jetski’s terecht zal kunnen op het wat oostelijker gelegen Playa Marie Pampoen, na afronding van de herinrichting van de kuststrook tussen dat strand en de Vissershaven. Ter zitting heeft gedaagde echter te kennen gegeven dat die optie inmiddels van de baan is, omdat, anders dan eerder gepland, Playa Marie Pampoen niet met de auto (voor het brengen en ophalen van de jetski’s) bereikbaar zal zijn. Gedaagde heeft ook gezegd dat is besproken of gedaagde met zijn jetski’s naar de westelijke kant van de Vissershaven kan uitwijken, bij een daar aan te leggen golfbreker. Die optie is echter nog niet concreet, zodat ook daarmee in dit kort geding geen rekening kan worden gehouden.
4.3.
Beoordeeld dient te worden of de stellingen van eiser zijn vordering in dit kort geding kunnen dragen dat gedaagde zijn bedrijfsactiviteiten staakt. Dat is niet het geval. De stellingen van eiser zijn door gedaagde gemotiveerd betwist, en binnen het kader van deze spoedprocedure kan niet worden vastgesteld of de stellingen van eiser juist zijn.
4.4.
Wat betreft het eerste verwijt dat eiser gedaagde maakt, het feit dat gedaagde opereert zonder hindervergunning, heeft gedaagde met verwijzing naar een e-mailbericht gesteld dat hij bij de overheid navraag heeft gedaan of een hindervergunning verplicht is, maar dat hem te verstaan is gegeven dat dat voor zijn bedrijf niet hoeft. Met verwijzing naar rechtspraak in Nederland, heeft gedaagde onderbouwd dat bij zijn bedrijf geen sprake is van activiteiten die plaatsvinden “binnen een zekere begrenzing” zoals bedoeld in onze Hinderverordening. In dit kort geding kan gelet op dit verweer niet worden aangenomen dat gedaagde een hindervergunning moet hebben. Aan het ontbreken daarvan kunnen dus geen gevolgen worden verbonden.
4.5.
Gelet op de betwisting door gedaagde, kan in dit kort geding ook niet worden aangenomen dat er een verband is tussen de komst van de jetski’s in de Vissershaven en het wegblijven van de masbangu’s. Daarvoor zouden in elk geval de volgende vragen moeten worden beantwoord, wat nog niet is gebeurd:
- werden er voor 2018 wel scholen masbangu in de Vissershaven gevangen, en zo ja, wanneer en hoe vaak?
- heeft het in- en uitvaren van de jetski’s, wat volgens gedaagde met minimale snelheid en zonder geluid van betekenis gebeurt, inderdaad een negatieve invloed op de locatiekeuze van masbangu’s voor het leggen van hun eitjes?
- is de eventuele negatieve invloed van de jetski’s van gedaagde doorslaggevend, of kan het ook zijn dat de masbangu’s wegblijven door het volgens gedaagde veel rumoeriger komen en gaan van (vissers)boten met motoren of door andere oorzaken?
- hoe is te verklaren dat de masbangu’s kennelijk ook wegbleven toen gedaagde als gevolg van de coronapandemie en het wegvallen van toerisme nauwelijks tours had?
4.6.
Gelet op het voorgaande kan in dit kort geding niet worden aangenomen dat in een eventuele bodemprocedure zal worden geoordeeld dat gedaagde onrechtmatig jegens eiser handelt. Er is dan ook geen plaats voor een ingrijpende voorlopige maatregel – staking van het bedrijf – zoals door eiser gevorderd.
4.7.
De vordering van eiser zal worden afgewezen. De overige verweren van gedaagde behoeven geen bespreking. Eiser zal als de in het ongelijk te stellen partij de proceskosten moeten dragen.

5.Beslissing

Het Gerecht:
rechtdoende in kort geding:
5.1.
wijst af het gevorderde;
5.2.
veroordeelt eiser in de kosten van het geding, aan de zijde van gedaagde begroot op NAf 1.500 voor salaris gemachtigde, bij uitblijven van betaling te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de uitspraak van dit vonnis.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.E. de Kort, rechter, en getekend en op 25 maart 2022 in het openbaar uitgesproken door mr. F.V.L.M. Wannyn.